“Christen zijn, ik plaats dat een beetje apart (van lid van de gemeenschap zijn), want bijvoorbeeld Yassin, is ook bij Sant’Egidio en hij is moslim.”
Amber Dierckx, student aan de KULeuven (Master sociale en culturele Antropologie) , bestudeerde de impact van religie op de identiteit van jongeren en interviewde hiervoor 4 jongeren van de St. Egidius gemeenschap over 'de gemeenschap' en 'geloven'.
Identiteit en identificatie van jongeren met de Sint Egidius gemeenschap.
Ik heb een klein onderzoekje opgezet om de impact na te gaan van een religie en een religieuze gemeenschap op de identiteit van jongeren. Dit onderwerp kwam onder mijn aandacht door een contradictie die ik tegenkwam tussen theorie en praktijk. Enerzijds mijn opleiding waarin theorieën omtrent de postmoderne maatschappij aan bod kwamen. In zulke maatschappij zijn keuzevrijheid en individualisme het hoogste goed geworden. De “grote verhalen” zijn weggevallen. Voor jongeren (en anderen) is het niet altijd makkelijk om hun identiteit te ontdekken. Ook religie lijkt in zo’n maatschappij uitgespeeld. Al de maatschappelijke functies die ze had zijn langzaam naar andere domeinen verhuisd. De postmoderne maatschappij confronteert jongeren dus met identiteitsverlies en secularisatie. Anderzijds leek de realiteit een andere weg in te slaan, dan doorgedreven secularisering. Religie lijkt nog steeds een relevante rol te spelen in de identiteitsvorming van sommige jongeren. In het kader van de vraag naar de mogelijke impact van een religieuze gemeenschap op de identiteit van jongeren, heb ik vier jongeren van de Sint Egidius gemeenschap geïnterviewd over “de gemeenschap” en over “geloven”.
Uit de interviews kwamen nog steeds erg individualistische klanken naar voren. Maar daarnaast gaven de jongeren ook het belang aan van de groep bij de vorming van hun identiteit. Bovendien legden ze uit dat religie voor hen op persoonlijk vlak ook van belang is. Het is de inspiratie voor hun handelen. Ze willen de wereld verbeteren; dat begint bij zichzelf en breidt zich dan uit naar hun buurt, hun stad, … en zulke wil krijgt vorm in de Sint Egidius gemeenschap.
De gemeenschap van Sant’Egidio is een katholieke lekenbeweging die in 1968 in Rome werd opgericht door Andrea Ricardi. In de geest van Franciscus van Assisi wilde hij aandacht voor de armen. En hen op een hele concrete manier helpen. Met enkele vrienden richtte de jongeman de “bijschool” of scola popolare op waar kansarme kinderen geholpen werden met hun huiswerk. Zo begon het ook in Antwerpen in 1985 met een groepje jongeren onder leiding van Hilde Kieboom die vanuit een christelijke overtuiging kinderen uit kansarme Antwerpse wijken gingen helpen met hun huiswerk. Ook vandaag heeft de Sint Egidius gemeenschap een erg actieve jongerenwerking die nog steeds gebaseerd is op de christelijke geloofsovertuiging en maatschappelijk engagement.
Volgens Julia is “het idee van Sant’Egidio”: “met de armen bezig zijn, en dat ook echt belangrijk vinden.”
Maarten: “Ze spreken de wil uit om te zorgen voor een betere wereld.”
Eva: “iemand die zich inzet voor anderen”
De jongerenwerking bestaat uit vrijwilligerswerk: huiswerkbegeleiding van kansarme lagere schoolkinderen (School van Vrede), jeugdwerking (Friends), bejaarden bezoeken of helpen in het restaurant voor daklozen (Kamiano). Daarnaast komen de jongeren vooral samen voor het gebed op vrijdag. Daarbij komen jongerendagen, uitstappen naar Rome, Auschwitz of andere internationale bijeenkomsten, telkens met een religieuze insteek.
Een gefragmenteerde identiteit …
Waar onder andere Sökefeld (1999) zich over heeft gebogen is de fragmentatie en vloeibaarheid van identiteit in onze postmoderne maatschappij. Dit wil zeggen dat er niet een vaste identiteit ontstaat vanaf een bepaalde leeftijd, maar dat er een voortdurend identificatieproces bezig is en dat dit op verschillende plaatsen naar een verschillende identiteit leidt.
