‘Ieder falen van de bestaande gemeenschap wordt gezien als veroorzaakt door zij die zogezegd geen deel uitmaken van die gemeenschap. Hoge werkloosheid wordt niet verklaard door processen van liberalisering en globalisering maar door migranten die ons werk zouden afnemen, de schuldencrisis wordt niet verklaard door het feit dat we banken moesten redden maar door luie Walen.’
BRUSSEL - Thomas Decreus, jong intellectueel & drijvende kracht achter de Shame-betoging van 2011, gaf dinsdag 24 september het startschot van het nieuw seizoen van de maandelijkse lezingenreeks ‘Beeldbrekers’ in de Pianofabriek. Deze Beeldbrekersreeks, een initiatief van Pianofabriek ism Kif Kif, Masereelfonds en MO*, tracht antwoorden te bieden op diverse uitdagingen waarmee de actuele superdiverse samenleving geconfronteerd wordt.
Eén van deze uitdagingen bestaat nog steeds uit de latente maar verziekende aanwezigheid van racisme binnen onze samenleving. Zowel op de werkvloer als in het dagdagelijkse leven stellen we vast dat racisme een schrijnend probleem blijft. In zijn lezing rond sociale rechtvaardigheid en de anti-racistische strijd ging Thomas Decreus op zoek naar de wortels van dit structureel racisme. Hij diepte daarbij één cruciale wortel uit, namelijk de huidige dominantie van de neoliberale ideologie.
OVER RACISME, NEOLIBERALISME & ANDERE DUIVELS
‘Racisme is een relatief begrip’. Zo beweerde Liesbeth Homans, schepen van sociale zaken en voorzitter van het Antwerpse OCMW, recent nog in een interview voor De Standaard. ‘Het wordt al te vaak gebruikt als een maatschappelijk excuus voor het persoonlijke falen’. Wanneer de vraag gesteld werd of ze zelf ooit getuige was van racisme, antwoordde de N-VA’ster: ‘Jullie doen alsof het een gruwel is, een misdaad tegen de menselijkheid’. Deze ontkenning van racisme als structureel & fundamenteel probleem is volgens Thomas Decreus, de eerste spreker in het nieuw seizoen van de Beeldbrekersreeks, geen ziekte die slechts enkele eenzaten in de samenleving besmet heeft. In een internetbevraging waarbij de Gazet van Antwerpen polst naar de mening van lezers omtrent de uitspraken van Homans, gaf 82% van de 10.000 respondenten haar volmondig gelijk. Slechts 10% vond de uitspraken onjuist en verwerpelijk. ‘Hoewel’, verduidelijkte Decreus, ‘het hier niet om een wetenschappelijke peiling gaat en we de resultaten dus met de nodige omzichtigheid moeten behandelen, wijst het gigantische percentage deelnemers dat Homans gelijk gaf in combinatie met het grote aantal deelnemers toch op een tendens’. Deze tendens bestaat er volgens Decreus uit dat, hoewel racisme nog steeds een reëel en structureel probleem is in Vlaanderen, het gros van de Vlamingen zichzelf niet als racistisch beschouwt. Naast een structureel racisme heerst er dus echter ook een structurele blindheid voor dit racisme.
In zijn lezing ging Decreus op zoek naar de wortels van dit structureel racisme en de structurele blindheid ten opzichte van het racisme. Hoe moeten we het hedendaagse racisme en de blindheid ertegenover begrijpen? Wat ligt er aan de basis van het hedendaagse racisme? En hoe komt het dat men er zo moeilijk in slaagt dat racisme te benoemen, laat staan te bestrijden? Deze vragen zijn uiteraard erg complex, en bovendien bestaat er geen eenduidig antwoord op. Decreus gaf een aanzet door zich te focussen op de invloed van het neoliberalisme op het hedendaagse racisme.
‘THERE IS NO ALTERNATIVE’, OF DE HEGEMONIE VAN HET NEOLIBERALE DENKEN
De relatie tussen racisme en neoliberalisme kan enkel begrepen worden, wanneer we de geschiedenis van de neoliberale ideologie kennen, en de positie die zij inneemt in de huidige maatschappij bevatten. Vandaar dat Decreus zijn pleidooi aanvatte met een korte verduidelijking van wat we juist moeten verstaan onder neoliberalisme, waar deze ideologie zijn oorsprong kent, en welke vorm het neoliberalisme vandaag de dag aanneemt.
