Het Festival Een Andere Noot wil een alternatief zijn voor reguliere culturele activiteiten die, met alle goede bedoelingen, er niet in slagen de Rotterdamse gezinnen van Marokkaanse komaf te bereiken.
Wat is onze motivatie om het Festival Een Andere Noot te organiseren? Een vraag die we onszelf vaak hebben gesteld bij de vele brainstormsessies die we ter voorbereiding op het festival hebben ingelast. Het antwoord is dat het festival een alternatief is omdat het in een behoefte voorziet. Maar wat is deze behoefte? Waar komt die vandaan? Waar is het festival een alternatief voor?
Het festival richt zich met name op Marokkaanse families die over het algemeen niet snel een cultureel festival bezoeken. De behoefte van deze families is een kunstactiviteit die het hele gezin aanspreekt en die betaalbaar is. Naast ontspanning hebben de families steun nodig om sociale contacten aan te gaan. Uit onze ervaring met de families blijkt dat ze het vanuit zichzelf lastig vinden om makkelijk in contact te komen met andere mensen. De ouders die we spreken, geven aan dat ze door de zorg voor kinderen, geen tijd overhouden voor zichzelf. De voornoemde behoefte is volgens Vincent de Waal (2008), docent en onderzoeker op Hogeschool Utrecht, een uiting voor het feit dat er in collectivistische culturen, zoals de Marokkaanse cultuur, het belang van de groep boven het individuele belang wordt gesteld. De Marokkaanse gezinnen en families zoeken dan ook naar een (culturele) activiteit die hen als groep en niet als individuen aanspreekt. Het Festival Een Andere Noot voorziet in deze behoefte door de gezinnen te ‘verleiden’ om met elkaar in contact te komen. Tevens door een podium te bieden aan bij de doelgroep bekende artiesten die in eigen taal optreden en waarin de volwassenen/ouders zich herkennen en van kunnen genieten. Tegelijkertijd zijn er leuke activiteiten voor kinderen en dit allemaal voor een betaalbare prijs.
Het Festival Een Andere Noot wil een alternatief zijn voor reguliere culturele activiteiten die, met alle goede bedoelingen, er niet in slagen de Rotterdamse gezinnen van Marokkaanse komaf te bereiken. Deze gezinnen hebben net zoveel recht op cultuurparticipatie (deelname aan het culturele leven) als andere doelgroepen. Hoezo een alternatief?
Ook beleidsmatig gezien is er aandacht voor de behoefte, waarover in de eerste alinea gesproken wordt. De gemeente Rotterdam en de deelgemeentes stimuleren cultuurparticipatie van verschillende doelgroepen. In het jaarlijkse onderzoek naar cultuurparticipatie in Rotterdam, in 2011 uitgevoerd door het Centrum voor Onderzoek en statistiek, blijkt dat de culturele deelname van Rotterdammers met niet-westerse achtergrond lager is ten opzichte van andere Rotterdammers. Opvallend is dat deelname van Rotterdammers met niet-westerse achtergrond aan festivals juist licht gestegen is. Een verklaring voor deze stijging zou kunnen zijn dat het aanbod steeds meer afgestemd wordt op de verschillende doelgroepen. Voorbeelden hiervan zijn het Dunya festival en het Zomercarnaval, inmiddels samengevoegd tot Rotterdam Unlimited en overwegend gericht op Rotterdamse allochtonen. Maar is er voldoende aanbod?
Het antwoord is helaas nee, tenminste nog niet. Dat cultuurparticipatie van allochtonen vaak achterblijft, is ook gesignaleerd door wetenschappers. Zo heeft het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) (2009), in een jaarlijkse rapportage naar trends in cultuurparticipatie en mediagebruik, aangegeven dat het bereik van podiumkunst onder Turken en Marokkanen sterk achterblijft ten opzichte van andere bevolkingsgroepen. Helaas is ook volgens het SCP (2009) van een groeiend bereik geen sprake. De Waal (2008) merkt op dat het gesubsidieerde kunst- en cultuursector weinig allochtonen trekt. In die zin heeft deze sector gefaald in zijn opdracht om de cultuurparticipatie van alle Nederlanders te versterken. Vooral in de vier grote steden, waaronder Rotterdam, komt dit duidelijk naar voren. Deze steden hebben de meeste grote culturele instellingen en evenementen en daar wonen ook de meeste allochtonen. Hun deelname blijft sterk achter op autochtonen. Volgens de Waal (2008, p.258) zijn de allochtone doelgroepen aangewezen op culturele activiteiten buiten ‘ het gesubsidieerde circuit en meer in eigen kring’ om. In die zin zou je de culturele activiteiten in eigen kring als een noodzakelijk alternatief voor de reguliere gesubsidieerde culturele activiteiten kunnen beschouwen. Het Festival Een Andere Noot laat ‘een alternatieve noot’ klinken die nog te weinig gehoord wordt in de kunst- en culturele sector. Hopelijk houden we dit vol totdat de Rotterdamse culturele sector divers genoeg is en alle Rotterdammers aanspreekt.