Na meer dan tien jaar plannen, lobbyen en schipperen door politici, Joodse belangengroepen, historici en intellectuelen is het Vlaams Holocaustmuseum eindelijk uit al die as verrezen. Het met Vlaams geld bekostigde initiatief werd boven de doopvont gehouden als Kazerne Dossin. Memoriaal, Museum en Documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten. Die hele mond vol weerspiegelt de omslachtige ontstaans- en wordingsgeschiedenis van het project. Daarom eerst een schets van de voorgeschiedenis, ook al omdat die ondertussen herschreven, verdraaid en verschoond wordt.
Decennia lang zwegen Europese politici en - niet-Joodse - historici in alle talen over wat Joden, Roma en Sinti (zogenaamde zigeuners) onder het bewind van de nazi's was overkomen. Europese staten huldigden, herdachten en erkenden alleen krijgsgevangenen, verzetslui en politieke gevangenen.
De herdenking van al die vervolging en uitroeiing werd volledig overgelaten aan privé-initiatief. In Frankrijk bijvoorbeeld aan het Centre de Documentation Juive Contemporaine (CDJC), opgericht door Isaac Sneersohn die al in 1943 bewijzen begon te verzamelen, een centrum dat in 1956 werd aangevuld met een Mémorial du Martyr Juif inconnu. Met de almaar toenemende aandacht voor wat ondertussen 'Holocaust' was gaan heten, werden in de voorbije tien tot vijftien jaar veel van die Joodse privé-initiatieven genationaliseerd. In Frankrijk bijvoorbeeld werd het CDJC in 2005 omgevormd tot het Franse Mémorial de la Shoah.
Eigen volk eerst
Ook België sprong lange tijd op eng nationalistische wijze met alle oorlogsleed om. Alleen wie voor de natie gestreden en geleden had, kon held of martelaar zijn, in totale oppositie met al wie de natie 'verraden' had door op de een of de andere manier met de vijand samen te werken.
Aan de uit België gedeporteerde Joden, waarvan slechts 10% de Belgische nationaliteit had, werd weinig of geen aandacht besteed. Joodse slachtoffers en overlevenden kregen van staatswege pas officieel erkenning als ze sluitend konden aantonen dat ze niet zomaar als Jood maar wegens onbaatzuchtige patriottische daden waren opgepakt. Hetzelfde gold voor de Roma en Sinti en voor de paar niet-Joodse Belgen die uit Belgische gevangenissen of psychiatrische instellingen werden overgeheveld naar Duitse concentratiekampen (zie Van den Berghe-1995).
De Grote Catastrofe of Churban – zoals de Jodenuitroeiing toen in Joodse middens heette – werd direct na de oorlog door zionisten gebruikt als bijkomend argument in de politieke strijd voor de oprichting van een Joodse staat, maar eens Israël opgericht (1948), ging ook daar alle aandacht naar de opbouw van de staat met inbegrip van de uitsluiting en verdrijving van Palestijnse mannen, vrouwen en kinderen. De Grote Catastrofe werd toen vooral gebruikt als bewijs voor het zionistische gelijk: integratie en assimilatie leiden tot de ondergang, Joden hebben een eigen staat nodig.
Ook de ontvoering van Adolf Eichmann in 1960 uit Argentinië, het daaropvolgende proces en zijn terechtstelling waren in hoofdzaak bedoeld om Israëli's bij te brengen dat ze niet als schapen ter slachtbank mochten gaan. Zie desgewenst: Kwaad uit gehoorzaamheid of overtuiging
De politiek-ideologische exploitatie van de Shoah (de hedendaagse Joodse benaming voor Jodenuitroeiing) is begrijpelijk genoeg van Joodse oorsprong, maar haar grootschaligheid is van Amerikaanse makelij. De Holocaust bruikbaar of inzetbaar maken voor de hele natie, als onderdeel van het nationale bewustzijn. Door tegenstelling aan de gruwelen van de Jodenuitroeiing het verhaal van pluralisme, tolerantie, democratie en mensenrechten meer kracht bijzetten, een verhaal dat de VS graag over zichzelf vertellen.
In 1993 werd in de VS, een land waaruit niet één Jood werd gedeporteerd, een nationaal Holocaustmuseum opgericht, het United States Holocaust Memorial Museum (USHMM), dik tien jaar voor er een nationaal gedenkteken voor WO-II kwam. De VS waren en zijn natuurlijk de gezworen bondgenoot van Israël, ook al omdat veel Joden naar de VS zijn uitgeweken. Sommigen richtten er pro-Israëlische lobbygroepen op, onder meer het American Israel Public Affairs Committee (1953) dat ondertussen heel wat in de pap te brokken heeft in de Amerikaanse Midden-Oostenpolitiek. Het in 1978 door president Jimmy Carter aangekondigde nationaal museum kwam er overigens ook maar na bijna vijftien jaar touwtrekken en gelobby (zie hierover Linenthal).
In datzelfde jaar 1978 geraakte Europa in de ban van de Amerikaanse televisieserie Holocaust. De soap rond de (fictieve) Duits-joodse familie Weiss sprak velen aan en kreeg ook heel wat navolging. De Holocaust geraakte als Amerikaans importproduct in Europa ingeburgerd. Zo'n vijftien jaar later ontdekten de media de 'laatste getuigen' (toen nog Joden en niet-Joden door elkaar) en met de vijftigste verjaardag van de Bevrijding kregen ook Europese politici iets meer belangstelling voor de Holocaust. Verscheidene landen, waaronder ook België, keurden toen een wet tegen Holocaustontkenning goed. Geleidelijk aan begon men ook in Europa de politieke bruikbaarheid of inzetbaarheid van de Holocaust naar waarde te schatten, vooral als antwoord op de electorale opmars van extreemrechts.
Deze uit de VS afkomstige Holocaust groeide uit tot de collectieve herinnering over WO-II. Hij werd staatszaak en verdrong geleidelijk alle andere aspecten van naziregime en bezetting. Het Holocaustbeeld dat zich in de collectieve herinnering heeft genesteld is zo overheersend geworden dat andere gruwelen erdoor in de schaduw worden gesteld. Niet-Joodse slachtoffers refereren eraan om hun leed te duiden en krijgen maar aandacht in de mate dat ze erin slagen dat in het Holocaustverhaal in te kaderen (van den Berghe–1996).
De rollen zijn nu compleet omgekeerd. De Holocaust slorpt alle herdenking op en eigent zich alle kampen toe als lieux de mémoire. Zo goed als niemand kent het verschil nog tussen concentratiekamp en uitroeiingskamp. Toen midden 2012 in de buurt van de nog niet geopende Kazerne Dossin een gerestaureerde treinwagon werd ingehuldigd als symbool van de deportatie, weerklonk zowaar De Moorsoldaten, het beroemde klaag- en strijdlied dat niet-Joodse politieke gevangenen, communistische verzetslui, in Börgermoor schreven, één van de vroegste concentratiekampen, vele jaren voor Joden als Joden werden opgesloten.
Doorgangskamp Mechelen
Vanuit SS-Sammellager Mecheln, de voormalige Dossinkazerne, werden meer dan 25.500 Joden en 352 Roma en Sinti gedeporteerd, voornamelijk richting Auschwitz-Birkenau. Minder dan 5% keerde levend terug.
Het doorgangskamp werd in Mechelen gevestigd omdat die stad halverwege Antwerpen en Brussel ligt, in die steden toen de meeste Joden woonden en natuurlijk ook omdat de Dossinkazerne beschikbaar was met vlakbij een spoorwegvertakking die aansloot op het in die stad van oudsher goed ontsloten spoorwegnetwerk.
Op 30 mei 1948 werd op initiatief van de Association des Anciens Détenus de la Caserne Dossin een stenen gedenkplaat bevestigd aan de voorgevel van de Dossinkazerne. Een monument met een huisvormige structuur die zoals in synagogen de ark symboliseert. In het bovenste deel een davidster met daaronder in het Nederlands en het Frans: "Belgen vergeet niet", en in het rechthoekige deel: "dat uit deze kazerne 24161 Israelieten werden weggevoerd naar de Duitse kampen. 1942-1944". Bij de onthulling was de belangstelling niet bijster groot. Het zou ook nog negen jaar duren vooraleer de Vereniging van Joodse Weggevoerden in België de plek opnam in zijn jaarlijkse bedevaart, een plechtigheid die steevast werd afgerond met het Belgisch en Israëlisch volkslied (Verbeke, 169-173).
