Tijdens de opleiding tot Master in de Klinische Psychologie deed ik voor mijn masterproef een onderzoek naar de gevolgen van late interlandelijke adoptie op de sociaal-emotionele ontwikkeling. Ik koos voor een verkennend belevingsonderzoek, om aan de hand van semigestructureerde interviews zicht te krijgen op de verschillende narratieven van geadopteerden. De respondenten waren tussen 2 en 7 jaar op het moment van de adoptie en tussen 23 en 35 jaar op het moment van het interview. Vervolgens keek ik of er binnen de interpersoonlijke verschillen ook overeenkomsten waren. Zo kwamen 7 centrale thema’s tot stand, die de basis vormden voor de lezing. De thema’s worden vervat in het acroniem K.A.M.E.L.E.O.N.
1. herKomst
“Ik ben al jaren op zoek naar mijn originele adoptiepapieren.”
De geadopteerden zijn zich bewust van een breuklijn tussen hun leven voor en na de adoptie, waarbij het leven ervoor veel korter is, maar daarom niet minder belangrijk. Ze waren allen nieuwsgierig naar hun roots, iets dat zich uitte op een passieve manier (een intern denkproces) of een actieve manier (een zoekproces naar papieren, land, familie). Ze ervoeren het verlangen naar informatie als ambivalent. Enerzijds is er de (h)erkenning bij het vinden van een stukje roots. Anderzijds zorgt het vaak voor extra vragen en verwachtingen bij zichzelf en de verschillende contexten.
2. Adaptatie
“Families adopt, adoptees adapt”
Bij adoptie verlaten jonge kinderen hun vertrouwde habitat. Dit gaat gepaard met verlies van het gekende en wennen aan het nieuwe. Voor het kind is er weinig andere keuze dan zich aanpassen. Soms is er sprake van schijnaanpassing. Dit gebeurt wanneer het kind zich via gedrag zo goed mogelijk probeert te conformeren aan de verwachtingen van de omgeving, voornamelijk om de ander gunstig te zijn en niet tot last te willen zijn.
De geadopteerden spraken van een soort innerlijk conflict als gevolg van botsende emoties. Als adoptiekind ben je heel blij met alle materiële zaken en aandacht maar tegelijkertijd is er ook het besef van wat en wie je achtergelaten hebt. Het is voor hen onduidelijk of ze openlijk verdrietig mogen zijn over het verlies en het gemis… Want de anderen lijken euforisch over hun komst. Dit resulteerde bij sommigen in compensatie- en vermijdingsgedrag. Waar de ene ging ‘emo-eten’, namelijk het wegglazuren van lastige emoties met zoetigheid, koos de ander om bepaalde gespreksonderwerpen uit de weg te gaan.
Het gevoel hebben dat alles bespreekbaar is, dat de omgeving jouw signalen als kind opvangt en hier gepast op reageert, is cruciaal voor de geadopteerden.
3. dynaMieken binnen het gezin
“Je schoonfamilie kan je mijden, je adoptiegezin niet.”
Als adoptiekind krijg je een ander gezin met nieuwe ouders, broers, zussen… allemaal nieuwe relaties om aan te gaan. Dit is geen sinecure. Je kan het je een beetje voorstellen als je schoonfamilie leren kennen en je positie zoeken binnen de bestaande dynamieken. Het verschil is dat je, indien nodig, je schoonfamilie kan gaan mijden of de contacten kan beperken tot een minimum. Als adoptiekind heb je die opties echter niet. Daarom benadrukken de respondenten het belang van open communicatie en sensitief-responsieve reacties van de omgeving. Het gevoel hebben dat alles bespreekbaar is, dat de omgeving jouw signalen als kind opvangt en hier gepast op reageert, is cruciaal voor de geadopteerden.
4. idEntiteit en plaats in de maatschappij
“Het is alsof enkel uiterlijke kenmerken de rest van mijn zijn bepalen.”
