Een paar weken geleden keek ik naar een pen die rood schreef. Het was een rare vierkleurenbalpen en ik wilde de kleur beter bestuderen. Maar toen ik de opmerking maakte dat de pen rood schreef, kreeg ik te horen van mijn vriendinnen Jana en Maria dat het geen rood was, maar bruin. Mijn vriendin Ezgi, die een Turkse achtergrond heeft, zag wel het rode, maar niet volledig.
Bang om onze twee andere vriendinnen te kwetsen, zei ze dat ik gewoon kleurenblind was. De hele dag door twijfelde ik aan mezelf. Zou ik nu echt kleurenblind zijn? Dat kon toch niet… In gedachten maakte ik al een afspraak bij een oogarts, aangezien ik als student interieurarchitectuur zeker niet kleurenblind mocht zijn. Heel mijn carrière hing hiervan af.
Ik snelde naar huis en kon niet wachten mijn ouders de mysterieuze kleur te tonen. Tot mijn opluchting zagen zij ook de kleur rood, net als ik. Maar waarom zagen mijn vriendinnen het anders? De volgende dag ging ik naar school, zeker van mijn stuk dat het rood was en dat zij het verkeerd zagen.
Op die dag besefte ik dat het helemaal niet om de kleur van de pen ging, maar om de kleur van je huid. Wie de lichtste huid had, had gelijk en o-wee als iemand met een andere huidskleur daar iets tegen inbracht
Maar dan kreeg ik als reactie te horen dat heel mijn familie misschien kleurenblind was. Ik keek argwanend naar Ezgi, die – toen we alleen waren – ook toegaf aan mij dat de kleur inderdaad rood was. Ik verwachtte haar steun, maar ze zweeg.
Op die dag besefte ik dat het helemaal niet om de kleur van de pen ging, maar om de kleur van je huid. Wie de lichtste huid had, had gelijk en o-wee als iemand met een andere huidskleur daar iets tegen inbracht. Ik nam wat afstand van Jana en Maria, maar Ezgi niet. En ik nam het haar ook niet kwalijk. Want vriendinnen zijn met Jana en Maria betekende recht hebben op een bevoorrechte behandeling van docenten, en connecties met de universiteiten. Maria haar mama was burgemeester en een bekende oud-leerling en Jana haar papa was een bekende vastgoedmakelaar waardoor de docenten altijd wisten dat ze die meisjes niet te hard moesten aanpakken. Iets wat Ezgi en ik zeker nodig hadden. Iets waar ik klaar voor was om het op te geven, maar Ezgi niet.
Foto: Antoni Shkraba
Over de auteur:
Ayah (2002) is studente architectuur aan de KU Leuven in Brussel. Ze is opgegroeid in Brussel en heeft zelf Marokkaanse en Indische roots. Brussel ziet ze nog steeds als haar thuis omwille van het leven en de diversiteit. Ze komt heel graag op voor mensen wiens stem niet wordt gehoord en wil zo een positieve verandering brengen.