Oorspronkelijk was 'Israëliet' de etnische benaming voor iemand die tot één van de twaalf stammen van het bijbelse volk van Israël behoorde. Later scheidden de Juda zich af en vormden het koninkrijk Juda. De inwoners werden Judeeërs genoemd, Joden in het Nederlands. Alle andere stammen bleven Israëlieten heten. Pas na hun wegvoering naar het Assyrische rijk (8ste eeuw) verdween het begrip Israëliet op de achtergrond om uiteindelijk een synoniem te worden van Jood. In de eerste editie van 'de' Van Dale (1864) wordt een Israëliet gedefinieerd als iemand die tot het Joodse volk behoort, maar dat betekende toen niet meer dan 'belijder van de Mozaïsche leer'. 'Jood' had toen nog exact dezelfde betekenis.
Na de oorlog deed de Dossinkazerne dienst als opleidingscentrum voor de administratie van de krijgsmacht. Toen dat centrum in 1973 verhuisde raakte de kazerne in verval. De stad overwoog om het gebouw te laten afbreken maar toen daar protest tegen rees werd de gevel alsnog geklasseerd. In 1982 kocht Mechelen de kazerne aan, in 1984 besloot de gemeenteraad ze om te bouwen tot appartementen voor particulieren.
In 1986 kwam er op initiatief van de Association des Anciens Détenus de la Caserne Dossin een bijkomend monument op en voor de gevel van de Dossinkazerne. Een zeshoekige bloembak met daarin zes stukken authentieke treinrail van verschillende lengte, die de davidster en de 6 miljoen omgekomen Joden symboliseren. (Verbeke, p. 135-138). Op een nieuwe gedenkplaat, bevestigd onder de oude, staat "Voormalige kazerne lt. Gen. Baron Dossin / deportatiecentrum voor Joden van 1942 tot 1944 / zes ongelijke staven uit de authentieke spoorlijn / symboliseren 6.000.000 Joodse slachtoffers / van alle leeftijden".
In 1989 betrokken de eerste bewoners hun appartement in wat nu Hof van Habsburg heette. In een donkere vleugel werd het stadsarchief ondergebracht. Onder impuls van de Vereniging van de Joodse Weggevoerden in België en het Centraal Israëlitisch Consistorie van België werd toch een appartement in ruwbouw gereserveerd voor een herdenkingsoord of museum. In de jaren 1990 groeide het idee er een Joods museum over de deportatie in onder te brengen, om de geschiedenis levend houden, iets tegen Holocaustontkenning doen en natuurlijk ook als uitdrukking van de toenemende bewustwording van het Belgisch Jodendom. Toen de bewoners van de appartementen van deze plannen hoorden ontstond er even commotie. Daar stond niets van in het contract, kon dat zomaar? De bewoners vreesden dat een Joods museum antisemitisch vandalisme met zich zou meebrengen, hun rust en veiligheid zou verstoren.
In september 1992 werd de eerste steen gelegd van het Joods Museum van Deportatie en Verzet (JMDV).
Door het ongelukkige 'van deportatie en verzet' (in plaats van over deportatie en verzet) hebben velen daar van het begin af aan 'voor deportatie en verzet' van gemaakt. Dat was al zo in de conceptnota voor het Vlaams Holocaustmuseum die Patrick Dewael in 2001 liet opstellen. Het bleef zo bij interpellaties in het Vlaams Parlement waar Dewael en anderen het steevast over 'voor deportatie' hadden. Dat gebeurde ook in veel media, ook in Joods Actueel en zelfs in enkele wetenschappelijke publicaties (bijvoorbeeld Schram).
In mei 1995 werd dit Joods museum ingehuldigd door de koning in het kader van de vijftigste verjaardag van de Bevrijding. Toen de vorst goed en wel vertrokken was, kwam er op 3 juni dat jaar op dezelfde gevel, maar op eerbiedige afstand van het Joodse gedenkteken, ook een gedenksteen voor de Roma, Roms, manoesjen en woonwagenbewoners, slachtoffers van "vooroordelen en discriminatie".
Zie eventueel http://gedenkorte.sintiundroma.de/index.php?ortID=108
Gedenkorte für Sinti und Roma. Dokumentations- und kulturzentrum Deutscher Sinti und Roma - en www.gedenken-in-benelux.de/content/index.php?navID=22&aID=86
Eind 1996 gingen de deuren van het JMDV open voor het publiek. De federale regering deed een duit in het zakje naar aanleiding van de vijftigste verjaardag, en de Vlaamse Regering trok per jaar tien miljoen Belgische frank uit voor werkingskosten, maar de hoge kosten voor verbouwingswerken moesten met privéfondsen gefinancierd worden (Vanderpelen).
Enkele jaren later bleek het JMDV al te klein behuisd. Het museum kon de vele bezoekers (zo'n 35.000 per jaar) en het archiefmateriaal niet meer de baas. De verantwoordelijken vreesden ook dat het nieuwe museumdecreet hun subsidie in gevaar zou brengen. De druk op de Vlaamse regering werd vergroot en in 2000 werd de subsidie veilig gesteld.
Toen kwamen een aantal ontwikkelingen samen die elkaar versterkten. Eind 1999 verklaarde een dertigtal Belgische professoren, leerkrachten en overheidsmensen na het bijwonen van een zesdaags symposium in Yad Vashem - het Israëlisch Shoahmuseum in Jeruzalem - dat in het onderwijs meer aandacht besteed moest worden aan de Holocaust. Dringend nodig "wegens de opkomst van het Vlaams Blok en andere uiterst rechtse elementen" (Bouman). Raf De Keyser (van de KUL), hoofd van de commissie leerplan geschiedenis voor het katholieke net, stelde een leerprogramma op met verplicht Holocaustonderricht voor de vijfde en zesde klassen middelbaar.
In het gemeenschapsonderwijs werd de Jodenuitroeiing in 2004 opgenomen in het leerplan geschiedenis voor de derde graad (vijfde of zesde jaar middelbaar, naar keuze van de leerkracht).
Op een in januari 2000 gehouden Holocaustconferentie in Stockholm spraken vertegenwoordigers van 48 Europese landen, waaronder België en zijn deelregeringen, af om de herinnering aan de Holocaust aan te wakkeren en zo extreemrechts een halt toe te roepen. Er zou meer Holocaustopvoeding en dito onderzoek komen met bijzondere aandacht voor wat Joden in eigen land was overkomen. Elke natie zou ook een jaarlijkse Holocaustherdenkingsdag instellen.
De hele conferentie werd overschaduwd door het verkiezingssucces van Jörg Haider en zijn FPÖ (Vrijheidspartij!) en de dreiging van extreemrechtse deelname aan de Oostenrijkse regering, een dreiging die op 1 februari bewaarheid werd.) - The Stockholm International Forum on the Holocaust, 26-28 January 2000 - www.holocaustforum.gov.se Toen ik hier midden februari 2013 op klikte kreeg ik onveranderlijk een triomfantelijk (?) 'It Works!' te zien.
Begin 2001 lanceerde Vlaams minister-president Patrick Dewael voor de voltallige Vlaamse media het idee om een Vlaams Holocaustmuseum én een Museum over de Vlaamse Ontvoogding op te richten als wapen tegen het Vlaams Blok, om het democratisch en pluralistisch karakter van Vlaanderen in de verf te zetten, en om de herinnering aan de ontvoogdingsstrijd van… Vlamingen levend te houden (een strijd die, dixit Dewael, democratie en pluralisme heeft mogelijk gemaakt).
Een inderhaast samengestelde werkgroep met politiek blauwe randjes maar zonder Holocaustspecialisten stak de koppen samen en bezocht een paar Holocaustmusea om inspiratie op te doen voor het spraakmakend Holocaustmuseum dat Dewael in gedachten had.
Na enkele aanvaringen met het Vlaams Blok verhevigde Dewael zijn strijd tegen onverdraagzaamheid en racisme (zie hierover van den Berghe-2004). Dewael wou iets doen aan Vlaanderens "totaal onjuiste imago van weinig verdraagzame deelstaat" (Deweerdt). Dat bracht de plannen voor het museum "in een stoomversnelling". De overheid moest de rol overnemen van de laatste getuigen, hun stem versterken voor het jonge publiek om de "gemakkelijkheidboodschap van het rechtse extremisme" te pareren. Het politiek noodzakelijke Holocaustmuseum, met als kern het JMDV-concept, zou eind 2003, begin 2004 zijn deuren openen (Dewael). Een oud schoolgebouw rechtover de Dossinkazerne zou worden aangekocht en op die locatie kon men, dixit Dewael, moeilijk het verhaal brengen van andere, even afschrikwekkende genociden. "Als men voor die kazerne opteert, moet men respect opbrengen voor wat die locatie in het verleden heeft betekend".