Het anders zijn in een maatschappij waar wit en Vlaams de dominante trekken zijn, de daarbij horende vooroordelen, discriminatie en pestgedrag…hoe ga je hiermee om? De geïnterviewden hadden het gevoel dat ze onvoldoende zichzelf konden zijn en dat ze nooit ergens volledig bij horen. Dit was enerzijds het gevolg van onvolledige informatie over hun afkomst. Ze kregen allen een nieuwe naam van hun adoptieouders en gegevens zoals de naam en woonplaats van hun biologische ouders of hun exacte geboortedatum zijn voor de meerderheid onder hen niet geweten of onvolledig. Terwijl dit voor de meeste Vlaamse kinderen die opgroeien bij hun biologische ouders vanzelfsprekende informatie is.
Anderzijds is er de ruimere maatschappij die kijkt en categoriseert vanuit een nauw kader. Ondanks het feit dat identiteit een dynamisch proces is, dat tot stand komt op basis van verschillende soorten input en ervaringen uit zowel de biologische als de adoptie-context, krijgen interlandelijk geadopteerden snel het label van ‘vreemdeling’.
Rationeel weten we dat alle mensen, dus ook geadopteerden, meer zijn dan hun buitenkant. Toch blijft het binair denken in termen als ‘vreemdeling’ en het antoniem ‘landgenoot’ domineren. Alsof je niet tegelijkertijd een andere etnische origine kan hebben én een landgenoot kan zijn.
Angst is een belangrijke emotie, in die zin dat het vooral een alarmerende functie heeft. Het geeft aan dat er mogelijk iets gaat gebeuren dat extra aandacht en waakzaamheid vraagt. Bij verschillende geadopteerden schiet de ‘overlevingsmodus’ ook aan op momenten dat er geen sprake is van reëel gevaar.
5. gevoeLens
“Alles wat vertrouwd was, was plots weg… Een verlies waar ik nog niet en mogelijk nooit volledig overheen zal zijn.”
De gevoelens die gepaard gaan met adoptie zijn even ambivalent als het proces zelf. Hierbij was gepast omgaan met negatieve emoties de moeilijkste opdracht. Angst, verdriet, boosheid, minderwaardigheid, onzekerheid en eenzaamheid werden het vaakst benoemd. Angst, al dan niet gemaskeerd, leek het meest op de voorgrond te staan. Angst is een belangrijke emotie, in die zin dat het vooral een alarmerende functie heeft. Het geeft aan dat er mogelijk iets gaat gebeuren dat extra aandacht en waakzaamheid vraagt. Bij verschillende geadopteerden schiet de ‘overlevingsmodus’ ook aan op momenten dat er geen sprake is van reëel gevaar. Ook in niet onrustwekkende situaties ervaren deze geadopteerden angst. Dit kan o.a. gaan over angst om te falen, om zich te binden aan iemand, om zich te engageren voor een activiteit of om alleen achter te blijven. Erkenning en een vangnet van goede vrienden ervaren ze als een steunende factor.
6. rElaties
“Oppervlakkige functionele contacten gaan heel vlot. De uitdaging zit hem in de opbouw van hechte duurzame contacten.”
Geadopteerden hebben meestal verschillende zorgfiguren gekend in de biologische context, die vervolgens vervangen wordt door de adoptiecontext. Deze wissels in vroegkinderlijke contacten doen niet alleen een groot beroep op het adaptievermogen van het jonge kind, deze situatie zorgt er ook voor dat het kind onvoldoende de kans krijgt om zich te hechten aan een vaste zorgfiguur. Hierdoor is gehechtheid een extra uitdaging, zeker als er sprake is van late adoptie. Veelvuldig onderzoek leert ons ook dat ervaringen met onze eerste zorgfiguren een soort blauwdruk of basis leggen voor toekomstige relaties. Respondenten deelden dat moeilijke ervaringen voor en/of na de adoptie tot gevolg hadden dat het aangaan van hechte diepe relaties als volwassenen moeilijk werd. Vooral de angst om (opnieuw) verlaten te worden bleek latent aanwezig.
7. zOrg- en hulpverleningsNetwerk
“Er is meer nodig op alle vlakken. Betrokken partijen in het adoptielandschap zijn op de hoogte maar acties schieten te kort.”
Sommige respondenten gingen op zoek naar een professionele hulpverlener om bijvoorbeeld op een adequate manier te leren omgaan met de emoties en moeilijkheden gerelateerd aan hun adoptie of onopgeloste vragen over hun roots. Anderen hadden eerder nood aan informeel contact met lotgenoten. Adoptie is een complex en emotioneel proces dat vaak gepaard gaat met kleine of grote kopzorgen. Respondenten waren het er dan ook unaniem over eens dat adoptie met zorg omkaderd moet worden. Het bestaande aanbod vinden ze dan ook te beperkt en onvoldoende.