Maarten volgt dit typische beeld van de “gefragmenteerde Westerse mens”: “We hebben nu in de les van sociologie zoiets gezien van een gefragmenteerd mens, en ik herkende me daar heel erg in. Ik vind het leuk om zo’n beetje van dit te zien en een beetje van dat. Maar echt in één bepaald ding mij settelen vind ik niet leuk en … euhm… het klinkt misschien wat raar, maar ik heb zo het gevoel dat als ik een beetje van dat en een beetje van dat, dan voel ik mij meer gelukkig. Dan heb ik het gevoel dat ik er misschien meer kan uithalen.”
Eva geeft dan weer aan dat identificatie afhangt van het moment, de plaats en de situatie. Op de vraag wie ze belangrijk vindt voor haar identiteit, antwoordt ze: “Dat hangt eigenlijk van periode tot periode af. Er was een periode dat ik hier (bij de Sint Egidius gemeenschap) heel betrokken was enzo; en dat ik dacht … dat ik mijn voorbeelden ook hier wat naar spiegelde: ik wil later dezelfde waarden in mijn leven. Maar nu door mijn schoolwerk kom ik hier veel minder en zie ik dat het verandert. Ik ben meer thuis, ook omdat mijn familie veel helpt, mijn ouders vooral (…) en dan merk ik gewoon dat ik meer naar mijn ouders ga refereren.”
Ook Julia verwoordt dat je identiteit ontwikkelt in een proces waarbij men steeds dichter naar de groep toegroeit: “Ik denk vooral in het begin dat ge telkens opnieuw de keuze moet maken om iets te doen voor de armen, en eigenlijk meer gaat voor uw vrienden (…) maar na een tijd -ja- is dat niet echt bewust, maar wordt ge daar zo ingerold (…) ik denk dat het toch wel moet groeien”.
Net als Maarten: “ … eigenlijk ben ik dan stap voor stap, een jaar later (na het eerste contact met de Sint Egidius gemeenschap) bij de gemeenschap gekomen” Hij zegt ook dat er tijd nodig is om ergens toe te gaan behoren: “Tegenover hen (noemt enkele voorbeelden van jongeren die al vanaf jonge leeftijd bij de gemeenschap zijn) ben ik nog maar een broekie (lacht).”
… en de rol van de groep.
Tussen de regels kunnen we in hun antwoorden al lezen dat anderen en een groep ook belangrijk zijn voor de identiteit van deze jongeren. Door in de gemeenschap te integreren krijgt hun identiteit meer vorm. Identiteit is voor hen nog wel erg individueel, maar ze geven ook aan dat de groep belangrijk is in het identificatieproces dat daarmee samengaat.
Nicolas: “Identiteit is denk ik iets dat je misschien vormt in een groep. Allé, ik denk om u identiteit te kennen moet ge sowieso eerst in een groep … bij zijn … of ooit in een groep ... geweest (zijn). Anders kunt gij onmogelijk een identiteit zijn.”
De jongeren blijven zich dus wel duidelijk onderscheiden als individu in de groep. Ze maken een onderscheid tussen individuele identiteitskenmerken die ze eventueel delen en een collectieve identiteit. Dit laatste zijn identiteitskenmerken die iedereen van de groep heeft en die vasthangen aan het lidmaatschap van die groep.
Julia: “Ik denk wel dat iedereen zijn eigen mening daarover heeft, maar er zijn zeker ook raakvlakken met de mening van iemand anders. Niet honderd procent hetzelfde, maar wel ongeveer.”
Ze hebben wel dezelfde overtuigingen, maar het is niet omdat ze tot die groep behoren dat ze allemaal hetzelfde zijn. De jongeren wezen me er op dat de mensen “van Egidius” zeer verschillend zijn. Als ik ze naar een “Egidius-identiteit” vroeg bleven ze steken op “open mensen”, “vriendelijk” en “welkom”. Ze konden geen uitspraken doen over “hoe iedereen van de gemeenschap is”.
Julia: “Wij hebben heel veel verschillende mensen in onze gemeenschap. Ik denk niet dat je daar echte een rode draad kunt doortrekken.”
Eva: “De mensen hier zijn gewoon heel verschillend, en hebben allemaal ook verschillende interesses (…) Er zijn verschillende redenen en verschillende manieren waarop de mensen bij de gemeenschap zijn gekomen (…) dat dat een andere rol ook heeft voor verschillende mensen en dat ze zich daardoor ook anders gaan gedragen in de gemeenschap.” En de positie die iemand in de groep inneemt samen met wat hij doet bepalen zijn/haar individuele identiteit.
Zelfs “gelovig” of “christen” hoeft men niet te zijn om lid te zijn van de gemeenschap.