Het 'oud schoolgebouw' was in feite het uit 1830 – het jaar dat België werd opgericht - daterende Arresthuis, dat later van gevangenis tot militaire bakkerij promoveerde en vanaf de jaren 1960 de thuishaven was van het Instituut voor Kunst en Ambacht, dat nu moest opkrassen voor een Holocaustmuseum "met internationale allure".
Bemerk hoe de vroegere collectieve herinnering - verzet, collaboratie, repressie, amnestie – werd ingeruild voor een Holocaustverhaal dienstbaar gemaakt voor de strijd tegen extreemrechts. Tolerantie, antiracisme en mensenrechten, met de Jodenuitroeiing als stichtende kern.
Dat door het langdurige gebrek aan interesse voor wat Joden, Roma en Sinti in SS-Sammellager Mecheln was overkomen, het Holocaustmuseum niet in de oude kazerne – de plaats van het gebeuren - kwam, is blijkbaar ook voor de museumbouwers pijnlijk genoeg om te doen alsof dat toch gebeurd is. De nieuwbouw werd Kazerne Dossin genoemd en de curator beroept er zich op "een van de weinige [musea] in Europa" te zijn "op de echte historische plaats".
Op 12 januari 2013 stelde ik aan de bevoegde diensten van de stad Mechelen enkele min of meer pertinente vragen die tot op heden - eind februari 2013 - onbeantwoord bleven. Vragen die, beklemtoonde ik, van belang waren, zeker voor geschiedkundigen.
Wie, welke groepering(en) protesteerde(n) tegen de afbraak van de Dossinkazerne? Was er geen enkel protest – ook niet van Joodse zijde – tegen de verbouwing van kazerne tot privé-appartementen? Indien wel, waarom legde de stad dat protest naast zich neer? Overwoog de stad op geen enkel moment om het nieuwe museum in de oude Dossinkazerne onder te brengen? En als de stad dat wel zou gedaan hebben, waarom werd er op dat zowel historisch als qua herinneringseducatie zeer waardevolle idee niet doorgegaan? Ware het niet beter geweest de appartementsbewoners te onteigenen en rechtover de kazerne - waar nu de nieuwe Kazerne Dossin staat - een nieuw appartementsgebouw voor hen op te richten? Ware dat als puntje bij paaltje komt ook niet minder duur geweest? In elk geval veel en veel authentieker.
Waarschijnlijk speelt hier mee dat Patrick Dewael "een exemplarisch museum" op het oog had, "een spraakmakend museum in Europa " waarbij "een architecturale inbreng via de Vlaamse bouwmeester nuttig kan zijn" (zoals geformuleerd door de ad hoc werkgroep die Dewael inderhaast oprichtte – zie eventueel ook Van den Berghe-2001).
Op 29 juni 2001 keurde de Vlaamse Regering het basisconcept voor de oprichting van het Holocaustmuseum goed, met een mission statement op maat van het JMDV. Niet één gespecialiseerde historicus of pedagoog werd geraadpleegd. De eerder samengestelde werkgroep zou samen met tien vertegenwoordigers van het JMDV de klus wel klaren.
Voor het museum over de Vlaamse ontvoogding wou Dewael wél een wetenschappelijk comité. Maar toen het Vlaams Parlement weinig belangstelling toonde, stierf dit tweelingmuseum een wel zeer stille dood.
De zich als amateuristisch aankondigende aanpak van het Holocaustmuseum was niet naar de zin van enkele historici. Op hun aandringen schreef ik als gedoodverfd specialist inzake nazi-kampen Patrick Dewael aan. Na een stevig onderhoud met de premier eind 2001, werd dan toch een wetenschappelijk comité opgericht. Het mission statement werd herschreven en het JMDV (dat volgens voorzitter Nathan Ramet geen vragende partij was voor de grootse plannen van Dewael) kreeg een memoriaalfunctie toegewezen.
Ook de tweetalige Stichting Auschwitz, in 1980 in Brussel opgericht door de Belgische vriendenkring van gewezen politieke gevangenen van Auschwitz-Birkenau, kampen en gevangenissen van Silezië (mijn beklemtoning), werd al dan niet bewust over het hoofd gezien. In 2001 had ook zij een onderhoud met de Vlaamse premier en moet toen besloten hebben de confrontatie met de 'conservatieve' joden van het Joods Museum in Mechelen uit de weg te gaan en de gelegenheid aan te grijpen om het onevenwicht tussen Waalse en Vlaamse subsidies bij te stellen.
Op 8 januari 2013 stelde ik aan de Stichting Auschwitz schriftelijk enkele min of meer pertinente vragen. Waarom werd de Stichting Auschwitz, die in België als eerste actief en pedagogisch omging met dit vreselijk verleden, niet bij het nieuwe museum betrokken? Kon dat niet? Mocht dat niet? Wou ze dat zelf niet? Ook nu beklemtoonde ik dat het voor geschiedkundigen en leerkrachten geschiedenis (waar de Stichting zich nadrukkelijk op richt) relevant was te weten waarom de Stichting Auschwitz werd uitgesloten of zichzelf uitsloot. Op 17 januari liet men me weten dat mijn vraag zou worden voorgelegd aan de Raad van Bestuur van de Stichting die binnenkort zou samen komen. Eind februari 2013 wacht ik nog steeds op antwoord.
Het ondertussen aangestelde wetenschappelijk comité legde na goed een jaar denkwerk een innovatieve conceptnota voor. Naast het lot van de Joden van België zouden ook de lange voorgeschiedenis van de Endlösung en andere volkenmoorden worden belicht.
Dat viel in verkeerde aarde bij bepaalde Joodse belangengroepen. Na veel gelobby achter de schermen verdween de conceptnota zonder plichtpleging in de archivale prullenmand van de Vlaamse regering.
Toen bleef het een tijdje stil, ook al omdat Yves Leterme, de nieuwe Vlaamse premier, aanvankelijk weinig zin had in het dure project van zijn VLD-voorganger, maar eind december 2006 bezweek hij onder de aanhoudende druk en werden de onderhandelingen met het JMDV heropgestart. Wat er precies achter de schermen werd bekokstoofd, blijft koffiedik kijken, maar plots dook een in politieke en Joodse kringen onbesproken compromisfiguur op als curator: professor Herman Van Goethem. Een verdienstelijk historicus, maar allerminst een specialist in deze materie.
De nieuwbakken curator, die het museum in samenspraak met het JMDV zou invullen, beriep zich vrij snel op een consensus onder historici. Het mag ondertussen duidelijk zijn dat Joden en historici het nooit helemaal eens zijn geworden, ook niet in eigen kring. De 'realisten' onder de betrokken historici legden zich bij het politiek voldongen feit neer, proberen een graantje mee te pikken, en sluiten hardliners die daar niet aan meedoen meedogenloos uit (zie hierover: Een kleine geschiedenis en Achter de schermen van de Holocaust).
Door alle gelobby werden gaandeweg verscheidene verenigingen en belangengroepen (Stichting Auschwitz, politieke gevangenen, Breendonk), visies, verklaringen, historische feiten en personen uitgesloten. De voorgeschiedenis van dit museum illustreert op even pijnlijke als kleinmenselijke wijze wat het verondersteld wordt te voorkomen.
Sereniteit
Zowel de bouw als de invulling van Kazerne Dossin liepen nog zoveel vertraging op dat het museum niet op tijd klaar was voor het met veel tromgeroffel aangekondigde internationale colloquium dat er had moeten doorgaan. Ook het memoriaal dat in de echte kazerne Dossin werd ingericht moest uiteindelijk vroeger ingehuldigd worden dan de nieuwe 'kazerne' om toch maar de jaarlijkse bedevaart te kunnen laten doorgaan.
Het voormalige Joods Museum van Deportatie en Verzet (JMDV) werd omgetoverd in een sereen en indrukwekkend memoriaal. Gemis en herdenking worden er voelbaar - onder meer door een aangrijpend kunstwerk van Philip Aguirre Y Otegui. Onder een met drie borden en lepels gedekte tafel liggen vader, moeder en zoon naast elkaar, als in een doodskist, de ogen gesloten, de handen innig verstrengeld.
Op het gelijkvloers maken sporen van de gedeporteerden de bezoeker gevoelsmatig wegwijs: een briefkaart geschreven op de vooravond van de deportatie, een zakdoek met daarop geborduurd denk aan mij, een poëziealbum, een handgemaakte pop.
In een kelderruimte van de kazerne weerklinken uit 28 luidsprekers – één per konvooi - de namen van 25834 gedeporteerden, vorig jaar ingesproken door honderden Belgische scholieren. Verderop krijgen de Joden, Roma en Sinti door middel van pasfoto's ook een gezicht. Een mens wordt er heel stil van, ook al omdat bij mijn bezoeken geen levende ziel te bespeuren viel.