Tot op heden is er niemand (!) die kan vertellen hoeveel interlandelijk geadopteerden er in Vlaanderen zijn.
Om een ruim en passend zorgaanbod te kunnen bieden is het belangrijk om zicht te hebben op (en inzicht in) enerzijds het totaal aantal interlandelijk geadopteerden in Vlaanderen en anderzijds de diverse zorg- en hulpvragen die bij hen leven. Tot op heden is er niemand (!) die kan vertellen hoeveel interlandelijk geadopteerden er in Vlaanderen zijn, dus ik waag me aan een schatting. Bij het Vlaams Centrum voor Adoptie (VCA) zijn er cijfers gekend van het aantal adopties gerealiseerd door erkende adoptiediensten tussen 1992 en 2017. Over een periode van 25 jaar zijn er 3706 geadopteerden. Dit cijfer is een onderschatting omdat er zowel voor als na 1992 ook adopties gebeurden via niet-erkende adoptiediensten.
Ik deed daarnaast een kleine bevraging binnen mijn netwerk waarbij ik tot de conclusie kwam dat er verschillende adopties zijn gerealiseerd voor 1970. Dus stel dat we een schatting maken, op basis van gekende cijfers en de wiskundige regel van drie, dan zijn er in totaal ongeveer 6819 geadopteerden in Vlaanderen. Voor zorgmaatregelen, -initiatieven en financiële middelen die nodig zijn, vertrekken beleidsmakers en betrokken organisaties steeds van de gekende cijfers, namelijk 3706. Dit wil zeggen dat 45% of 3113 van de geadopteerden letterlijk en figuurlijk niet meetellen. Ik vraag me dan ook af hoe het mogelijk is om een uitgebreid, gepast en professioneel nazorgkader te bekomen voor alle geadopteerden die het nodig hebben, als we zelfs niet vertrekken van een cijfer dat bij benadering klopt?
Al op heel jonge leeftijd wordt van het adoptiekind verwacht dat het zich zo goed mogelijk aanpast.
K.A.M.E.L.E.O.N.
“We need to evolve in a way that societies and families adapt so it becomes easier for adoptees to adopt their new environment instead of the other way around.”
Kameleons zijn gekend voor hun adaptatievermogen, dat ze van kleur kunnen veranderen afhankelijk van de omgeving waarin ze zich bevinden. Dat vermogen is een soort communicatiemiddel. De kameleon heeft een basiskleur die sterk lijkt op de omgeving. Deze kleur verwijst naar een goede gezondheid. De kameleon voelt zich op zijn gemak (m.a.w. de omgevingsfactoren zijn ideaal), waardoor hij als het ware één wordt met zijn omgeving. Verandert de kameleon van kleur, dan ervaart hij mogelijk stress, angst of ziekte.
Van geadopteerden wordt vaak gezegd dat ze een hoog kameleon-gehalte hebben. Maar net zoals bij de kameleon vergeten we vaak dat het adaptatievermogen voornamelijk een gevolg is van nieuwe (gunstige of ongunstige) omgevingsfactoren. Al op heel jonge leeftijd wordt van het adoptiekind verwacht dat het zich zo goed mogelijk aanpast. En velen doen dat goed, sommige zelfs te goed. Sommige zijn namelijk zo goed in het doen wat de ander verwacht, dat er twijfel ontstaat over wat de geadopteerde nu zelf wil, denkt of nodig heeft.
Als je de Franse woorden ‘adapter’ en ‘adopter’ vertaalt, staat het één voor aanpassen-afstemmen en het ander voor aannemen-accepteren. Is het niet logischer dat we evolueren naar kleine (het gezin) en grote (de maatschappij) samenlevingsstructuren, die zich aanpassen aan de specifieke noden van geadopteerden, zodat het voor hen gemakkelijker wordt om de nieuwe omgeving te accepteren, i.p.v. omgekeerd?
Over de auteur:
Miranda Ntirandekura Aerts is klinisch psychologe en integratief psychotherapeute.
© Foto auteur: Geert Van de Velde