Binnenkort plannen we terug te gaan en onze mouwen opnieuw op te stropen om de mensen te helpen.
Het is echter een strijd die niet enkel mag en kan gestreden worden met burgerinitiatieven.
“Avez-vous une tente pour une grande famille s’il vous plait?” Aan de ingang van het vluchtelingenkamp te Duinkerke worden we aangesproken door een vrouw. Ze staat druk te gesticuleren met haar armen. De vrouw blijkt een lokale vrijwilligster en regelt basismateriaal voor een Syrische familie, die twee gezinnen telt. Twee vrouwen, twee mannen en 7 kinderen tussen 3 en 10 jaar, schat ik zo. Zij zitten op de grasberm net voor de ingang naar het kamp. Het pad is een lang kleipad met verzopen stukken aarde, die stilaan tot een zompige kleimassa is omgevormd. Aan de overkant van het pad staan een aantal netjes ogende burgerlijke huizen. Het contrast tussen twee werelden.
We zijn met een groepje van vijf vrijwilligers net op weg naar een ander gezin. In de handen van één van ons, een grote gezinstent. Deze hebben we reeds beloofd aan een ander gezin. Veel ogen kijken ons aan. Ik kijk naar mijn collega's, die niet direct weten wat te zeggen. 'Maar we kunnen straks misschien nog kijken voor een tent?’ Nu toch eerst richting het gezin dat we eerder enkele spullen zouden geven.
We kwamen hen tegen aan één van de weinige shelters aan de rechterkant van het kamp. Naast de shelter staan hun tentjes, het zijn slechts twee kleine tentjes voor een gezin van vijf. Het gezin is er zelf nog niet zo lang, we leiden dit vooral af uit de weinige spullen die ze hebben. De communicatie loopt niet eenvoudig. De man stelt zich voor als 'Vikram', hij slaat daarbij met zijn handpalm zachtjes op zijn borstkas. Hij herhaalt zijn naam dan nogmaals: 'Vikram'. Tot daar de babbel, de rest van de communicatie gebeurt via handgebaren, veel “euhm” en “mja” en van dat 'Eigen Kweek'-Engels. Op een blaadje krabbel ik 'tent, matrassen, dekens, slaapzakken, melk, water, hout, verzorgingspakket, pot, en nog iets dat ik achteraf niet meer leesbaar vind.
Net als we willen vertrekken, komt een jongeman uit zijn tent gekropen. De tent ligt pal naast de shelter van Vikram. Hij oogt mager en is slechts gekleed in een zomerhemd. Een paar tellen later wordt hij vergezeld door twee andere jongemannen. Ze staren ons aan, maken aanstalten om iets te zeggen, maar de woorden zijn voor mij slechts een opeenvolging van klanken. We kunnen enkel achterhalen dat ze afkomstig zijn uit Vietnam. Een van de jongemannen bibbert van de kou. Hij tikt me aan met zijn magere vingers en gebaart me om mee te komen naar een tent. Hij kijkt me aan en zegt: 'lady', 'lady'. Hij roept iets richting de tent, een jonge vrouw komt te voorschijn. Al kuchend komt ze naar buiten, ze ziet bleek, hoest en kucht om de 20 seconden. Ik vermoed dat ze koortsig is, maar durf haar bijna niet aanraken, bang om zelf ziek te worden. Ik bel Evi, zij is een verpleegster en is voor de eerste keer mee naar Duinkerke. Ze heeft haar handen vol aan de vele zieken met koorts, infecties op de luchtwegen en/of diarree. Evi zegt dat ze volop bezig is met een jong meisje die ziek in een tentje ligt en dat het nog even kan duren. We beslissen om terug te keren naar de parking waar onze wagens staan om het materiaal op te halen dat we nodig hebben voor Vikram en voor de Vietnamese jongens. We nemen de zieke jongedame mee en brengen haar richting Evi.
Naast Evi zit een Vlaamse jongeman. Ik kwam hem al eerder tegen op de parking. Met zijn handschoenen van latex opende hij toen een tas die hij bij zich had. In die tas zat medicatie, injectienaalden,... Hij vertelde dat hij als arts wel wist wat te doen in het kamp. Hij liet een doos met wegwerphandschoenen rondgaan en adviseerde iedereen om die aan te doen uit gevaar voor besmetting van allerhande ziektes als malaria, aids,... die aanwezig zijn in het kamp. Enkele dagen na ons bezoek zal blijken dat het bangmakende sensatiepraatjes van een zelfverklaarde arts zijn. Pijnlijk grof en vreselijk dat de mensen in het kamp met dergelijke 'vertrouwensfiguren' in aanraking komen.
We laten de zieke jongedame in handen van verpleegster Evi en halen ondertussen spullen op bij de wagens. We laden onze rugzakken vol en zeulen kartonnen dozen met dekens, een zak truien en jassen en andere spullen naar de plek waar Vikram en de Vietnamese mensen zitten. Onderweg worden we aangesproken door mensen die vragen om de slaapzak die we vast hebben, de flessen water die we dragen, de rugzak die ik aanheb of het pak toiletpapier die ik mee heb. Het is moeilijk om uit te leggen dat je het materiaal eigenlijk voor iemand anders mee hebt, terwijl je weet dat ook zij niets hebben. Dan maar uitdelen en terugkeren naar de auto's om dezelfde spullen (en deze keer nog wat extra), omdat je weet dat je dit scenario zich nog wel een aantal keer zal herhalen.
In de vooravond geraak ik nog kort aan de praat met Amran, hij blijkt afkomstig uit Afghanistan. De blik van Amran is er één van een norse man, maar eigenlijk is hij best goedlachs. Zijn wenkbrauwen vormen 1 dikke zwarte penseelstreep. Terwijl hij spreekt, komt er telkens een rij gebroken tanden te voorschijn. Hij spuwt ook telkens een beetje wanneer hij spreekt. Ik vraag hem hoe lang hij er al is en hoe hij zijn dagen vult. Hij is blij dat hij er is. Tegelijk voelt hij zich schuldig ten opzichte van zijn achtergebleven familieleden. Hij zegt dat hij weigert te geloven dat het de laatste keer was dat hij zijn grootvader zag. Hij zal hem allicht ontmoeten in een beter leven.
Waar dat dan is, dat weet niemand. Alles is beter dan het niemandsland waar hij zich nu in bevindt, denk ik bij mezelf.
Ik heb Facebook al vaak vervloekt, maar het is ook een zegen. We kregen massaal veel respons op onze oproep tot hulpgoederen. Dankzij zeer veel mensen hebben we heel wat materiaal kunnen uitdelen. Materiaal dat snel gereduceerd wordt tot wegwerpartikelen wegens nat of vuil geworden. Binnenkort plannen we terug te gaan en onze mouwen opnieuw op te stropen om de mensen te helpen.
Het is echter een strijd die niet enkel mag en kan gestreden worden met burgerinitiatieven. Gemeentes, provincies, politici hebben hier een verpletterende verantwoordelijkheid! Hoe komt het toch dat deze mensonterende situatie zich geen weg baant naar het geweten? Hoe kunnen zij, die hier verantwoordelijk voor zijn, toch rustig slapengaan? Onbegrijpelijk.