Het neoliberalisme kent zijn roots in de politieke en economische tumult van de jaren '70. Met de ineenstorting van het Bretton Woods-systeem (1973), de oliecrisissen in '73 en '79, en de oplopende staatsschulden in verscheidene westerse landen, kregen staatsleiders zoals Reagan en Thatcher een sterke antipathie voor de interventiepolitiek van het Keynesiaanse stelsel en zijn algemeen welvaartssysteem. Volgens hen en prominente economen als Friedman en Hayek, kon men enkel uit de crisis geraken via deregulering, liberalisering, de afslanking van het overheidssysteem. Vrijhandel, flexibele arbeidsmarkten, en een actief individualisme werden de stokpaardjes van deze doctrine.
Bovendien kwam er eind jaren ‘80 een einde aan de Koude Oorlog en implodeerde het Sovjetrijk. Hierdoor verdween het communisme van het politiek toneel, en werd het neoliberale, vrije marktdenken de dominante ideologie op wereldniveau.
Sindsdien bestaat er een unanieme politieke consensus omtrent de vrije markt. Zowel christendemocraten, socialisten, liberalen als groenen aanvaarden dat er geen alternatief bestaat voor de vrije markt. ‘There is no alternative’. Decreus benadrukte dat zelfs na de crisis van 2008 deze consensus overeind is gebleven. Het voornaamste antwoord op de schuldencrisis is immers nog steeds privatisering en hardere besparingen.
Wat volgens Decreus minder belicht wordt, is dat dit neoliberalisme verder reikt dan het economische en politieke aspect. Het omhelst en propageert volgens hem een specifiek mensbeeld, namelijk dat van de homo economicus. De ideale burger in dit mensbeeld bestaat niet uit een mondige, kritische en op algemeen belang gerichte burger, maar krijgt vorm in ‘de ondernemer’. De modelburger is hij of zij die hard werkt, hij of zij die door zijn productiviteit zijn nut bewijst aan de maatschappij. Dit neoliberale mensbeeld is alomtegenwoordig in de huidige maatschappij en bepaalt wie geaccepteerd wordt in de samenleving, en wie niet.
NEOLIBERALISME & DE MYTHE VAN HET ANTI-RACISME
Door zijn sterke nadruk op het individu en de individuele vrijheid, zou je kunnen denken dat het neoliberalisme geen negatieve invloed heeft op het anti-racisme. Sterker, een ver doorgedreven neoliberalisme zou zelfs als tegengif voor mogelijk racisme kunnen worden aanschouwd. De vrije markt maakt namelijk geen onderscheid tussen culturen, religies of volkeren. Het enige wat telt is geld. Criteria zoals afkomst, geslacht, of overtuiging zijn irrelevant. Op het eerste gezicht zou het dus kunnen lijken dat anti-racisme en neoliberalisme hand in hand gaan.
Decreus meent echter dat het noodzakelijk is deze stelling te herzien. Aan de hand van een drievoudig verband tussen neoliberalisme en racisme, lichtte hij toe hoe de neoliberale ideologie, weliswaar op verdoken manier en eerder als ongewild neveneffect, racisme aanwakkert in de huidige maatschappij.
ZOEKTOCHT NAAR EEN NIEUW ‘WIJ’
Een eerste verband tussen racisme en neoliberalisme bestaat er volgens Decreus uit dat de hegemonie van het neoliberalisme ervoor zorgt dat positieve, collectieve identificatiemogelijkheden verdwijnen waardoor er nieuwe, negatieve en revanchistische pogingen tot identificatie plaatsvinden. Deze nieuwe identificatiemogelijkheden zijn echter vaak racistisch van aard.
Decreus meent namelijk dat, door de flexibilisering en vrijmaking van de markt, mensen meer en meer gedwongen worden vaker van job te verwisselen, interim-contracten te aanvaarden, of als freelancer of schijnzelfstandige aan het werk te gaan. Men werkt dus voor steeds minder geld in steeds meer onzekere omstandigheden. Dit heeft een enorm effect op hoe mensen zichzelf ervaren en hoe ze met anderen omgaan. Vaak leidt dit tot een toenemende individualisering, sociale ontworteling en vereenzaming.
Deze sociale ontworteling, individualisering en onzekerheid zorgen ervoor dat mensen op zoek gaan naar een nieuwe houvast, nieuwe waarheden, nieuwe vormen van zekerheid. Het is op deze elementen dat rechts-populistische partijen inspelen. Zij construeren een nieuwe gemeenschap, een nieuw ‘wij’ dat vaak geen ruimte laat voor het heterogene of de ‘Ander’. ‘Sterker nog’, zo stelde Decreus, ‘ieder falen van de bestaande gemeenschap wordt gezien als veroorzaakt door zij die zogezegd geen deel uitmaken van die gemeenschap. Hoge werkloosheid wordt niet verklaard door processen van liberalisering en globalisering maar door migranten die ons werk zouden afnemen, de schuldencrisis wordt niet verklaard door het feit dat we banken moesten redden maar door luie Walen.’
