Ahmed Bouanani, gefotografeerd door zijn broer M'hamed Bouanani in 1971
Onderstaande tekst is ook te beluisteren als podcastaflevering.
Ahmed Bouanani was filmmaker, schreef gedichten, was illustrator en schrijver. Hij schreef talloze manuscripten - allemaal met de hand - en toch werden er slechts enkele werken van hem gepubliceerd: wat essays, drie dichtbundels, en de roman De kliniek. Dat boek werd gepubliceerd in 1990, maar raakte daarna in de vergetelheid. In 2012 werd het opnieuw uitgegeven, waarna er enkele vertalingen verschenen. In 2020 verscheen het boek in het Nederlands, prachtig vertaald door Hester Tollenaar.
Bouanani werd geprezen om zijn creativiteit, maar werd door de Marokkaanse autoriteiten nauwlettend in de gaten gehouden. Zijn connecties met intellectuelen en andere kunstenaars - en niet te vergeten zijn lange haren - wekten bij het regime de indruk dat hij een communist was.
Hij werd in 1938 geboren in Casablanca. Hij groeide op in een gekoloniseerd land, dat op een zucht verwijderd was van oorlog. Sinds 1912 was Marokko een zogenaamd 'protectoraat', gekoloniseerd door Spanje en Frankrijk. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin duizenden Marokkanen als kanonnenvlees werden ingezet door Frankrijk, klonk de roep om Marokkaanse onafhankelijkheid steeds luider. Het antwoord van de Franse koloniale overheersers: brute repressie van demonstraties en een coup waarbij de sultan en zijn familie werden verjaagd naar Madagascar.
De bevolking eiste de terugkeer van de sultan en onafhankelijkheid voor Marokko. Milities vielen politieagenten aan en vernielden overheidsgebouwen. De Fransen reageerden ook met geweld. Duizenden mensen lieten het leven. Eén van hen was Bouanani’s vader, een politieagent. Hij werd op klaarlichte dag van nabij neergeschoten. De dader werd nooit gevonden. Bouanani - toen amper zestien - was niet bij de aanslag, maar zag later wel het bloed van zijn vader dat het trottoir besmeurde. Het beeld zou hem altijd blijven achtervolgen.
Frankrijk, in een wanhopige poging om de chaos de baas te kunnen, haalde de sultan terug. Enkele maanden later verklaarde Marokko zich onafhankelijk. In 1961 trok Bouanani naar Parijs om er te studeren aan het Institut des Hautes Études Cinématographiques (IDHEC). Na zijn studies keerde hij terug naar Marokko. Hij begon er te werken voor het Centre Cinématographique Marocain (CCM) in Rabat, waar hij uiteindelijk 32 jaar zou blijven.
Jaren van lood
De euforie van de onafhankelijkheid duurde niet lang. Na de dood van de sultan besteeg zijn zoon, de beruchte koning Hassan II de troon. Het regime werd steeds repressiever en dodelijker. Hassan II was een dictator onder wiens bewind duizenden dissidenten stierven. Nog meer mensen werden gevangen gezet, verbannen of verdwenen van de aardbodem. Op nationale televisie verklaarde de koning de oorlog aan de studenten die massaal deelnamen aan de protesten: “Sta me toe u te vertellen, dat er geen groter gevaar bestaat voor de staat, dan de zogezegde intellectueel; het zou beter zijn geweest als jullie ongeletterd waren.” De bloedige repressie van de studentenopstand in 1965 markeerde het begin van de zogenoemde ‘jaren van lood’.
Onder deze omstandigheden probeerde Bouanani bij het CCM ook kortfilms te maken. Maar de directeur, Omar Ghannam, dwong hem telkens om er in te knippen, tot er geen spatje kritiek meer kon bespeurd worden. Bouanani was nochtans nooit een uitgesproken criticus van het Marokkaans regime. Hij had geen interesse in politiek, wel in de leefomstandigheden van de Marokkanen. Het feit dat hij een kunstenaar was, een onderwezen man die met andere intellectuelen en kunstenaars omging, was genoeg voor het regime om hem het etiket ‘communist’ op te plakken.
Toch slaagde hij erin om enkele belangrijke films te maken (Six et douze, Les quatre sources). Hij maakte de clandestiene film Mémoire 14 met archiefmateriaal over de kolonisering van Marokko. De film werd verboden omdat Bouanani daarin ook verwees naar Abdelkrim El Khattabi, de rebellenleider die in 1921 kortstondig een onafhankelijke Riffijnse staat wist te stichten, maar door niemand werd geholpen toen Spanje, met hulp van Duitsland, dichtbevolkte gebieden in de Rif bombardeerde met mosterdgas. Een Frans-Spaans offensief maakte bloedig een einde aan de prille republiek. Maar de opstand werd ook door de Marokkaanse koninklijke familie gezien als een blaam. Sinds 1970 was Hassan II begonnen met Marokko intensief te arabiseren. Vanaf dan mocht niemand nog spreken over de periode voor de onafhankelijkheid. Op zijn orders begon het collectief geheugen van Marokko in 1956.