Massale toeloop
Veel volk daarentegen in Kazerne Dossin. Door de altijd weer uitgestelde opening kreeg het museum jarenlang media-aandacht en de inrichters sparen kosten noch moeite om het museum te propageren en te bewieroken.
De op zich al goedkope catalogus werd begin december door verscheidene mediapartners aan sterk verminderde prijs aangeboden. Bijna dagelijks beroept het museum zich op zijn website op nog een nieuw bezoekersrecord. Op facebook kun je fan worden, op Twitter kun je volgen. Midden januari mochten alle Mechelaars gratis op bezoek en eind oktober komt "Kazerne Dossin op een postzegel!".
Ook van belang is dat de kritische noot ontbreekt. Als het om Joden en Holocaust gaat loopt iedereen door ervaring geleerd op de tenen, bang beschuldigd te worden van antisemitisme. Een paar voorbeelden. Aangezien ik destijds voor Knack de Holocaustmusea in Washington en Jeruzalem heb bezocht en kritisch besproken, bood ik hetzelfde aan voor Kazerne Dossin. Mijn vraag werd niet eens beantwoord. Toen een intellectueel (die ik op zijn verzoek niet bij naam noem) op zijn blog op de 'deredactie.be' een kritisch maar toch vrij onschuldig stukje over het museum wou plaatsen, weigerde de verantwoordelijke van de VRT dat wegens te 'controversieel'. Het was de eerste keer in de rijk gevulde carrière van de man dat hem zoiets overkwam.
Het maakt mensen nieuwsgierig. Het museum dat op honderdduizend bezoekers per jaar rekent, kreeg in iets meer dan een maand tijd 11.000 mensen over de vloer, en dat nog voor de grote toeloop van de scholen begon. De opstelling van de tentoonstelling, in een nochtans ruim bemeten gebouw, lijkt daar niet al te goed op berekend. De vele foto's en videogetuigenissen spreken bezoekers zo sterk aan dat ze samentroepen en zo de weg voor anderen versperren. Toen de begin januari ingeschakelde gidsen ook nog eens de schoolgaande jeugd klassikaal om zich heen verzamelden, raakte de individuele bezoeker nog meer in de verdrukking.
Getuigenissen maken emotionele inleving mogelijk, maar zeventig jaar na datum afgelegde ooggetuigenverslagen zijn geschiedkundig gezien allesbehalve betrouwbaar, ook al riep Van Goethem eind 2007 nog mensen op om te getuigen.
Het modern ogend concept is op jongeren gericht (zoals ook in het definitieve mission statement staat) en wordt een verplicht nummertje voor de vijfdes of zesdes van het middelbaar. Veel multimediaal geweld en touchscreens waar minder jonge mensen zo te zien nogal wat moeite mee hebben. Door de grote toeloop kunnen de touchscreens ook niet optimaal benut worden, aangezien ze maar door één persoon tegelijk kunnen gebruikt worden en die kiest natuurlijk zijn taal en ooggetuigen.
Die moderne aanpak was volgens de curator noodzakelijk omdat door de late opstart van Kazerne Dossin bijzonder weinig authentieke voorwerpen van deportatie en gedeporteerden bewaard gebleven zijn. Veel is zoek geraakt, verhandeld op militariabeurzen of door vroeger opgestarte musea opgekocht in Auschwitz en Polen. De eerder vermelde treinwagon die op de ring rond Mechelen de aandacht op Kazerne Dossin moet vestigen, mag dan wel van het type zijn dat voor de deportaties werd gebruikt, niemand kan met zekerheid zeggen of dit exemplaar ooit daadwerkelijk daarvoor dienst heeft gedaan. Eigenlijk doet dat er ook niet toe, ware het niet dat nogal wat mensen veel belang hechten aan authenticiteit, ook (Holocaust)musea dat telkens weer beklemtonen en waarvoor ze zich enorme inspanningen getroosten. Dat laatste wordt goed in beeld gebracht in De verbeelding van de Holocaust (Ikon/Canvas, 2002, ondertussen herdoopt in The Holocaust experience), een documentaire van Oeke Hoogendijk. In Auschwitz-Birkenau bijvoorbeeld, worden de vele duizenden door betonrot aangetaste palen van de omheiningen rond en in de (sub)kampen niet door nieuwe of oud ogende palen vervangen maar stuk voor stuk opgemetseld… met hedendaags mortel. Goed voor vele jaren werk, merkt een Poolse metser gevat op.
"Een nieuwe historische referentie"
Het Joodse leven in België wordt goed geschetst. Ook het aangrijpend verhaal over de uitschakeling, vervolging en deportatie van de Joden tijdens de Duitse bezetting loont de moeite. België wordt niet gespaard. De Jodenvervolging werd "door de Duitsers beraamd maar uitgevoerd met massale medewerking van de Belgische overheid", van secretaris-generaal tot burgemeester, en ook Joodse machtbekleders lieten zich niet onbetuigd. De vele Belgische ambtenaren, politielui en gewone Belgen die met de bezetter hebben gecollaboreerd worden aan de kaak gesteld, zij het iets te makkelijk gebruikt als negatieve illustratie bij de moraliserende les van het museum dat elk van ons altijd en overal kan kiezen wat hij doet of laat (meer daarover hieronder).
Had men zich maar tot het Belgische luik beperkt en dat - gezien die 'mensenrechten' in de benaming van Kazerne Dossin - uitgebreid met enkele verdiepen waar serieus op die mensenrechten wordt ingegaan. Maar driewerf helaas, ook al beweert de curator bij hoog en laag dat "Kazerne Dossin geen 'algemeen' museum is over de judeocide", en dat ook niet moet zijn omdat de musea in Londen en Parijs vlakbij zijn, toch waagt Van Goethem zich aan het herschrijven van de Jodenuitroeiing en dat resulteert in een amateuristisch en belerend verhaal.
De toon wordt gezet door een korte inleidende documentaire bij het binnenkomen van het museum. Alle groepsgeweld, massageweld en genocide begint met pesterijen op school en op de werkvloer. Hierop volgen beelden van de apartheid in Zuid-Afrika (1948-1990), een door de staat georganiseerd pesten en uitsluiten. Beelden van lynchpartijen, met behalve mannen ook vrouwen en kinderen die toekijken. Met nog een sprong volgen gruwelijke beelden van de genocide in Rwanda (1994). En dan komt Hitler aan de macht, het Joden pesten ontaardt in de novemberpogrom (9-10 november 1938, de Reichskristallnacht, waarover hieronder meer). Beelden van een kind dat wordt gepest omdat het anders is. Ook Joden zijn anders. Daarom wil Hitler ze vernietigen. Beelden van massaslachtingen bij de inval in de Sovjet-Unie, getto's, vergassingen, Auschwitz.
Antisemitisme wordt 'verklaard' door verwijzing naar de katholieke kerk die de Joden afschilderde als pestverspreiders en rituele moordenaars. De wereld heeft nu eenmaal zondebokken nodig, denk maar aan de heksenprocessen. Na de Franse revolutie en de Verklaring van de Rechten van de Mens laaide de onverdraagzaamheid weer op en volgden nieuwe pogroms en massaslachtingen. Tussendoor wordt nog even onhandig gerefereerd aan Darwins "theorie over de evolutie en natuurlijke selectie" die tot valse stellingen leidde waarbij apen, zwarten en Joden op één lijn werden gesteld.
Na een foto van Congolezen die afgehakte handen tonen, luidt het dat met WO-I massageweld een stuk eenvoudiger werd. In Duitsland kregen de Joden de schuld voor de nederlaag. Hierop volgt een klassieke schets van hoe Hitler aan de macht is gekomen (verdrag van Versailles, dolkstootlegende, beurscrash…) en een overzicht van de eerste jaren van het naziregime.
Tot slot vragen de documentairemakers zich af hoe het zo ver is kunnen komen en of er dan geen verzet was. Vragen waarop ze in de tentoonstelling zullen proberen te antwoorden.
De inleidende documentaire die alles in sneltreintempo afhaspelt, zal vermoedelijk op veel jongeren indruk maken, maar door de vele simplificaties, onjuistheden, misvattingen en lacunes erin, zal dat alleen maar vooroordelen sterken en tot nog meer misverstanden leiden. Zo verbaasde iemand in mijn gezelschap er zich direct over dat Darwin de Joden, zwarten en apen op één lijn zou hebben geplaatst. Dat wordt ook niet beweerd, maar bij het herbekijken van de chaotische documentaire wordt snel duidelijk hoe dergelijke misvattingen kunnen ontstaan.
Een gedetailleerde analyse van de documentaire zou te veel ruimte in beslag nemen. In het onderstaande komt vanzelf een en ander aan bod. Maar sta me toe even in te gaan op enkele serieuze misvattingen, vergetelheden en al dan niet bewuste manipulatie.