DE ONGEWENSTE ANDER VAN HET NEOLIBERALISME
Het tweede verband dat door Decreus werd aangekaart, bestaat uit de stelling dat het neoliberale discours tot nieuwe vormen van uitsluiting leidt die vaak een raciale inslag hebben. De modelburger die door het neoliberalisme naar voor geschoven wordt, bestaat uit de hardwerkende ondernemer. De niet-modelburger bestaat dan logischerwijs uit de niet-ondernemende, ‘onproductieve’ mens. Bovendien heerst het algemeen geloof dat deze ‘onproductieve mens’ zijn eigen lot heeft gecreëerd. ‘De werkloze’, bijvoorbeeld, wordt niet langer aanzien als slachtoffer van een streng neoliberaal beleid, maar aanschouwd als luierik en werkonwillige, die liever van ons zuur verdiend belastinggeld leeft dan zelf de handen uit de mouwen te steken. Nog een ongewenste ‘Ander’, is ‘de bedelaar’ of ‘de landloper’. Het recente voorstel van Bart De Wever om de wet op landloperij van 1891 her in te voeren, is een schitterend bewijs van hoe deze ‘ongewensten’ worden gestigmatiseerd en gecriminaliseerd binnen de neoliberale samenleving. Wat volgens Decreus opvalt, is dat de onproductieve ‘Ander’ van het neoliberalisme steeds vaker op raciale en culturele gronden wordt ingevuld. Onproductiviteit wordt geracialiseerd en geculturaliseerd. De onproductieve ‘Ander’ is de socialist, de Waal of de Marokkaan.
DE SCHEIDING TUSSEN SAMENLEVING EN STAAT
Ten slotte leidt, volgens Decreus, de afkeer van overheidsinmenging op het economisch vlak tot een algemene afkeer ten aanzien van overheidsinmenging, die op zijn beurt discriminatie en racisme verder in de hand werkt. Een neoliberale staat hoort zich namelijk zo weinig mogelijk te moeien met het leven van zijn burgers, zodat deze zijn vrijheid ten volle kan benutten. Dit type staat biedt aan ieder individu dezelfde rechten en kansen aan, maar de rest van zijn leven moet het individu zelf invullen. Hoever men met de aangereikte rechten en kansen geraakt, is een kwestie van eigen verantwoordelijkheid. Dit beleid, meent Decreus, is per definitie discriminerend en reproduceert ongelijkheid. Het feit dat er ongelijkheid bestaat, kan volgens het neoliberale systeem niet verklaard worden door een foutief overheidsbeleid, want deze verleent strikt gelijke rechten en kansen aan iedereen, ongeacht religie of kleur. De reden voor de bestaande ongelijkheid kan dus enkel gezocht worden in culturele verschillen.
‘Achterstelling van minderheidsgroepen wordt beschouwd als een probleem dat eigen is aan de cultuur van de minderheidsgroep zelf’, stelde Decreus. Het beleidsantwoord bestaat om die reden uit het disciplineren en assimileren van minderheidsgroepen. Maar net hierdoor reproduceert het beleid zelf voortdurend de voedingsbodem van het structureel racisme. Bepaalde negatieve eigenschappen zoals luiheid, werkonwilligheid en taalonbekwaamheid worden immers systematisch gekoppeld aan bepaalde minderheidsgroepen wanneer assimilatie het hoofddoel wordt en cultuur de zogezegde sleutel tot emancipatie.
VERZET VAN ONDERUIT: ONMOGELIJKE STRIJD IN NEOLIBERALE HEGEMONIE?
Indien het neoliberale denken zo dominerend is, zo doordrenkt is in vanzelfsprekendheid, kan men zich dan wel nog met succes verzetten tegen dit veelkoppig monster? En hoe kan men er voor zorgen dat het verzet niet na enkele maanden doodbloedt? Decreus is er van overtuigd dat we een blijvende nood hebben aan een buiten-parlementaire, anti-racistische strijd die niet aanvaardt dat de politiek krijtlijnen voor ons uittekent, maar die zelf nieuwe krijtlijnen schetst. Minderheden moeten blijvend hun stem opeisen in het publieke forum, zonder compromissen of al teveel nuance. Bovendien hoort dit verzet goed georganiseerd, gestructureerd en gedisciplineerd te worden. Hoewel Decreus toegaf dat een strijd tegen het neoliberalisme niet sowieso een anti-racistische strijd is, sloot hij zijn lezing af met te benadrukken dat het noodzakelijk is de correlatie tussen beide in te zien indien men de anti-racistische strijd wilt verdiepen en doeltreffender maken.