Mémoire 14, zo’n 108 minuten lang, zou onder het toeziend oog van Ghannam gereduceerd worden tot 24 minuten, ware het niet dat Ghannam, die was uitgenodigd om de verjaardag van Hassan II te vieren, omkwam bij een aanslag op de koning, die kon ontsnappen. Zo werd de film alsnog gered van censuur. Na de aanstelling van een meer welwillende directeur van het CCM, maakte Bouanani zijn langspeelfilm Le Mirage, waarmee hij experimenteel filmmaken introduceerde in Marokko.
De kliniek
In 1967 kreeg Bouanani tuberculose, waardoor hij opgenomen werd in het Moulay Youssef-ziekenhuis in Rabat. Hij verbleef er zes maanden, lang genoeg om getekend te zijn door die periode. Zijn ervaringen vormen later de basis voor De kliniek, waarin het ziekenhuis haast mythische proporties aanneemt. Een toegangspoort die spoorloos lijkt te verdwijnen, tropische planten die kris kras door elkaar zijn geplant in een weelderige tuin van Eden, de tijd die verwarrende kronkels aanneemt, bewoners die dwalen van de ene ruimte naar de andere, zonder hoop op genezing. Soms spoelt er een lijk aan.
"Toen ik door de grote ijzeren poort van de kliniek liep leefde ik waarschijnlijk nog. Dat dacht ik tenminste, want ik rook op mijn huid de geuren van een stad die ik nooit zou weerzien."
Het hoeft niet te verbazen dat het boek vaak wordt vergeleken met Kafka’s Het slot, en tot zekere hoogte gaat die vergelijking op. Het slot van Kafka is een metafoor voor bureaucratie, of een hogere instantie. De kliniek van Bouanani voor de staat Marokko. De patiënten zijn er aan hun lot overgelaten. Het zijn armoezaaiers, wezen, verschoppelingen. Verworpenen naar wie niemand omkijkt. Ze dwalen van de ene kamer naar de andere en zijn gedoemd om te sjacheren voor sigaretten, een kopje koffie.
Het is niet moeilijk om te begrijpen wat Bouanani met De kliniek wilde overbrengen. Hij hield van zijn land en van haar inwoners, die moesten leven onder het juk van de ene wrede heerser na de andere. Die nooit konden ontsnappen aan hun lot. Die dat nog steeds niet kunnen.
Maar bovenal gaat De kliniek over het collectief geheugen. De verteller probeert tevergeefs een herinnering aan zijn jeugd op te roepen: hij, als kleine jongen, in een kamer, terwijl het zonlicht door de gordijnen gefilterd wordt.
"Ik duik in mijn herinnering op zoek naar het lijk van mijn kindertijd."
Maar wat hij zich moet herinneren ontglipt hem, keer op keer. Ook de andere patiënten proberen krampachtig vast te houden aan tijden die voorbij zijn. Ze vertellen elkaar verhalen over vroeger, voor ze de kliniek binnengingen. Toen ze nog wisten hoe ze deze plaats, die buiten de tijd lijkt te bestaan, binnentraden.
In 2003 sloeg het noodlot toe. Bouanani’s jongste dochter Batoul stierf na een ongeluk thuis. Bouanani, op dat moment 65, nam in alle stilte afscheid van het publieke leven. Hij en zijn vrouw Naïma verruilden Rabat voor het dorpje Aït Oumghar. Ze lieten alles achter: de kostuums en decorstukken die Naïma voor zijn films maakte, filmrollen, handgeschreven manuscripten...
Collectief geheugen
Drie jaar later kreeg Bouanani telefoon vanuit Rabat. De flat stond in brand. Toen Naïma naar Rabat terugkeerde om de schade op te meten, was er haast niets overgebleven van de kostuums, decorstukken en filmrollen. Als bij wonder leken de meeste van Bouanani’s manuscripten aan de brand te zijn ontsnapt. Het geheugen van Bouanani, met de hand opgeschreven in stapels papieren bleef grotendeels bespaard.
Het collectief geheugen is een thema dat steeds opnieuw in Bouanani's werk aan bod komt. Zo ook in het naslagwerk La septième porte. Une histoire du cinéma au Maroc de 1907 à 1986. Bouanani spendeerde uren in de archieven van het CCM, bekeek alle films en noteerde alle namen wanneer de credits voorbijkwamen. Dit was het énige boek dat hij echt wilde uitgeven: de geschiedenis van Marokkaanse cinema. "Omdat niemand anders het deed," zou hij laten optekenen. Maar Bouanani dacht dat het manuscript was vernietigd in de brand. Het naslagwerk kwam in 2020 uit, onder impuls van Bouanani's oudste dochter Touda, zelf een fascinerende filmkunstenares. Ze wil de herinnering aan haar vader zo levend mogelijk houden, en ijvert ervoor dat zijn boeken (her)uit worden gegeven.
Ahmed Bouanani keerde nooit meer terug naar Rabat. Hij stierf op 6 februari 2011, temidden van onrusten die de wereld in de ban hielden: de Arabische Lente die op 20 februari in Marokko arriveerde.
De kliniek is een beklijvende roman, die lang na het uitlezen blijft nazinderen. Raadselachtig, zonder onderscheid te maken tussen waarheid en fictie, herinnering en droom. Het is een cultboek dat de tand des tijds lang zal doorstaan, van een filmmaker en schrijver die wilde dat we niet vergaten. Laten we die oproep eren.
De kliniek, Ahmed Bouanani, uitgeverij Jurgen Maas, in België verdeeld door uitgeverij Epo, 2020