De mythe van 'handenschudden' en gendergelijkheid

Het mediadebat is nog maar eens in de ban van een discussie over het al dan niet schudden van handen en hoe dat per definitie een teken zou zijn van genderongelijkheid. Volgens Imaan Snijders is men zich te weinig bewust van het koloniale feminisme dat in dit soort debatten aan het werk is.

Feminisme en vrouwenrechten aankaarten moet inhoudelijk gebeuren, zonder culturele bias, over zaken waar vrouwen dagelijks tegenaan lopen.

 

Dat gender-gelijkheid en vrouwenrechten hot topic zijn, doet mij als feminist veel deugd. Er gaat geen dag voorbij, dat ik niet met dit onderwerp bezig ben. Tegelijkertijd frustreren deze hot topics mij tot op het bot. Het 'imperialistische feministische' narratief dat gedragen wordt door sommige politieke partijen voorziet ons van een eenzijdige blik op vrouwenrechten en de zogenaamde gender-gelijkheid. Bij het minste geringste staan allerhande politici klaar (die vaak voornamelijk witte mannen te zijn) om de gelijkwaardigheid van man en vrouw  steevast te verdedigen. Het debat is toe aan broodnodige dekolonisatie.

Dekolonisering van feminisme

De Westerse geschiedenis van het feminisme vertelt over vier golven met het uiteindelijke intersectioneel feminisme als huidige stroming. Die geschiedenis is echter extreem eenzijdig. Er zijn bijna geen bronnen terug te vinden die feminisme beschrijven vanuit een andere context zoals een Afrikaanse of Midden-Oosterse. Is dit omdat deze vormen van feminisme nooit hebben bestaan? Neen. Dat is wel een onderdeel van het koloniale doel van het Westen: haar 'beschavingsmissie'. Vanuit die missie en haar beeldvorming werden mannen uit regio's zoals bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten standaard weg gezet als barbaars, gewelddadig, genotzuchtig en natuurlijk vrouwenonderdrukkend. Vanuit Vlaamse en Nederlandse Oriëntalistische bronnen van circa de 19e eeuw vernemen wij al zulke denkbeelden. Twee eeuwen later en ons cultureel archief (een term van Edward Said, maar nu veel gebruikt door Gloria Wekker) zit vol met vooroordelen en negatieve stereotypes, niet alleen over de mannen, maar ook de vrouwen die geclassificeerd kunnen worden als 'de ander' (d.w.z.: niet wit en westers).

De vormen van feminisme die momenteel gepropageerd worden door bepaalde politieke partijen zijn dan ook geïnspireerd door hun eigen cultureel archief.

Imperialistisch feminisme

Dat type feminisme wordt het imperialistisch feminisme genoemd. Iemand als Deepa Kumar heeft hier verschillende lezingen over gegeven. In de tijd van kolonisering werd dit soort feminisme gebruikt om missies naar het buitenland te verantwoorden, maar ook recentelijk bij de inval in Afghanistan werden de rechten van de vrouwen naar de voorgrond geschoven. De manifestatie van dit type feminisme zien we ook in eigen land terug: namelijk het schreeuwen van ‘vrouwenrechten!’ zodra er een uitspraak is die niet als de norm wordt gezien. Denk bij deze aan het schudden van handen of het gesegregeerd openbaar vervoer voor mannen en vrouwen. Beide voorbeelden, hoe vreemd ze in de ogen van de westerling ook mogen lijken hebben in principe niets te maken met het concept gender-gelijkheid. In genoeg niet-islamitische landen zijn er speciale wagons voor vrouwen om seksuele aanranding te voorkomen; Brazilië, Japan, Mexico, India, enz. Het strategisch wegzetten van 'de ander' als ongeciviliseerd en de facto misogyn is de duidelijke agenda van een imperialistisch feminist. Het is de assumptie dat alles dat afwijkt van de westerse norm meteen een voorbeeld van genderongelijkheid zou zijn, dat een gevaarlijke en eenzijdige manier van denken creëert.

Handenschudden

Het feit dat orthodoxe joden geen handen schudden met vrouwen is al zo oud als Methusalem. Dat streng gelovige moslims dit ook niet doen is ook al alom bekend. Wat echter vergeten wordt, is dat vrouwen net zo goed vrijwillig de keuze maken om geen hand te schudden aan de mannen. Dat men dit over het hoofd ziet, is het gevolg van het feit dat zowel de Joodse als de moslimvrouwen door de buitenstaander nog steeds als onderdanig, passief en slachtoffer worden beschouwd. Zonder enige vorm van zelfbeschikking. Ook dit is een product van het cultureel archief en het imperialistisch feminisme.

Zowel in de orthodox Joodse kringen geeft het een vorm van feminisme, net zo goed als bij het islamitisch feminisme. De redenering dat handenschudden met het andere geslacht per definitie genderongelijkheid zou betekenen is dan ook oriëntalistisch, indien al niet racistisch. In vele culturen zijn er andere omgangsnormen wat betreft begroetingen, in Oost-Azië buigen mensen bijvoorbeeld. In de islamitische en Joodse traditie wordt er vanuit respect juist géén hand gegeven aan het andere geslacht. Je kan het daar niet mee eens zijn, maar om de stempel van seksistisch erop te plakken getuigt automatisch van superioriteitswaan.

Feminisme en vrouwenrechten aankaarten moet inhoudelijk gebeuren, zonder culturele bias, over zaken waar vrouwen dagelijks tegenaan lopen. Arbeidsmarktdiscriminatie van zwangere vrouwen, seksuele intimidatie, racisme en discriminatie op basis van geloof of geaardheid, ongelijke lonen, het feit dat vrouwen nog steeds onvrijwillig overgerepresenteerd zijn in sectoren van laag of onbetaald werk. De lijst is eindeloos. Orthodox Joodse en moslimvrouwen hebben geen 'witte redder' nodig om hen te bevrijden van hun cultuur of geloof, wat ze wel nodig hebben is representatie en toegang tot hun rechten. Het forceren van een handshake gaat daar geen verschil in maken.



Over de auteur:

Imaan Snijders is Arabiste en Politicologe. Momenteel is ze werkzaam als sociaal-juridische hulpverlener voor migranten, vluchtelingen en sans papiers en studeert ze Islamitische Theologie aan de KU Leuven.