Cijferillusionisme als cultuurbeleid

Het is cijferweek: alle partijprogramma’s worden op hun haalbaarheid nagerekend. Laten we ons op voorhand toch maar al schrapzetten tegen cijferillusionisme: het verschil tussen het wereldbeeld dat ons met getallen wordt voorgehouden en de eigenlijke werkelijkheid die zo wordt toegedekt.
Cijferillusionisme als cultuurbeleid
 

Deze week wordt cijferweek: alle partijprogramma’s zijn op hun haalbaarheid nagerekend. Maar laten we ons op voorhand toch maar al schrapzetten tegen cijferillusionisme: het verschil tussen het wereldbeeld dat ons met getallen wordt voorgehouden en de eigenlijke werkelijkheid die zo wordt toegedekt.

Een treffend voorbeeld daarvan vinden we in het in cultuurbeleid. Voormalig Cultuurminister Bert Anciaux had de luxe op post te zijn in de periode nog voor de bankencrisis, waardoor hij via een significante budgetverhoging inhoudelijke kritiek op zijn beleid de wind uit de zeilen kon nemen. Want wie kan er nu boos zijn op sinterklaas?

Joke Schauvliege daarentegen kwam aan zet in juli 2009, op een moment dat de kaalslag op cultuur elders in Europa al flink op gang kwam. Als uittredend Cultuurminister wil zij nu de geschiedenis ingaan als de ijverige boekhoudster die er toch maar eventjes in slaagde om zelfs in tijden van crisis voor een budgetverhoging te zorgen. Ze plakt er in menige verklaring zelf een getal van 3 miljoen euro op.

Hoger of lager?

Meer of minder middelen, het hangt er maar vanaf met wat je vergelijkt. Helaas wordt haar goed nieuws compleet tegengesproken door de cijfers op de website Cultuur van de Vlaamse Overheid.

Het budget voor cultuur in 2009 bedroeg 453.648.000 euro, op een totale Vlaamse begroting van 27.513.819.000 euro. Omgerekend was dat 1,6% voor cultuur. In 2013 bedraagt het cultuurbudget 445.720.000 euro, op een totaal van 27.256.002.000 euro. Opnieuw in verhouding 1,6%.

Je hoeft dus geen rekenwonder te zijn om vast te stellen dat het cultuurbudget sinds 2009 met 8 miljoen euro is gedaald. De verhouding tot het totale budget, dat ook daalde, bleef weliswaar stabiel. Maar los van het feit dat dit neerkomt op minder middelen, moeten we toch ook in rekenschap brengen dat de cultuursector intussen onvermijdelijk systematisch duurder is geworden door de stijging van de levensduurte alsook de uitbreiding aan taken en initiatieven.

Voor de cultuursector speelt daarbij de zogenaamde wet van Baumol: de relatieve kosten kennen een opwaartse tendens. Bij een industriële productie, bijvoorbeeld, kan dankzij automatisering en arbeidsdeling de kostprijs per eenheid dalen bij een stijgende productie. Voor de sector van kunst en cultuur geldt doorgaans het omgekeerde: grotere productie vereist daar evenredig meer volk. Slotsom: in feite is de cultuursector sinds 2009 niet meer geïndexeerd.

Cultuur in coma

Desondanks stellen we vreemd genoeg vast dat heel wat Vlaamse cultuurmanagers er gerust in zijn: er is geen reden tot paniek want het budget “is er toch net op vooruitgegaan”? Meer nog: wie erop wijst dat overal in Europa fors bespaard wordt op kunst en cultuur, of dat in Vlaanderen steden en gemeenten dit jaar maar liefst 10% besparen op cultuur, wordt al eens weggezet als een agitator, als iemand met een linkse politieke agenda.

De realiteit van de cultuurcijfers is nochtans ontluisterend. Naast het Vlaamse budget, pakweg 40 miljard euro, is er ook het federale budget van circa 100 miljard euro (inclusief sociale zekerheid). Tegenover die twee budgetten vertegenwoordigt het cultuurbudget van ongeveer 460 miljoen amper 0,3%.