Maarten: “Christen zijn, ik plaats dat een beetje apart (van lid van de gemeenschap zijn), want bijvoorbeeld Yassin, is ook bij Sant’Egidio en hij is moslim.”
Nicolas identificeert zich ook niet meer als christen,
“Ik heb een periode gekend dat ik mij op die manier (als christen) identificeerde, maar achteraf heb ik gezien dat ik eigenlijk niet tot die groep behoor, of volledig behoor.”
maar rekent zich nog wel tot de gemeenschap.
“Als je puur naar de activiteiten kijkt, denk ik ja (ik ben lid van de gemeenschap), maar dat geloofaspect, nee.”
Dat brengt ons bij de rol van religie en geloven bij het ontwikkelen van een identiteit door jongeren.
De rol van geloven …
Nicolas: “Het geloof maakt een belangrijk deel van de gemeenschap. Maar… ge ziet dat ook andere mensen lid zijn van de gemeenschap; die niet gelovig zijn of minder gelovig. Maar ik denk wel dat de gemeenschap het zou appreciëren als iedereen actief is in het geloof.”
Sant’Egidio is in de eerste plaats een gemeenschap van vrijwilligers. Daarnaast is het natuurlijk onlosmakelijk met het katholicisme verbonden. Maar het is niet noodzakelijk om christen te zijn, om bij de gemeenschap te horen. Nicolas zelf is daar een goed voorbeeld van. Hij vindt in God geloven naïef, maar vindt de gemeenschap wel een onuitwisbare invloed op wie hij is. Ook op Eva heeft de gemeenschap een blijvende indruk nagelaten: “De gemeenschap heeft mij dingen bijgeleerd die ik altijd in mijn hoofd zal hebben en waar ik altijd wel aan zal denken. Ik denk niet dat ik dat verlies.”
Julia hecht veel belang aan het gebed dat de jongeren elke vrijdag houden: “De meeste mensen weten ook dat ik elke vrijdag naar het gebed ga; dat ze mij niet moeten meenemen naar feestjes, of naar discotheken of weet ik veel wat.”
Ook voor Maarten is het gebed erg belangrijk; en de andere religieuze aspecten die hij bij de gemeenschap heeft leren kennen, zoals de viering met Pasen. Over het gebed zegt hij: “Wanneer ik dat (lezing uit de Bijbel en duiding bij die lezing) hoor, dan voel ik me daar echt betrokken bij. Dan doet u dat beseffen van … Dan voelt dat heel herkenbaar aan (…) Ik herken mij er heel hard in.” Hij wordt erg door het christendom en de vorm die het in de gemeenschap heeft gekregen aangesproken. Het christendom heeft een duidelijke plaats gekregen in zijn denken en leven. Net als bij de anderen overigens, met uitzondering van Nicolas.
… en van de “christelijke praktijk”
Naast het gebed is het vrijwilligerswerk voor alle jongeren erg belangrijk en een grote inspiratie. Dit is de voornaamste reden dat ze bij de gemeenschap beland zijn.
Maarten: “Stap voor stap ben ik tot de gemeenschap gekomen: eerst bij school van vrede, en daarna … daarna deed ik ook nog wel school van vrede, maar dan ben ik pas de jongeren tegen gekomen.”
Julia: “Ik wou eigenlijk gewoon vrijwilligerswerk doen en dat was nu toevallig Sant’Egidio, met een christelijke achtergrond.”
Voor ze bij de gemeenschap kwamen waren de jongeren niet echt met geloof bezig.
Nicolas: “Voor ik bij de gemeenschap kwam was ik niet echt bezig met geloof. Ik ging in die tijd zelfs niet … misschien één keer of twee keer per jaar naar de kerk, gewoon op Kerstmis en Pasen.”
Maarten: “Ik heb dat gemerkt met Pasen, dat ik daar eigenlijk niet zo mee bezig was, maar … ja … omdat ik het gevoel heb nu dat ik meer met Pasen moet doen, dat ik daar niet genoeg mee bezig was precies.”
Eva: “Ik dacht daar (geloven, christendom, …) eigenlijk niet veel over na. Ik zat altijd wel op een christelijke school, maar op school werd daar niet zo diepgaand over gesproken eigenlijk (…) maar dat had wel tot gevolg dat ik, en de rest van de leerlingen, zich daar niet echt voor interesseerden. Daarom was dat in het begin wel raar toen ik bij de gemeenschap kwam, met het gebed enzo.”
