armoede (op den) buiten

In het armoededebat staat meestal de (groot)stedelijke problematiek centraal. Het armoedebeleid was de voorbije jaren in de eerste plaats een stedelijk beleid en subsidies gingen voornamelijk richting centrumsteden. Het platteland verdween uit het blikveld.
armoede (op den) buiten
 

De geur van vers gemaaid gras en pas geoogst koren. Genieten van mooie landschappen en vergezichten. Een toevluchtsoord van rust uit het drukke stadsleven. Gemoedelijkheid en persoonlijke contacten. Het platteland op zijn mooist. Het platteland als een idyllische plaats. Onzichtbaar en verborgen in dit plaatje is de harde realiteit van een leven in armoede.

In het armoededebat staat meestal de (groot)stedelijke problematiek centraal. Het armoedebeleid was de voorbije jaren in de eerste plaats een stedelijk beleid en subsidies gingen voornamelijk richting centrumsteden. Het platteland verdween uit het blikveld. Toch vormt een leven in armoede ook op het platteland de harde dagelijkse realiteit voor vele mensen.

Armoede heeft een ander gezicht op het platteland: de armoedepercentages liggen er algemeen dan wel lager dan in de grote steden, maar sommige groepen - zoals ouderen, alleenstaande ouders… - lopen dan weer extra risico. Ook is armoede op het platteland minder zichtbaar. De uitgestrektheid van landelijke gemeenten zorgt namelijk voor een grotere verspreiding van de problematiek. Bovendien durven veel plattelandsbewoners uit schaamte niet met hun problemen naar buiten komen. In een kleinere dorpsgemeenschap is er minder anonimiteit en mensen zetten er niet zo snel de stap naar de formele hulpverlening. Dit maakt dat armoede op het platteland minder meetbaar is, en daardoor ook minder zichtbaar en vaak vergeten…

Met de campagne ‘Armoede (op den) buiten’ wil Welzijnszorg deuren openen en de problematiek van plattelandsarmoede naar buiten brengen.

1. Diensten en voorzieningen

Een klein buurtwinkeltje, de warme bakker, de groenteboer, de slager en het café verdwijnen her en der uit het dorpsbeeld. Mensen moeten noodgedwongen richting de dichtstbijzijnde grotere gemeente of stad om hun dagelijkse boodschappen te doen. Maar ook post- en bankkantoren, zorg- en onderwijsinstellingen, sport- en culturele centra trekken weg naar meer centrale plaatsen. Landelijke gebieden worden gekenmerkt door een kleiner aantal aanwezige diensten en voorzieningen waardoor regelmatige verplaatsingen een must zijn.

De bereikbaarheid van heel wat diensten en voorzieningen wordt steeds minder vanzelfsprekend. Mensen met een beperkte mobiliteit, ondervinden de meest negatieve gevolgen door de centralisatie van verscheidene diensten en voorzieningen.
Het is ook onmogelijk om in elk dorp een dienst te voorzien die op elke vraag een geschikt en juist antwoord kan geven.

Tegelijkertijd verzwakt op die manier het sociale weefsel binnen het dorp, omdat net die diensten en voorzieningen traditioneel een knooppunt zijn van sociale contacten en ontmoetingen tussen mensen. Het zijn plaatsen waar mensen over koetjes en kalfjes kunnen praten, waar ze een sociaal netwerk kunnen uitbouwen. Een zwakker sociaal netwerk verhoogt vaak de kansen op vereenzaming en sociaal isolement. Een sterk sociaal netwerk daarentegen kan mensen ondersteunen en versterken.

2. Mobiliteit

Paradoxaal genoeg neemt net het openbaar vervoer op het platteland af met het wegtrekken van diensten en voorzieningen. Maar voldoende mogelijkheden hebben om je te kunnen verplaatsen, is nochtans belangrijk voor de leefbaarheid van kleinere dorpen en gemeenten. In de realiteit is dit een belangrijk knelpunt. Niet iedereen beschikt over een wagen en heeft op deze manier vlot(ter) toegang tot de stedelijke voorzieningen zoals werk, ontspanningsmogelijkheden, ziekenhuis… De bus brengt mensen wel van en naar grotere steden, maar de verbindingen zijn vaak slecht en beperkt. Daarnaast rijden er nauwelijks bussen tussen deelgemeenten. Een belbus blijkt jammer genoeg vaak geen soelaas te bieden. Twee uur op voorhand moeten reserveren, niet vroeg in de ochtend of laat op de avond en een beperkt aantal opstapplaatsen, maakt de belbus geen ideale oplossing voor onder andere woon-werkverkeer.