Maar toch reproduceren politici, wellicht om zichzelf zo het imago van goede manager aan te meten, de vooroordelen tegen de “culturo’s”: dat de subsidieslurpers in de hoek van de kunsten zitten, dat er daar veel vet op de soep zit, en dat de sector sowieso kwistig en inefficiënt met middelen omspringt.

De waarheid ligt daar ver van: als wij onze ambities inzake kunst en cultuur echt willen waarmaken, moeten we dat budget eigenlijk verdubbelen. Politici kunnen, zeker in verkiezingstijd, heel lyrisch doen over kunst en cultuur. Maar de nodige ondersteuning voorzien, is blijkbaar onbespreekbaar. Met als gevolg dat heel wat sectorleden inderdaad keer op keer moeten herhalen dat zij eigenlijk niet de middelen hebben om echt te realiseren wat van hen wordt verwacht. Het pijnlijke gevolg is dan dat de sector het imago krijgt altijd maar over centen te zeuren, het handje omhoog.

Prioriteiten

De realiteit is dat veel kunstenaars amper of niet betaald worden, dat heel wat cultuurhuizen elke eurocent omdraaien en op stagairs en vrijwilligers moeten rekenen voor de primaire werking, met tijdelijke contracten werken, van subsidieronde naar ronde in onzekerheid leven en zich daarom geen ondernemerschap in functie van de lange termijn kunnen permitteren, hoewel dat wel van hen wordt verwacht.

Of dat ze vooral veel tijd en geld verliezen aan doorgaans onzinnig evaluatiemanagement dat de overheid hen oplegt, in de geest van New Public Management uit de jaren 1990, dat ervan uitgaat dat overheidsinstanties als bedrijven gerund moeten worden. We weten intussen op welke verspillende, nefaste bonuscultuur dat is uitgedraaid bij De Post, ASLK, NMBS…

Omdat men simpelweg niet het volk in dienst heeft om die administratie allemaal zelf te doen, besteden cultuurhuizen dat planningswerk uit aan prijzige studiebureaus en consultants. Een flink aandeel van de schaarse middelen gaat zo verloren voor de overbodige interne boekhouding van de overheid.

Kiezen voor kunst

De harde realiteit achter het cijferillusionisme is dus dat cultuur op de schopstoel zit, al besteden we er minder dan 1% aan. Met cultuur kan je blijkbaar in tijden van verkiezingen niet scoren. Open VLD wil wel 5 miljard subsidies voor bedrijven vrijmaken, een verkiezingsbelofte die goed is voor 10 maal het totale cultuurbudget. En dat bovenop de vele miljarden aan fiscale voordelen en subsidies voor vooral de grote bedrijven.

Pieter De Crem, partijgenoot van onze Cultuurminister, pleit voor de aankoop van 40 nieuwe straalvliegtuigen, in lijn met de afspraken die eigenlijk reeds met de NAVO zijn gemaakt. Geschatte kostprijs: 6 miljard euro.

Gerard Mortier antwoordde ooit op de persconferentie naar aanleiding van het begin van de eerste Ruhrtriënnale op de vraag van een journalist “of dat allemaal niet een beetje te veel kost”: “Mijnheer, weet u hoeveel één Amerikaanse tank in Irak kost? (Het was toen net het begin van de Amerikaanse invasie in Irak.) Weet u wat ik zou kunnen doen met het geld van één kruisraket? Waar wilt u dat een maatschappij in investeert? In kruisraketten of in Cultuur?”

Tot slot, of N-VA in de volgende regering zit, dat zal 25 mei uitwijzen. Dat Open VLD en CD&V wél van de partij zijn, daar kunnen we eigenlijk al vanuit gaan. We weten ook bij welke cijfers zij de prioriteiten leggen. Wie voor kunst kiest, kiest dus best kritisch.

Robrecht Vanderbeeken is filosoof, lid van de Vooruitgroep en dramaturg bij Victoria Deluxe.