De nieuwkomersverklaring: een bescheiden voorstel tot amendering

Eric Hulsens liep vast bij de taalkundige problemen in de nieuwkomersverklaring en stelt er een aantal amenderingen voor: ‘Ik, ondergetekende, begrijp en aanvaard dat u niet kunt uitleggen wat integreren aan de samenleving inhoudt, en verklaar mij bereid dat naar eigen goeddunken in te vullen.’
De nieuwkomersverklaring: een bescheiden voorstel tot a

Van bij het begin worden de inboorlingen van België tegenover de vreemdelingen gepositioneerd

 

Met knipperende ogen las ik de zogeheten nieuwkomersverklaring. Taalkundig liep ik vast: ‘iedereen heeft het recht van godsdienst te wijzigen’. Ik dacht: je kan van godsdienst veranderen, en je kan ook een godsdienstig voorschrift wijzigen, maar wat daar staat, dat kan toch niet? Het werkwoord wijzigen moet toch altijd een lijdend voorwerp hebben?

Ik las ook: ‘het is belangrijk dat u te kennen geeft rechten, juridische beslissingen, plichten, vrijheden en waarden te erkennen en dat u zich bereid verklaart om ze na te leven.’ Je kan wetten, voorschriften en regels naleven, maar rechten, vrijheden, waarden? Rechten en vrijheden kan je opeisen of respecteren, waarden kan je aanvaarden, verwerpen of beleven. Je kan ook volgens bepaalde waarden leven. Maar wat ik in de nieuwkomersverklaring lees, is alweer krom Nederlands. Er is dus nood aan een toevoeging:

‘Ik, ondergetekende, begrijp en aanvaard dat u uw eigen taal niet goed kent en verklaar mij bereid daar begrip voor op te brengen.’

De taalproblemen in de tekst zijn nog veel groter dan deze uitschuivers, die met wat schrappen en herschrijven te corrigeren zijn. De nieuwkomer moet ondertekenen dat hij of zij ‘voldoende inspanningen (zal) leveren’ om de ‘landstalen’ aan te leren. Maar je moet al hogere studies in de landstaal gedaan hebben om de tekst die je moet ondertekenen te begrijpen. De taal is moeilijk, wipt van het juridische naar het didactische en weer terug, en bevat bijvoorbeeld uiterst vage en elastische begrippen als ‘integreren’ en ‘deelnemen’.

De nieuwkomer moet ondertekenen dat hij of zij en ook zijn of haar eventuele kinderen zich ‘in de samenleving zullen integreren en er op actieve wijze aan zullen deelnemen.’ Wat is dat? Wanneer is dat gerealiseerd en wanneer niet? En wie beoordeelt dat, en hoe? Bovendien: zoiets wordt toch niet verwacht of geëist van Belgen, op de stemplicht na? Ook hier dringt zich een toevoeging op:

‘Ik, ondergetekende, begrijp en aanvaard dat u niet weet en niet kunt uitleggen wat integreren en actief deelnemen aan de samenleving inhoudt, en verklaar mij bereid dat naar eigen goeddunken in te vullen.’

Een nog fundamenteler taalprobleem is de manier waarop de tekst de nieuwkomer wil overtuigen. Van bij het begin worden de inboorlingen van België tegenover de vreemdelingen gepositioneerd: ‘Nieuwkomers, zoals u zijn vaak afkomstig uit landen met een andere culturele achtergrond. Zij wensen hun leven in dit land uit te bouwen. De inwoners van dit land zijn echter gehecht aan bepaalde rechten, plichten, vrijheden en waarden.’

Maar niet alle nieuwkomers zijn ongeletterd, ongeïnformeerd of naïef. Er zijn er vast wel heel wat die door hebben dat er in België grote verdeeldheid heerst over heel veel onderwerpen en dat het heel moeilijk is aan te geven wat de gemeenschappelijke sokkel van de Belgische samenleving zou kunnen of moeten zijn.

De grondwet misschien? Maar sommigen willen die veranderen, en anderen willen dat juist niet. Van een gemeenschappelijke sokkel is hier geen sprake. En iemand als Etienne Vermeersch, die geadviseerd zou hebben bij het schrijven van de nieuwkomersverklaring, is doorlopend bezig met het uithollen van de grondwettelijk gegarandeerde godsdienstvrijheid. Hij wil de publieke uitingen van de godsdienst terugdringen en er een pure privézaak van maken, zodat je godsdienst alleen binnenskamers en in eigen religieuze kring kan beleven.

Als zelfs een publieke filosoof bezig is met het ondergraven van de grondwet is er toch wel een probleem met de ‘democratische principes’ die de nieuwkomer moet onderschrijven. De nieuwkomersverklaring noemt het aantasten van ‘de fundamenten van de samenleving’ in de context van terrorisme, als een misdrijf waartegen de nieuwkomer geacht wordt in te grijpen. Hier is alweer een addendum nodig:

‘Ik, ondergetekende, begrijp en aanvaard dat u graag doet alsof België het eens is over zijn ‘democratische principes’ en zijn ‘vrijheden en waarden’, en zal mij schikken naar de willekeur die daaruit voortvloeit.’

Maar laten we nog een stap achteruit zetten, en de nieuwkomersverklaring in haar geheel bekijken in haar functie van verwelkoming. Hoe gaat dat? ‘Ik begrijp en aanvaard dat, in dit land, burgers en gezinnen zélf verantwoordelijk zijn om in hun levensonderhoud te voorzien. Ik zal daartoe de nodige inspanningen leveren.’ Tussen de regels lees je: ‘ah, u dacht hier te komen profiteren? Een luilekker leventje als steuntrekker? Dat zullen we meteen de pas afsnijden!’

Dit patroon komt in de hele nieuwkomersverklaring terug: tussen de regels schuilt een profiel van de immigrant waar de auteurs zich naar richten, en dat is totaal negatief: die nieuwkomers zijn ondemocratisch, onderdrukken de vrouw, voeden hun kinderen niet op, zijn te stom om te begrijpen dat je de taal van het land moet leren, zijn onverdraagzaam, homofoob, gewelddadig, terroristisch…

Als verwelkoming is dat wel heel apart: een keiharde kaakslag.

Dus een laatste amendement:

‘Ik, ondergetekende, begrijp en aanvaard dat er in België vaak ondemocratisch gedacht wordt, dat geweld tegen vrouwen er een groot probleem is, dat de officiële tolerantie voor homoseksualiteit lang niet door iedereen gedeeld wordt, dat veel mensen er hun kinderen niet of verkeerd opvoeden en dat islamofobie, racisme, brutaliteit, geweld en misbruik, ook vanuit overheidsinstellingen zoals politiediensten, er vaak voorkomen. Ik zal rekening houden met de toestand van het land en deze verklaring ondertekenen, wetende dat ik al bij voorbaat verdacht word van alles wat dom, slecht en achterlijk is, dat ik bij de minste aanleiding het land zal worden uitgezet, en dat de van mij verwachte actieve deelname aan de maatschappij betekent dat ik mij gedeisd moet houden.’