Een driedaagse conferentie (9-11 maart) aan de Universiteit van Gent, onderzocht de achtergrond van de nog steeds aan de gang zijnde catastrofe in de Irakese universiteiten en het onderwijs in het algemeen, in het bijzonder de gerichte moorden op academici. Er werden actievoorstellen geformuleerd.
De conferentie, georganiseerd door het BRussells Tribunal en MENARG (Middle East and North Africa Research Group) van de Gentse universiteit in samenwerking met tal van andere organisaties, ging van start met de plechtige ondertekening van het Gentse charter ter verdediging van de Irakese academici.
Deze ondertekeningsceremonie vond plaats in het historische kader van het peristilium van de Gentse Aula. Na ondertekening door de Gentse rector, vooraanstaande Belgische en Irakese academici en personaliteiten, werd het charter overhandigd door Hans von Sponeck, voormalige assistent secretaris generaal van de Verenigde Naties, aan de vertegenwoordigster van de Unesco in België, Mevrouw Marie Paule Roudil.
Een tweehonderdtal personen nam deel aan de conferentie en bediscussieerde een dertigtal lezingen. Meer dan de helft van de lezingen werd door Irakezen gegeven. In workshops werden aanbevelingen geformuleerd. Uniek aan de conferentie was de deelname van 35 Irakese academici, vooral vanuit de diaspora maar ook vanuit Irak zelf. Deze laatsten kregen ruim het woord en er was aandacht voor hun moeilijke situatie omdat ze de facto onder het huidige regime en bezetting leven, terwijl ze anderzijds de internationale mensenrechten moeten verdedigen.
Een creatief aspect van de conference was dat de rapporten van de presentaties en vergaderingen van de eerste twee dagen als basis dienden voor een lijst van kernpunten die werden voorgelegd op de workshop van de derde dag. De voorstellen die daaruit kwamen zullen verder worden verfijnd en dan voorgelegd worden aan universitaire instellingen, UNESCO, UNICEF en andere instellingen, NGO’s, de media en de publieke opinie.
De inzet van de conferentie was om de academische vrijheid in Irak te verdedigen, de lamentabele toestand van het onderwijs aan te klagen en concrete voorstellen te formuleren om de gevluchte Irakese academici te helpen. Er werd gevraagd dat een mensenrechten- rapporteur van de Verenigde Naties de zaak onderzoekt. Internationale instellingen als UNESCO en regionale instellingen als de Arab League zouden dit moeten opnemen. Het bleek dat ook een belangrijke verantwoordelijkheid rustte bij universiteiten omdat deze zaak door de media wordt vergeten.
Het vermoorden van Irakese academici gaat door en de toestand van het onderwijs blijft achteruit gaan. Dit onder de aandacht brengen is een zorg voor iedereen die begaan is met onderwijs. De eis van gerechtigheid in Irak houdt ook in dat er compensaties moeten komen voor de misdaden begaan door de bezetters. Onderwijs werd aangeduid als een van de belangrijkste terreinen waar deze compensaties zouden kunnen worden gerealiseerd.
Met de revoluties in het Midden Oosten en berichten van massamanifestaties in Irak op de achtergrond, werd in de slotverklaringen de hoop uitgesproken dat ook Irak ooit vrede, vrijheid en gerechtigheid zal kennen.
De gerichte moorden op Irakese academici centraal op internationaal congres in Gent
Een driedaagse conferentie (9-11 maart) aan de Universiteit van Gent, onderzocht de achtergrond van de nog steeds aan de gang zijnde catastrofe in de Irakese universiteiten en het onderwijs in het algemeen, in het bijzonder de gerichte moorden op academici. Er werden actievoorstellen geformuleerd.
De conferentie, georganiseerd door het BRussells Tribunal en MENARG (Middle East and North Africa Research Group) van de Gentse universiteit in samenwerking met tal van andere organisaties, ging van start met de plechtige ondertekening van het Gentse charter ter verdediging van de Irakese academici. Deze ondertekeningsceremonie vond plaats in het historische kader van het peristilium van de Gentse Aula. Na ondertekening door de Gentse rector, vooraanstaande Belgische en Irakese academici en personaliteiten, werd het charter overhandigd door Hans von Sponeck, voormalige assistent secretaris generaal van de Verenigde Naties, aan de vertegenwoordigster van de Unesco in België, Mevrouw Marie Paule Roudil.