Ik was het bijna vergeten gisteren. De zonnestralen deden me vooral denken aan het officieel begin van de lente. Maar 21 maart is ook de dag waarop er internationaal bij racisme wordt stilgestaan. Eigenlijk hebben we geen speciale dag nodig hiervoor. De laatste tijd verschijnt er wekelijks wel iets in de kranten die ons aan de aanwezigheid van racisme in de maatschappij herinnert. Deze week zagen we onder meer (nogmaals) hoe racisme zich manifesteert in sommige politiekorpsen. De WhatsApp groep waarin politieagenten oproepen tot etnische zuivering is een nieuw dieptepunt in de serie van incidenten binnen en door de politie waarover de laatste jaren is bericht. Internationale instellingen zoals het Comité tegen Rassendiscriminatie van de Verenigde Naties gaven reeds in 2014 aan zich zorgen te maken over racisme bij de Belgische politie. De laatste Universele Periodieke doorlichting (Universal Periodic Review) van de VN over België, hadden verschillende aanbevelingen eveneens betrekking op het aanpakken van discriminatie door de politie, in het bijzonder wat etnische profilering betreft.
Ook in andere domeinen zijn discriminatie en uitsluiting nog steeds schering en inslag. De Pisarapporten tonen (nog steeds) aan dat leerlingen met een migratieorigine te kampen hebben met structurele ongelijkheid in het onderwijs. Gisteren maakten onderzoekers van de Universiteit Gent bekend dat uit onderzoek blijkt dat allochtonen 30% minder kans maken om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek bij Gentse werkgevers.[1] Minister Peeters lijkt wel eindelijk werk te willen maken van mysteriecalls om discriminatie op te sporen. Die techniek werkt, zo toonde onderzoek vorig jaar al aan in de context van discriminatie op de huurmarkt.[2] Onderzoek, rapporten en cijfers zijn allemaal voorhanden. Nu nog de wil en de moed om discriminatie en racisme op een structurele wijze aan te pakken.
15 jaar geleden, bijna 16 jaar ondertussen, kwam België samen met talloze andere staten samen in Durban, waar er beloofd werd om werk te maken van de aanpak van raciale discriminatie. Dit gingen ze doen onder meer door nationale actieplannen tegen racisme op te stellen. In België wachten we 15 jaar later nog steeds op een dergelijk plan, terwijl dat broodnodig is, zoals een recente studie aantoont.[3] Een nationaal actieplan tegen racisme zou kunnen zorgen voor een coherent beleid, over de taalgrenzen heen en over de domeinen waarin discriminatie voorkomt heen. Als we het hebben over discriminatie op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, maakt het immers niet uit langs welke zijde van de taalgrens je woont. Een coherent beleid betekent ook dat je zowel preventief als repressief tewerk gaat. Voorts zou een coherent beleid ook moeten steunen op correcte informatie en onderzoek. Een nationaal actieplan, zoals we dat al hebben voor gendergerelateerd geweld, is niet enkel een tool om tot een coherent beleid te komen, het brengt ook kennis en de betrokken actoren bijeen.
De strijd tegen racisme is niet enkel een zaak voor beleidsmakers. Juist, beleidsmakers hebben een sleutelrol te spelen, zoals ook in de regeerakkoorden is vooropgesteld. Het is ook niet enkel een zaak van politie en justitie, die ervoor moeten zorgen dat racisme en discriminatie krachtdadig wordt aangepakt. Ook het middenveld en academici spelen een belangrijke rol in deze strijd. Het is tijd om al die krachten te bundelen in een gezamenlijk concreet actieplan, waarin ingezet wordt op sensibilisering over en preventie van racisme waar het kan, en waarin racisme krachtdadig wordt aangepakt waar het moet.
Saïla Ouald-Chaib is Postdoctoraal medewerkster Mensenrechtencentrum Ugent.