Waarom zou een ambtenaar die moslim, rooms-katholiek, atheïstisch, joods of/en homoseksueel is daar niet terecht fier op mogen zijn en dat, indien hem dat belieft, ook tonen?
Geachte Premier,
Geachte Ministers-presidenten,
Geachte Burgemeesters,
Wij hopen dat u de open brief van Jürgen Slembrouck in De Standaard van 2 mei 2013 aandachtig gelezen hebt. Dit opiniestuk werd overigens ondertekend door tientallen prominente en achtenswaardige burgers uit de academische en intellectuele wereld. Deze mensen zijn prominent, omdat ze stuk voor stuk op hun terrein werk van een hoge kwaliteit hebben geleverd en als publieke intellectuelen terecht bekend staan om hun democratische overtuiging. Ze zijn achtenswaardig, omdat ze zich zorgen maken over de vrijwaring van de humanistische principes van de Verlichting, waarop onze samenleving reeds sinds de invoering van het algemeen stemrecht voor vrouwen na de Tweede Wereldoorlog uitdrukkelijk gevestigd is. Ze willen deze principes bewaren en versterken en daarin hebben ze overschot van gelijk.
Ons voorbehoud tegen dit opiniestuk heeft daarom niets te maken met deze hoogstaande en voor een democratie onontbeerlijke beginselen, maar wél met de manier waarop zij menen deze te moeten verdedigen, met name door het invoeren van “een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke en ideologische symbolen door ambtenaren als noodzakelijke voorwaarde voor de sociale cohesie binnen een door diversiteit gekenmerkte samenleving”. Om deze door ons vetjes afgedrukte maar correct weergegeven verklaring is het hier te doen: de auteur en zijn medestanders ontkennen uiteraard de reëel bestaande diversiteit van onze samenleving niet, noch het in feite multiculturele en veelzijdig levensbeschouwelijke karakter ervan, maar ze stellen zich vragen over de manier waarop we vandaag en morgen met deze verscheidenheid moeten omgaan, hoe we anders gezegd van de gegeven en onomkeerbare multiculturele maatschappij veilig en zonder te veel conflicten kunnen evolueren naar een authentieke interculturele samenleving, waarin de ontplooiing van de diverse culturen en levensbeschouwingen niet alleen gedoogd wordt, maar bijdraagt tot de ontwikkeling van de hele maatschappij.
In België en Nederland hebben we deze uitdaging tientallen jaren lang kunnen kanaliseren door middel van de verzuiling, het “passief pluralisme” waarin iedere burger als het ware van in de moederschoot tot in het graf binnen één en dezelfde zuil kon doorbrengen, veilig beschermd en gesteund door gelijkgezinden en zonder ook maar één keer te worden gedwongen, zijn of haar overtuigingen te confronteren met die van burgers uit de andere zuil. Op deze manier werden de rechten van de leden van de minderheidsgroepen, bijvoorbeeld de vrijzinnigen in het katholieke Vlaanderen en de katholieken in het vrijzinnige Wallonië, effectief en efficiënt beschermd en konden, op enkele uitzonderlijke momenten na (bv. de Schoolstrijd), de verschillen zonder te veel spanning of geweld beheerst worden. In dezelfde geest opteerde bijvoorbeeld het gemeenschapsonderwijs voor de “neutraliteit” van de directies en leerkrachten omdat een ongelijke behandeling van leerlingen van een bepaalde levenschouwing onaanvaardbaar en immoreel was, zelfs al zouden letterlijk álle leerlingen van een bepaalde school uit dezelfde levenbeschouwelijke hoek komen.
Die tijd is echter definitief voorbij. We leven in een wereld waarin we tot de vaststelling gekomen zijn dat een “actief pluralisme” een veel betere en ook beschaafdere - mag ik zeggen meer verlichte? - manier is om met deze diversiteit om te gaan. Een wereld waarin de burgers, gelukkig maar, een mening hebben en een morele code, maar uitgerekend daarom open kunnen staan voor de meningen en codes van hun medeburgers. In een actief pluralistische maatschappij is de dialoog tussen mensen uit de verschillende religieuze en levensbeschouwelijke groepen juist mogelijk, omdát men een opinie moet hebben om andere, soms zelfs tegengestelde opinies op zijn minst te begrijpen. Waarom zou een ambtenaar die moslim, rooms-katholiek, atheïstisch, joods of/en homoseksueel is daar niet terecht fier op mogen zijn en dat, indien hem dat belieft, ook tonen?Waarom zou ik me bedreigd voelen door een politieagent met een tulband, zoals je dat vaak in Groot-Brittannië ziet? Betekent die tulband dan dat hij niet-Sikhs veracht en daarom ongelijk en onrechtvaardig zal behandelen? Indien er op zich niets verkeerds is met diversiteit, en wie zal dat durven te beweren, waarom moeten ambtenaren dan plotseling “neutraal” worden?
Ik kan me geen ergere samenleving voorstellen dan een “neutrale”, een met vijftigduizend en meer tinten grijs in een wereld die om kleur en verscheidenheid schreeuwt. Kunnen we daar nu echt niet zelfbewust, respectvol en een beetje volwassen mee leven? Nee, vrienden, de neutraliteit van de ambtenaar is geen “positieve uiting van dienstbaarheid”, maar een besmuikte terugkeer naar de veilige en, laat ons eerlijk zijn, saaie tijd van toen. En wij die dachten al een flink stuk in de eenentwintigste eeuw te leven.
Ludo Abicht, UAntwerpen, Masereelfonds, Gravensteengroep
Naima Charkaoui, Minderhedenforum
Pascal Debruyne, UGent (Menarg) en Vooruitgroep
An De Bisschop, DEMOS
Meyrem Almaci, lid federaal parlement, Groen
Guido Vanheeswyck, UA,Kuleuven
Jamila Idrissi, lid Vlaams parlement, sp.a
Kitty Roggeman (Boeh)
Ides Nicaise ( KU Leuven)
Johan Notte (Vermeylenfonds)
Dany Vandenbossche (Vermeylenfonds)
Jan Hoet
Sarah Bracke (KU Leuven)
Walter Nonneman (UA)
Jogchum Vrielink (KU Leuven)
Marc Van den Bossche (VUB)
Serge Guthwirth, VUB
Leni Franken, UA
Eric Corijn, VUB, Vooruitgroep
Sigi Vertommen, UGent
Nadia Fadil, KULeuven
Stijn Latré, UA
Jelle Flo, advocaat
Paul Mahieu, UA
Dimokritos Kavadias, VUB, UA
Sofie De Graeve, VOK
Frederik De Zutter, Vermeylenfonds
Patrick Loobuyck, UGent
Wim Van Lancker (UA, Centrum voor Sociaal Beleid)
Mark Van de Voorde (publicist-Columnist)
Arbi El Ayashi (Hakims of comedy)
Johan Ackaert (UHasselt)
Stefan Sottiaux (KUL)
Karim Zahidi (UA)
Patrick Lateur (auteur)
Alicja Gescinska (UGent)
Paul De Hert (VUB)