De rol van nationale en internationale politici blijft sterk onderbelicht en die van het grootkapitaal, zware industrie, wapenindustrie, wetenschappers en intellectuelen wordt compleet verzwegen.
De escalatie waardoor Hitler aan de macht kon komen, is een andere dan deze die tot de Endlösung der europäischen Judenfrage leidde (Endlösung is de daderterm, Holocaust een slachtofferbegrip dat 'volledig brandoffer' betekent). Alles ging veel geleidelijker in zijn werk dan in Kazerne Dossin wordt voorgesteld. De machtsgreep van de nazi's voorspelde weinigs goeds voor al wie van de nazi-norm afweek. Wie 'anders' was zou 'heropgevoed' worden in een concentratiekamp (Arbeit macht frei voor politieke tegenstanders, criminelen, homoseksuelen, Getuigen van Jehova…), werd gesteriliseerd (mensen met een handicap) of onder druk gezet om te emigreren. Het steriliseren en desnoods uitroeien van minderwaardig geachte mensen is van veel oudere datum dan het nationaalsocialisme.
In wat de curator "een lange termijnanalyse van het antisemitisme" noemt, wordt niet de minste aandacht besteed aan het nochtans wezenlijke onderscheid tussen anti-judaïsme en antisemitisme. Antisemitisme zou gewoon van alle tijden zijn en verklaard worden door "de behoefte van de wereld" aan zondebokken (die volgens de Joodse bijbel beladen met alle zonden van Israël de woestijn werden ingestuurd). De katholieke Kerk wordt even terecht als simplistisch met de vinger gewezen. Zo luidt het dat de "apostel die Christus verraadde, niet voor niets 'Judas' heette – dat wil zeggen 'Jood'." Dat heet spijkers op laag water zoeken. Judas was zoals Christus en de andere apostelen een Jood. Zijn naam is afgeleid van het Hebreeuwse Jehudha (Juda), een Israëlitische stam. Jood is dan weer een afleiding van jaehudhi en staat voor een lid van die stam, een Israëliet dus. Dat de nieuw-evangelische verrader Judas in christelijke kringen een slechte reputatie kreeg, is een gevolg van (religieus) anti-judaïsme, niet van (racistisch) antisemitisme. Interessant is nog dat Judas 'anders' was omdat hij als enige apostel uit Judea en niet uit Galilea kwam.
Onvermeld blijft dat het christendom zich in de eerste plaats tegen het jodendom keerde omdat het daaruit was voortgekomen, de Joodse godsdienst was een gevaarlijke concurrent die bovendien weigerde Christus als messias te erkennen. Anti-judaïsme is van religieuze oorsprong. Antisemitisme, de afkeer en haat voor Joden als ras, kwam pas in de 19de eeuw als politieke ideologie op, samen met min of meer wetenschappelijke rastheorieën.
Na iets meer dan een minuut duikt in de documentaire het iconisch beeld op van het meisje met hoofddoek dat ons vanuit de deuropening van een deportatiewagon indringend lijkt aan te staren, vlak voordat de deportatietrein het doorgangskamp Westerbork (in Noord-Nederland) verlaat. Hierop volgt nog een uittreksel uit de film die van dit transport werd gemaakt, met in beeld ook de kampcommandant van Westerbork, terwijl over dit alles tekst loopt die verwijst naar het XVIII konvooi uit Mechelen (15.1.1943), met inbegrip van de geboorteplaats en –datum van een gedeporteerde. Het blijkt om Leopold Berger te gaan, maar die werd pas met het 24ste konvooi (15.1.1944) gedeporteerd.
Wat er precies gebeurd is, weet ik niet, maar mogelijk speelt een rol dat met het 24ste konvooi ook het Z-konvooi vertrok dat alle in België opgepakte Roma en Sinti naar Auschwitz bracht. Het kan ook niet om het 18de transport uit Westerbork gaan want dat vertrok al in september 1942.
Het anonieme meisje met hoofddoek (ze werd bij haar arrestatie kaal geschoren) stond samen met Anne Frank lange tijd symbool voor de Jodenuitroeiing. Tot journalist Aad Wagenaar in 1994 aan het licht bracht dat ze geen Jodinnetje maar een Sinti was, een zigeunermeisje. De negenjarige Settela Steinbach werd op 19 mei 1944, na amper drie dagen verblijf in kamp Westerbork, met een transport van 245 Sinti en Roma naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd en daar op 3 augustus 1944 vergast. Dit transport werd op bevel van Albert Gemmeker, kampcommandant van Westerbork, op pellicule vastgelegd door de Duits-joodse gevangene Rudolf Breslauer die het kampleven geïdealiseerd in beeld moest brengen (voetbalwedstrijden, cabaret, arbeid, transport).
Hoe dit alles Kazerne Dossin tot "een nieuwe historische referentie in Europa" moet maken, "gelijkwaardig met 's werelds beste gekende Holocaustmuseum", is me een absoluut raadsel.
Daders
Op het derde verdiep van Kazerne Dossin komt de uitroeiing op industriële schaal aan bod. Andere uitroeiingskampen dan Auschwitz-Birkenau worden alleen terloops vermeld omdat daar weinig tot geen Joden uit België zijn terechtgekomen. Maar ook hier misleidende onjuistheden. Belzec en Chelmno werden niet in 1942 maar eind 1941 opgestart, in directe en veelzeggende opvolging van de slachtpartijen door Einsatzgruppen (SS-brigades) en Wehrmacht (het reguliere leger) bij de inval in de Sovjet-Unie (juni 1941), en ook nauw aansluitend bij Aktion T4, de 'operatie' waarbij mensen met een mentale handicap werden afgemaakt (waarover hieronder meer).
Bij gebrek aan authentiek materiaal over de 'Belgische' Joden in Auschwitz worden twee "uitzonderlijke fotoalbums" getoond. Aangrijpende albums, maar toch minder uitzonderlijk dan wordt beweerd. In getto's, bij slachtpartijen, concentratiekampen en exterminatiekampen maakten veel SS'ers en Wehrmachtsoldaten foto's van alle aangerichte ellende. Verscheidene hooggeplaatste SS'ers hielden er een fotoalbum op na. Als souvenir, bewijs van de zogenaamde raciale minderwaardigheid van Joden, geschenk of bewijs voor hogeren in rang en/of uit sensatiezucht. De twee albums waaruit Kazerne Dossin enkele beelden toont, zijn al een tijd geleden gepubliceerd en ook vrij raadpleegbaar op de website van het USHMM. De foto's van SS'ers uit Auschwitz die zich op hun vrije dag amuseren, zullen ongetwijfeld velen schokken, maar het hoe en waarom van dit soort beelden wordt niet geduid. Niemand staat stil bij de vraag waarom veel daders alles ook nog eens op de 'gevoelige' plaat vastlegden, hoe sommige van die foto's tot bij ons zijn geraakt, waarom er geen foto's van gaskamers en vergassingen zijn teruggevonden.
Ook aan de daders zelf wordt bitter weinig aandacht besteed. Maar zonder daders natuurlijk geen slachtoffers. Het slachtofferperspectief motiveert tot het 'nooit meer', maar als je herhaling van al die ellende daadwerkelijk wil voorkomen – als dat al mogelijk is – dan moet je ook, ja zelfs vooral door de ogen van daders kijken. Foto's, dagboeken, brieven en getuigenissen zijn daar uitstekende middelen voor. Wat streefden daders na? Wat geloofden zij? Zagen ze wat ze aanrichtten niet als Kwaad maar als een noodzakelijk en daarom minste kwaad om hùn betere mens en wereld te realiseren? Het is bij wijze van spreken belangrijker te doorgronden hoe Josef, Mengele kon worden, dan te begrijpen hoe Anne Frank slachtoffer werd. Alleen dan kun je beginnen inzien dat mensen al naargelang de omstandigheden zowel slachtoffer als dader kunnen worden, al zullen de meesten onder ons als het erop aankomt blijven wegkijken.
De kracht van verandering
Door het langdurige gelobby rond dit museum en het ondertussen gewijzigde politieke toneel, is het oorspronkelijke politiek-educatieve doel, wapen tegen het Vlaams Blok (dat zichzelf in 2004 tot Vlaams Belang omdoopte), in de mist van de geschiedenis verdwenen.