In bepaalde plattelandsgebieden kan men rekenen op de inzet van vrijwilligers van bijvoorbeeld mindermobielencentrales maar de kostprijs van zo’n systeem blijft voor vele mensen een enorme drempel.

Door de uitgestrektheid van landelijke gemeenten, de beperkte aanwezigheid van voorzieningen en het beperkte aanbod van het openbaar vervoer, is er op het platteland steeds meer vervoersarmoede. De vervoersproblematiek beknot mensen in het volwaardig kunnen deelnemen aan het openbare leven of zelfs in het voorzien in hun basisbehoeften. Voor sommige bewoners is het dan ook een extra factor in hun sociaal isolement.

3. Lokaal armoedebeleid

Een gemeentebestuur dat effectieve antwoorden kan bieden op concrete vragen en problemen van haar bewoners, is een gemeente die over voldoende bestuurs- en daadkracht beschikt. Financieel hebben veel plattelandsgebieden het echter moeilijk, wat een invloed heeft op hun bestuurskracht. De keuze van een lokaal bestuur voor een sterk armoedebestrijdingsbeleid is niet steeds eenvoudig. Wanneer armoede minder zichtbaar is, leeft dit bovendien minder bij de inwoners. Toch moeten ook gemeenten op het platteland duidelijk kiezen om armoede uit te sluiten.

De kleine gemeenten en ocmw’s op het platteland krijgen te maken met een groeiend takenpakket zonder een evenredige groei in middelen. Problemen komen versnipperd en verspreid voor, zodat het erg moeilijk wordt om specifieke projecten op te starten.

Hoe kleiner de gemeente, hoe kleiner ook het OCMW. Hoewel er minder mensen zijn die een beroep doen op hulp, wonen zij wel veel verder uit elkaar. De beperkte personeelsploeg van het OCMW moet grotere afstanden afleggen om deze mensen te bereiken. Verplaatsingstijd is uiteraard tijd die je niet aan de mensen kan besteden. Omgekeerd is ook voor de mensen zelf de afstand tot het OCMW veel groter en de bereikbaarheid kleiner.

Daar komt ook nog de mentale drempel bovenop. In een kleine gemeente heb je niet de anonimiteit van de grote stad. De kans dat je iemand tegen het lijf loopt die je kent, is veel groter. Mensen schamen zich daarom nog vaker om de stap naar hulp te zetten.

Bepaalde groepen op het platteland, zoals ouderen en alleenstaanden, zijn het eerste slachtoffer van deze beperkte draagkracht van gemeenten en ocmw’s of van de kleinere inspanningen van de besturen. Deze mensen lopen daardoor een hoger risico op onderbescherming, wat betekent dat ze geen gebruik maken van de maatschappelijke dienstverlening waar ze recht op hebben. Op het platteland zijn ook minder armoedebestrijdingsorganisaties aanwezig om de belangen van mensen in armoede mee te verdedigen.

4. Huisvesting

Op het platteland zijn betaalbare huizen vaak talrijker in vergelijking met het aanbod in de steden. Dit trekt mensen in armoede aan. Maar de kwaliteit van de woningen weerspiegelt vaak deze lage prijs. De gebrekkige isolatie van de veelal oudere woningen brengt hogere energiekosten met zich mee. De lagere huurprijs wordt teniet gedaan door extra hoge energieprijzen. Hoewel renovatiewerken aan de woningen op het eerste zicht een oplossing lijken, betekent de verbeterde kwaliteit van de woning in de realiteit vaak ook een stijging van de huurprijs.

Ook de bereikbaarheid speelt een rol. Afgelegen gebieden kunnen dan wel goedkoper zijn voor je woonkost, andere zaken zoals de wekelijkse boodschappen worden moeilijker en soms duurder. Een buurtwinkeltje is nu eenmaal duurder dan de grote supermarkt. Die laatste kan je dan weer enkel bereiken met de wagen.

Oudere mensen met minder mogelijkheden wonen op het platteland dikwijls in oude, onaangepaste, onveilige en oncomfortabele woningen. Vaak zijn ze eigenaar van hun woning, maar hun kleine pensioen is vaak onvoldoende om de nodige renovatie- of herstellingswerken uit te voeren. Ook missen ze de kennis en vaardigheden om een beroep te doen op tegemoetkomingen hiervoor. Dit zorgt er voor dat ook bij hen de kosten, onder andere voor energie, dikwijls hoog oplopen.