Maar ze zeggen wel dat het christelijke nu een belangrijke rol speelt in wie ze zijn en wat ze doen, hoewel ze dat niet altijd goed beseffen of erkennen.
Wanneer ik haar vraag wat ze zou doen als Sant’Egidio er opeens mee ophoudt, antwoordt Eva dat ze een andere vrijwilligersorganisatie zou zoeken, maar een christelijke?
“Ik denk in eerste instantie dat ik daar niet zo bij stil zou staan, of dat ik het (christelijke) zo zou missen. Maar dat het na een tijd wel gemist zou worden en dat ik dan wel op zoek zou gaan.”
Het vrijwilligerswerk is ook een voorwaarde om echt “lid” van de gemeenschap te zijn. Zo stelt Julia: “Ja, regelmatig deelnemen aan de activiteiten. En ook in echt het idee van Sant’Egidio zitten. En echt ook met de armen bezig zijn, en ook dat echt belangrijk vinden.”
Het vrijwilligerswerk vinden de jongeren het belangrijkste, maar dit is een uiting van de christelijke ideeën die op de achtergrond spelen. Eva stelt dat het vrijwilligerswerk een soort ‘gemakkelijkheidsoplossing’ is om “van Sant’Egidio” of christen te zijn.
Eva: “Het vrijwilligerswerk is in feite makkelijker, omdat … dat is iets wat ge doet. Ge bent daar mee bezig. Terwijl het religieuze aspect is iets wat je voor een stuk ook alleen doet. Daarom is het gebed er ook: om samen te bidden. Maar dat is ook iets dat je thuis alleen moet verder zetten als dat echt iets voor u betekent.”
“Christen” zijn, maar niet voor iedereen.
Er zit nog een ander randje aan het religieuze aspect van de gemeenschap. De jongeren praatten met mij over geloven en het belang ervan voor wie ze zijn. Maar ze gaven ook toe dat ze het niet overal vertellen of profileren. “Katholiek”, “christen” of “gelovig” zijn is vandaag niet altijd vanzelfsprekend voor jongeren. Ze spraken over de angst voor stereotypering.
Eva: “Ja (ik zou mezelf het label “christen” geven), maar toch vind ik dat moeilijk om te denken dat andere mensen dat label over mij zouden hebben; omdat dat toch nog altijd zo’n beetje – ja ik weet niet – stereotiepen oproept zoals “seut” ofzo.”
Julia: “Ja ik zou toch niet echt heel snel zeggen dat ik in een katholieke gemeenschap zit, maar wel echt gewoon vrijwilligerswerk … Meestal zeg ik zelfs gewoon dat ik bijles geef aan kinderen. (…) Ik weet als eerste indruk dat dat (“ik ben christen”) wel eens vreemd kan klinken.”
Maarten: “Vroeger had ik wel schrik ervoor – alléja schrik – vond ik het moeilijk om te zeggen “ja ik ben christen” … maar … nu ook maar op een andere manier omdat als je zo zegt “ik ben christen” heb ik het gevoel dat mensen zo’n soort van verwachtingspatroon hebben.”
Nicolas bevestigt enerzijds het stereotype want hij stelt dat het geloven in God naïef is. Anderzijds nuanceert hij ook meer en legt hij uit waarom hij geen “christen” is: “Ik zou mezelf wel zien als iemand die eventueel gelooft, maar niet direct … als … “christen” (…) Ik vermijd die label omdat ik altijd iets heb van … de meeste mensen die zich als een christen of als gelovige identificeren zijn mensen die niet zo diep gaan. Je kan niet discussiëren, omdat zij zich beperken tot bepaalde … allee (…) ge hebt limieten op bepaalde thema’s.”
De jongeren maken dus een onderscheid tussen hoe anderen hen zien en hoe ze zichzelf identificeren. En zo is er ook een verschil met hoe ze zich naar anderen profileren en door de anderen gezien willen worden. Idealiter overlappen deze drie identiteitsvormen helemaal. De jongeren geven echter zelf aan dat er verschillen zijn.
Eva: “Mijn vrienden op school, bijvoorbeeld, zeggen soms wel; als ik vertel over het werk dat we doen met de gemeenschap – we zijn ook naar Malawi geweest (voor vrijwilligerswerk) – als ik daar over vertel: “ooh, gij doet altijd zo’n goeie dingen”en dit en dat. Maar ik weet niet of dat is hoe iedereen mij ziet, maar … ik zou wel graag hebben dat mensen mij zien als iemand die zich inzet voor anderen. Maar ik weet niet …”