Het museum wil niet alleen een verhaal vertellen, het wil dat ook inbedden in wat de curator "zijn ruimere context" noemt. Want beseft ook Van Goethem, in de 21ste eeuw moet een Holocaustmuseum het historische verhaal overstijgen. Beschouw je de Holocaust op zich "dan is dat over 50 jaar een ongehoord gewelddadig, maar ook een geïsoleerd feit in de geschiedenis" (mijn cursivering, ik kom hierop terug). Laten zien wat er gebeurd is volstaat ook niet om herhaling te vermijden. Daarom moet de Jodenmoord terug in zijn context geplaatst worden, die van de mensenrechten. En die actualisering zal, luidt het nog, gebeuren door een analyse van het fenomeen massageweld.
Mensenrechten, daar kan een mens inkomen, maar hoe die geactualiseerd kunnen worden door een analyse van massageweld is veel minder duidelijk. Behalve als de curator bedoelt – en dat doet hij - dat massageweld van alle tijden, dus ook van onze tijd is. En daarop volgt nog maar eens het simplistische verhaal dat massageweld begint met pesten, discriminatie en uitsluiting op school. Als staten daar gebruik van maken "komen we uiteindelijk terecht bij genocide". Massa en groepsgeweld, dat zijn de boosdoeners. Volgens de curator is het museum geslaagd als de bezoeker inzicht krijgt in de kracht van de massa en de vrijheid van het individu om tegen elke vorm van groepsagressie in te gaan.
Oorlog en genocide hebben tal van oorzaken en dat zijn niet altijd en overal dezelfde, maar pesten, discriminatie en uitsluiting tot belangrijkste of zelfs enige oorzaak verheffen is niet alleen een vergezochte maar ook een gevaarlijke simplificatie.
Zie bijvoorbeeld Why We Fight (2005) de documentaire van Eugene Jarecki over het militair-industrieel complex. Jarecki's titel verwijst naar de gelijknamige reeks propagandafilms van het Amerikaanse leger die militairen en het grote publiek moest overtuigen van de noodzaak en gerechtvaardigheid van de deelname aan de Tweede Wereldoorlog. Het gros van de zeven propagandafilms werd gedraaid onder regie van Frank Capra, de toen al beroemde Hollywoodregisseur die enkele dagen na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor (Hawaï, 7 december 1941) in militaire dienst ging. Capra was naar verluidt ook sterk onder de indruk van Leni Riefenstahls Triumph des Willens (1935, over deReichsparteitag van de NSDAP) en wou daar met dit werk iets tegenover plaatsen.
In museum en catalogus blijft onduidelijk wat precies bedoeld wordt met 'massageweld'. De ene keer staat 'massa' voor veel slachtoffers, de andere keer voor veel daders. Geweld tegen en geweld door massa's. Bij geweld tegen massa's zijn vaak veel directe daders betrokken (de genocide in Rwanda) maar niet altijd (tapijtbombardementen, atoombommen op Hiroshima en Nagasaki).
Begin januari 2013 liet ik de redactie van 'de' Van Dale weten dat het woord 'massageweld' in hun woordenboeken ontbreekt en het begrip in twee betekenissen door elkaar wordt gebruikt. Op 21 februari maakte de redactie van Van Dale 'massageweld' tot woord van de dag. In een reactie hierop schreef ik onder meer: "Mij lijkt volgend onderscheid bruikbaar:groepsgeweld voor geweld door een groep/massa, massageweld voor geweld tegen velen.
Wat hier verder ook van zij, het is niet omdat groepen en massa's betrokken zijn bij oorlog en genocide dat ze die ook veroorzaken. Oorzaak en gevolg worden door elkaar gehaald. Zeker, het zijn mensen die mensen beschieten, bombarderen en vergassen, maar anderen hebben daarover beslist, hen daarvan overtuigd, daartoe aangezet of verplicht.
In Rwanda bijvoorbeeld waren het de Belgische autoriteiten die in de jaren 1920 raciale identiteitskaarten invoerden om Tutsi's en Hutu's ondanks alle mengvormen toch van elkaar te onderscheiden. De Belgen trokken de Tutsi's voor omdat ze volgens hen meer op blanken leken. Tijdens de genocide van 1994 zouden Hutu's gretig gebruik maken van de raciale identiteitskaarten om aan barrages alle Tutsi's eruit te halen en af te maken.
Massageweld
De machtigen der aarde blijven in Kazerne Dossin buiten schot. Het militair-industrieel complex dat Hitler voluit steunde blijft onbesproken, zoals ook de vele wetenschappelijke instellingen, wetenschappers, artsen en intellectuelen die de Führer enthousiast hebben gevolgd.Niet omdat ze deel uitmaakten van de massa maar omdat ze in de man, zijn ideeën en doelstellingen geloofden, of er baat bij hadden dat voor te wenden.
Kazerne Dossin legt alle verantwoordelijkheid bij het individu als groeps- of massamens en wil alleen het verantwoordelijkheidsgevoel van jongeren aanscherpen. Stoppen met pesten en uitsluiten, niet huilen met de wolven in het bos, en gedaan met genocide!
Tekenend voor dit perspectief is de reusachtige foto op het gelijkvloers (waar het thema 'massa' wordt behandeld) van jongeren die zich amuseren op Tomorrowland. Met bovenop dat mooie beeld nog maar eens de belerende boodschap dat dictaturen, anders dan democratieën, de mensenmassa sturen en gebruiken. Waarom geen foto van de meute die Filip De Winter zo lang op handen droeg of nu Bart De Wever volgt? Of van massale vredesoptochten, de Witte Mars, het defilé op de nationale feestdag, of toepasselijker nog: elkaar verdringende jongeren in Kazerne Dossin?
Enkele tendentieuze bijschriften bij foto's moeten de stelling dat de massa genocide in de hand werkt, kracht bij zetten. Onder meer foto's gemaakt na de Kristalnacht (9-10 november 1938), zo genoemd naar de vele aan diggelen geslagen Joodse uitstalramen en kristallen kandelaars uit synagogen. Op een in Linz gemaakte foto zou de massa nieuwsgierig en lachend toezien hoe drie Joodse vrouwen worden vernederd. Erg genoeg, maar op die foto zijn geen lachende gezichten te zien. Op een foto van de in Maagdenburg aangerichte puinhoop zou "een koppel lachend voorbij de ingeslagen winkelramen" lopen. Het koppel staat stil, kijkt niet naar de schade en de vrouw lacht overduidelijk de fotograaf toe. Op die foto loopt trouwens ook een man zonder op- of omkijken voorbij en staan zes mensen stilletjes naar alle vernieling te kijken. Geen van hen lacht. Eén man heeft de hand aan de mond - ontsteld, verbouwereerd of verontwaardigd. Bij zulke foto's moet bovendien altijd nagetrokken worden wie ze heeft gemaakt en met wat voor doel. De kans is groot dat het hier om propagandafoto's gaat.
Hetzelfde tendentieuze commentaar bij een foto van een lynchpartij waar "mannen en vrouwen vrolijk toekeken". Gruwelijk genoeg die postkaarten van lynchpartijen, maar op deze foto lacht maar één iemand en ook zij doet dat naar de fotograaf. De andere mensen op de foto kijken veeleer ernstig. Bovendien is er een wereld van verschil tussen een ongeordende lynchpartij en een geordende genocide (waarover hieronder meer).
De bewuste foto werd in 1930 in Marion (Indiana) gemaakt. Twee jonge zwarten (Thomas Shipp en Abram Smith) verdacht van moord op een blanke fabrieksarbeider en verkrachting van diens vriendin, werden door een opgezweepte menigte uit de gevangenis gehaald en gelyncht. In totaal werden meer dan 5000 lynchpartijen gedocumenteerd en van sommige werden foto's als postkaarten verkocht. De foto die in Kazerne Dossin wordt gebruikt lag aan de basis van het door Billie Holiday vertolkte lied Strange Fruit, geschreven en gecomponeerd door Lewis Allan, een pseudoniem van Abel Meeropol, een Joodse progressieve leerkracht die zijn verontwaardiging over deze en andere lynchpartijen in 1936 van zich afschreef in Bitter fruit (zwaaiend aan de takken van bomen).
Mensen worden van oudsher gebiologeerd door onheil, rampen en kwaad dat anderen overkomt. Giacomo Casanova stelde in zijn mémoires vast dat het volk, ook vrouwen en chique dames, urenlang kon genieten van publieke terechtstellingen van misdadigers en ketters. In maart 1757 bijvoorbeeld keek hij in gezelschap van enkele dames vier uur aan een stuk naar de foltering en vierendeling (door vier trekpaarden) van Robert François Damiens die in januari dat jaar Lodewijk XV een lichte messteek had toegebracht. Toen Damiens nog slechts een half lichaam was en het uitschreeuwde van de pijn moest Casanova even het hoofd afwenden, de dames niet.
Van zodra mogelijk werden er ook kiekjes gemaakt van gruweldaden, als souvenir - herinnering (Sontag, Sharpley). Denk ook aan de foto's die Amerikaanse soldaten in 2003-2004 maakten in Abu Ghraib, een Amerikaanse militaire gevangenis in Irak (Gourevitch & Morris).