Daarnaast is het aanbod op de sociale huisvestingsmarkt in landelijke gebieden erg beperkt, waardoor veel kwetsbare mensen uit de boot vallen. Maar we moeten wel waakzaam blijven wanneer we het aantal sociale woningen op het platteland opschroeven. Werk maken van sociale woningbouw op het platteland moet namelijk hand in hand gaan met een goede en vlot bereikbare dienstverlening.

 

Open deuren naar een leven zonder armoede, ook op den buiten. 
Daarom vragen wij:

1. Toegankelijke diensten in elke gemeente

Mensen in armoede hebben nood aan toegankelijke dienstverlening. In landelijke gemeenten komen de moeilijkheden door de afstand tot diensten extra naar voor. Dit is voor mensen in armoede en mensen met een beperkte mobiliteit een grote drempel.

Het is noodzakelijk dat elke gemeente een goed toegankelijkheidsbeleid ontwikkelt in samenspraak met mensen in armoede. Bestaande diensten kunnen hierin een rol spelen om mee creatieve oplossingen te bedenken. Via brievenbussen of bodes kunnen vragen of documenten naar centrale diensten gebracht worden. Elke burger moet een zo goed mogelijk antwoord krijgen op zijn vragen. Moeilijkere hulpvragen moeten op maat aangepakt worden, waarbij diensten bij de mensen aan huis gaan.

2. Basismobiliteit van mensen in armoede

Veel mensen in armoede op het platteland zijn vervoersarm. Door een beperkte mobiliteit blijven heel wat openbare diensten en maatschappelijke rechten voor hen buiten bereik. Basismobiliteit is een recht voor iedereen, ook op het platteland. Het openbaar vervoer, en in het bijzonder de belbus, speelt daarbij een belangrijke rol. Welzijnszorg vraagt:

- Dat de belbus gereserveerd kan worden via een gratis nummer en dat ook andere vragen over openbaar vervoer via dit nummer beantwoord worden.

- Dat cruciale haltes beter bereikbaar en deelgemeenten beter verbonden worden. Dit onder meer door het flexibeler maken van belbusgebieden in functie van de mobiliteit van kwetsbare groepen.

- Dat er een ‘sociale taxi’-systeem komt met een sociaal tarief om occasioneel vervoer van mensen in armoede mogelijk te maken. Voor de uitbouw kan beroep gedaan worden op mindermobielencentrales, vervoersdiensten, PWA-diensten, lokale dienstencentra of buurt- en nabijheidsdiensten …

3. Extra middelen in het plattelandsfonds specifiek voor kwetsbare groepen

Plattelandsgemeenten hebben nood aan extra ondersteuning en financiering. Zij kampen met lage inkomsten (weinig bedrijven, relatief arme bevolking) en grote noden (grote oppervlakte, onderhoud van de infrastructuur, toegankelijke dienstverlening verzekeren …). De Vlaamse Regering heeft het plattelandsfonds opgericht om landelijke gemeenten financieel te steunen. Ook de aandacht voor kwetsbare groepen moet met steun van dit fonds verhogen.

Welzijnszorg vraagt dat het fonds versterkt wordt met een extra investering van € 2 miljoen bovenop de € 8 miljoen die het fonds nu bevat en dat deze extra middelen gedurende de volgende regeerperiode specifiek ingezet worden voor kwetsbare groepen op het platteland. Zo kunnen gemeenten duurzaam inzetten op deze doelstelling. Op termijn moet de financiering van landelijke gemeenten structureel aangepakt worden.

4. Uitbreiden van het betaalbaar, kwalitatief woningaanbod

Het recht op wonen blijft voor veel mensen in armoede dode letter. Onbetaalbare huizen, woningen van slechte kwaliteit, discriminatie op de huizenmarkt… Deze problemen zijn niet nieuw maar blijvend actueel. Welzijnszorg vraagt:

- Forse uitbreiding van het aantal sociale huurwoningen. Meer dan 91.000 gezinnen die gemiddeld 1.089 dagen moeten wachten op een woning, dat kan niet langer. De beloofde inspanning, 43.000 extra woningen tegen 2023, moet versneld en verhoogd worden.

- Een echte huursubsidie voor iedereen op de wachtlijst moet deze periode overbruggen.

- Sociale verhuurkantoren (SVK’s) moeten in alle gemeenten in Vlaanderen actief zijn. Hiervoor moeten lokale besturen aansluiting zoeken bij een bestaand SVK of indien nodig meewerken aan de oprichting van een SVK met andere partners. De overheid moet de sector ondersteunen en verder bekendmaken bij huurders en eigenaar-verhuurders.