De klemtoon die in dit museum op het individu ligt, komt ook tot uiting op het tweede verdiep met als thema 'Angst' en als duidende foto het uitvergrote beeld van de jongeman die in 1989 op het Tienanmenplein een colonne Chinese tanks tegenhield. Dat is geen angst maar euvele moed, lijnrecht het tegendeel dus. Ook hier dus een belerende boodschap: 'overwin je angst en je kunt het grootste onheil tot staan brengen'. Onvermeld blijft dat de jongeman direct nadien spoorloos verdween en naar alle waarschijnlijkheid werd gefusilleerd.
Klik hier voor indrukwekkende filmbeelden van de euvele moed van de jongenman. Een later aan het licht gekomen foto maakt duidelijk dat de jongeman verre van onbesuisd te werk ging. Terwijl iedereen op de vlucht sloeg voor de oprukkende tanks, bereidde hij zich vastberaden voor op zijn stellingname. Commentaar op Youtube (december 2012): This guy's balls are so big, that he has to carry them in bags (de man draagt twee tassen).
Wegkijken
De stelling dat het Duitse volk hongerde naar een oorlog tegen de Joden werd al in de jaren 1980 afdoend weerlegd door historicus Ian Kershaw. De meeste Duitsers hadden weinig of geen contact met Joden. Op het platteland hadden velen nog nooit een Jood gezien (wat niet belette dat velen de racistische propaganda slikten). Hitler mocht antisemitisme dan wel als zijn belangrijkste propagandawapen beschouwen, het speelde geen rol van betekenis bij zijn machtsverwerving (al schaadde het zijn snel groeiende populariteit niet) (Kershaw, 1989/1, 88-89). Duitsers stonden voor, tijdens en ook in de eerste decennia na de naziperiode eerder onverschillig tegenover de 'Joodse kwestie'.
De Reichskristallnacht was "de enige gelegenheid waarbij het Duitse publiek direct geconfronteerd werd, op nationale schaal, met de totale barbarij van de aanval op de Joden." De bewering van Joseph Goebbels – naziminister van propaganda - dat deze pogrom het 'spontane antwoord' was van het Duitse volk op de moord op vom Rath, een Duits diplomaat in Parijs (Kershaw-1989/1, p. 100) werd niet alleen wereldwijd maar ook in Duitsland als belachelijk afgedaan. Het was meer dan duidelijk dat alles van bovenaf werd georkestreerd en gedirigeerd (Kershaw-2000, 225).
Vom Rath werd op 7 november 1938 neergeschoten door Herschel Grynszpan, wiens ouders samen met duizenden andere Poolse Joden in erbarmelijke omstandigheden zaten in een niemandsland tussen Duitsland en Polen. Duitsland wou ze kwijt, Polen hield de grens potdicht.
Hier en daar participeerde een deel van de bevolking aan het geweld, doorgaans op plaatsen waar radicale antisemieten de leiding hadden. Sommige jongeren, en niet alleen Hitler Jugend, genoten zichtbaar van het spektakel en dreven de spot met rituele Joodse voorwerpen. Maar dat alles was eerder uitzondering dan regel (Kershaw, 1989/1, 100). Veel kenmerkender voor de bij het puin samentroepende menigte was verstomming en afkeuring voor alle barbaarsheid en materiële verspilling, alsook afkeer en schaamte. Direct na de feiten getuigden verscheidene Joden dat ze geholpen werden door niet-Joodse buren die hen verzekerden dat alles te wijten was aan een kleine groep fanatici. Dat de Judenaktion niet populair was, bleek ook uit verscheidene Gestapoverslagen over wat er bij de bevolking omging (Kershaw, 1989/1, 101; Browning, 428, Friedländer, 340).
Ook blijkens rapporten van de Sopade (de leiding van de sociaaldemocratische partij in ballingschap) waren veel Duitsers geschokt en veroordeelden de meesten de gewelddaden. De verontwaardiging gold natuurlijk ook de "vernieling van materiële goederen in een tijd dat de bevolking was ingepeperd dat alles wat bewaard werd een bijdrage leverde aan de uitvoering van het Vierjarenplan. 'Aan de ene kant moeten we zilverpapier en lege tandpastatubes bewaren, en aan de andere kant wordt er moedwillig een miljoenenschade aangericht,' klaagde iemand verbitterd" (Kershaw-2000, p. 225). De meeste omstanders waren volkomen passief en veroordeelden de gebeurtenissen (Friedländer, 320, 339-340, Browning, 10).
Met deze pogrom vervreemdden de nazi's het grote publiek van zich. De vele afkeurende reacties maakten duidelijk dat dergelijke gewelddaden in Duitsland niet konden. Tegen de wens van radicale nazi's in, kondigde Hitler kort nadien aan dat er geen kenteken voor de Joden kwam en hij zag ook af van gettoïsering in Duitsland (Kershaw, 1989/1, 104-105; Browning, 169).
De gele ster werd in Duitsland pas in september 1941 ingevoerd.
Dit alles betekent geenszins dat de bevolking het doel van de nazipolitiek afkeurde, maar wel de gehanteerde methode (Kershaw-1989/1, 105). De Kristalnacht was snel vergeten, Schon wieder Alltag, blokletterde het rapport van de Sopade in december van dat jaar (Kershaw, 1989/1, 106).
De meeste Duitsers lagen ook niet wakker van de deportatie en het uiteindelijke lot van de Joden. Ze dachten er zo weinig mogelijk over na. Er deden wel geruchten de ronde over gruweldaden en massaschietpartijen, maar alleen over de Einsatzgruppen, niet over de strikt geheim gehouden vergassingen (Kershaw-1989/1, 106-110). De uitroeiing van Joden en andere bevolkingsgroepen bleef, met de woorden van SS-baas Heinrich Himmler een "nooit te schrijven glorieuze bladzijde in onze geschiedenis", een geheim dat alle daders in hun graf moesten meenemen. De strikte geheimhouding van de Endlösung "toont duidelijker dan wat dan ook aan dat de nazileiding aanvoelde dat ze met hun uitroeiingpolitiek niet op publieke bijval konden rekenen" (Kershaw-1989/1, p. 113-114)
"De nazi-machine slaagde er allesbehalve in het Duitse volk een dynamische, passionele haat voor Joden bij te brengen" (Kershaw-1989/1, 112), maar ze slaagde er wel in de Joden te depersonaliseren (Kershaw-1989/1, 106). Hoe meer ze sociaal geïsoleerd werden, hoe meer ze gingen lijken op de gestereotypeerde en ontmenselijkte Jood uit de nazipropaganda (Kershaw-1989/1, 112, 114). "De weg naar Auschwitz werd gebouwd door haat, maar geplaveid door onverschilligheid" (Kershaw-1989/2, 183).
Het wir haben es nicht gewusst is geen verdringing achteraf maar geïnteresseerde onwetendheid op het moment zelf, desinteresse voor andermans lot, verantwoordelijkheidsdissociatie en onbehagen over passief toekijken (Wollenberg).
Het tijdperk van de massa
Dat mensen zich anders gedragen in een menigte of massa, minder bewust en instinctiever, zichzelf er makkelijk in verliezen, is een algemeen bekend fenomeen. Meer dan een eeuw geleden al noemde de Franse socioloog Gustave Le Bon het de bron van alle moderne kwaad. In zijn Psychologie des foules (1895) voorspelde hij dat in de twintigste eeuw, "l'ère des foules", leiders en staatslui de massa steeds beter zouden leren bespelen: niet overreden maar verleiden met even simpele als absolute ideeën. "Mensen verenigd in een menigte", schreef Le Bon, "verliezen elke wil en keren zich instinctief naar wie er wel één bezit". Wie opgaat in de massa verliest zichzelf. Groepskenmerken en groepsgedrag krijgen de overhand. Door de macht van het getal en de schijnbare eensgezindheid krijgen velen het gevoel onoverwinnelijk te zijn. De eigen normen zwakken af en voor je het weet gedragen gecultiveerde mensen zich als barbaren. Wie de massa "illusioneert is makkelijk hun meester, wie ze desillusioneert altijd hun slachtoffer".
Sigmund Freud sloot zich daar in zijn Massenpsychologie und Ich-Analyse (1921) grotendeels bij aan, en 'verklaarde' het fenomeen door erop te wijzen dat in dergelijke omstandigheden het Ik en het narcisme (eigenliefde) vervangen worden door een van zijn oorspronkelijk object afgeweken libidineuze binding tussen groepsleden.
Of Hitler een van beide werken gelezen heeft is niet geweten, maar in Mein Kampf beroept de man er zich op dat hij na zijn mislukte putsch (november 1923) bestudeerd heeft hoe het hart van de massa te veroveren: tot het gevoel spreken, niet tot het verstand. Het "begripsvermogen van de massa is nu eenmaal zeer beperkt en haar vergeetachtigheid groot". Altijd eenvoudige voorbeelden en primitieve taal gebruiken, "je tot enkele punten beperken en die steeds weer als leuzen herhalen". Propaganda "moet populair zijn, haar geestelijk niveau afstemmen op de achterlijksten onder de toehoorders; hoe groter de massa, hoe lager het niveau". De man had beter een museum ingericht.
Hitler A. - Mijn kamp, Ridderkerk, Ridderhof, 1974, zesde hoofdstuk: 'Propaganda tijdens de oorlog', p. 213: 'De psychologische zijde van de propaganda'.
Intellectuelen, mensen zoals u en ik, en anderen die zich door geluk, toeval of inspanning op een door de maatschappij positief gewaardeerde wijze van de massa onderscheiden, hebben vaak de nodige moeite met de massa die hun draagt, schraagt en vaak ondergaat. Sommigen praten de massa naar de mond, houden de 'massamens' voor in niets van hem te verschillen. Sommigen geven leiding, anderen maken misbruik van macht en positie. Wie tot een machtselite behoort moet voortdurend op zijn hoede zijn voor zelfverheffing boven de massa. De neiging tot distantiëring is zo groot, dat voor je het weet alle kwaad aan de massa wordt geweten, ook kwaad dat alleen door een machtselite in gang gezet kan worden.
Elitair
Van Goethem hamert er op "dat iedereen altijd een keuze heeft". Daders, omstanders en slachtoffers kunnen altijd neen zeggen. Dat doet denken aan de arrogante stelling van Bruno Bettelheim (een Oostenrijks psychoanalyticus die na de Kristalnacht als Jood een jaar in concentratiekampen zat) dat Otto Frank, vader van Anne, beter een revolver had gekocht om de man die hem en zijn gezin kwam arresteren neer te kogelen. Hadden alle Joden dat gedaan, dan waren er geen miljoenen slachtoffers gevallen. Bettelheim vergeet niet alleen dat hij dat zelf niet gedaan heeft, maar vooral dat alle discriminatie en vervolging zeer geleidelijk in zijn werk gingen, mensen zich telkens weer aanpasten, bleven hopen, de afloop niet kenden of niet onder ogen wilden zien. En zo werd een altijd moeilijke keuze telkens weer uitgesteld en bleek het uiteindelijk meer dan te laat te zijn. Mutatis mutandis geldt dit ook voor daders en omstanders.
Vergeet ook niet dat wie tegen nazi-Duitsland in het geweer kwam of zelfs maar protesteerde, in elkaar werd geslagen en in gevangenis of concentratiekamp belandde. Nog voor de nazi's begin 1933 aan de macht kwamen, richtten ze met dat doel 'wilde' - niet door de staat erkende - concentratiekampen op in leegstaande fabrieken en kazernes (van den Berghe-1987, 36).
Van Goethem heeft aan dit alles geen boodschap. De gewone mens, hij of zij die bij Kristalnacht of lynchpartij lacht, krijgt alle schuld. Overheden en machthebbers kijken alleen maar "onthutst toe, overrompeld door dit 'wilde' geweld". Al zou het kunnen dat "ze ook graag een oogje dichtknijpen", de massa aanmoedigen,"wat bijvoorbeeld te denken over de beginjaren van de Belgische kolonie?". Waarop de in 1904 gemaakte foto volgt van Congolese rubberslaven die afgehakte handen tonen, een gruweldaad begaan door bewakers van de rubbermaatschappij. Kongo-Vrijstaat dus (1885-1908), geen Belgische kolonie, maar de privékolonie van koning Leopold II. De in het koningshuis gespecialiseerde historicus die Van Goethem is, weet dat beter dan wie dan ook, maar hij vermeldt de koning niet eens.
In de inleidende documentaire wordt terwijl dezelfde foto wordt getoond wel gezegd dat "In het Congo van de Belgische koning Leopold II op de zwarten werd neergekeken" en dat dat uitmondde in onmenselijke behandelingen.
Leopold II liet zijn privé wingebied leegroven, veroordeelde de plaatselijke bevolking tot dwangarbeid en stond toe dat het koloniale leger, de Force Publique, terreur uitoefende. Na een internationale campagne tegen dit schrikbewind moest Leopold II inbinden en werd Kongo in 1908 door België geannexeerd (tot haar onafhankelijkheid in 1960). De hele koninklijke episode heeft naar schatting het leven gekost aan drie tot tien miljoen mensen. Ook best een museum waard.
In een museum dat de massa als hoofdschuldige aanwijst en alleen jongeren op hun verantwoordelijkheid wijst, blijven machthebbers vanzelf buiten schot. Over Koning Leopold III schrijft Van Goethem zowaar dat de vorst direct na de inval van de Duitsers in mei 1940 "wel de redder des vaderland" leek. De keuze van de koning om als 'krijgsgevangene' het einde van de oorlog af te wachten, betekent wel, geeft Van Goethem toe, "dat hij bereid is een deal te sluiten met Hitler", maar "het levert alvast een 'mild' bezettingsbestuur op."
Dit is bijzonder kort door de bocht. Leopold III, die al voor de oorlog op gespannen voet leefde met zijn regeringen, weigerde zijn regering in ballingschap te volgen om van daaruit de strijd verder te zetten. Hij gaf zichzelf en België over en bracht het grootste deel van zijn krijgsgevangenschap met hofhouding door in het paleis van Laken. Toen parlementsleden en de regering daarop kritiek uitten, weigerde hij zijn regering nog langer te erkennen. Ook het bezoek van Leopold III aan Hitler in Berchtesgaden (op 19 november 1940) schoot bij een flink deel van de bevolking in het verkeerde keelgat. Toen de koning in 1950 naar België terugkeerde, braken er in het hele land betogingen en stakingen uit en moesten de koninklijke bevoegdheden na politiek spoedoverleg overgedragen worden aan de nog minderjarige kroonprins Boudewijn.
Pas een heel eind verderop in het museum komt Leopold III nog eens ter sprake, en wel om de Vereniging van Joden in België, de Joodse Raad die aan de deportaties meewerkte, enigszins goed te praten. Ook het hof deed dat, luidt het nu, en een 'politiek van het minste kwaad is hoe dan ook het tegendeel van verzet".
Geschiedenis als lakei van de macht. Clio, de naam van de muze van de geschiedenis - Kleio in het Grieks - betekent niet voor niets 'de Roemende'.
Machthebbers
De paar voorbeelden die Van Goethem geeft van de zogenaamde kracht van het individu, gaan alle over mensen die met macht bekleed waren. Bijvoorbeeld die Belgische burgemeesters die tegen de anti-Joodse maatregelen protesteerden en weigerden ze uit te voeren. Een voorbeeld dat toen ook langzaam maar zeker door ondergeschikten werd gevolgd.
Het zijn in de eerste plaats machthebbers die hun verantwoordelijkheid moeten nemen, het goede voorbeeld moeten geven.
Niet de massa besliste om de Joden uit te roeien, maar politici en die hielden dat ook zoveel mogelijk verborgen voor de bevolking. De uitroeiingskampen lagen niet voor niks in het verre Polen. De genocide werd niet door de massa gedragen, die keek liever weg. Zoals ook nu. Zolang wij het maar goed hebben.
Als machthebbers discriminatie, uitsluiting en vervolging van minderheden niet langer verbieden, ja het licht op groen zetten voor geweld tegen als volksvijand afgeschilderde 'anderen', dan zullen veel mensen daaraan deelnemen, al dan niet op bevel. Sommigen omdat ze overtuigd zijn van het gelijk van de machthebbers, anderen om hogerop te geraken, postjes of bezit van slachtoffers in te palmen, sommigen uit machtswellust en toegelaten barbaarsheid.
Marginale mensenrechten
Kazerne Dossin beroept er zich op het "eerste Holocaustmuseum te zijn dat de mensenrechten expliciet in zijn benaming opneemt" en zou ook "grove schendingen van de mensenrechten vroeger en nu analyseren". Van dat laatste valt weinig te merken en ook deze 'analyse' blijft helaas beperkt tot amateuristisch aandoende massapsychologische verklaringen.
Mensenrechten zijn, weet ook de curator, "niet vanzelfsprekend". Want waarom, vraagt hij zich af, "wel of niet aandacht besteden aan Oost-Congo, Darfur, Guantanamo, Syrië? Waarom wel of niet de focus richten op kindsoldaten, vrouwenbesnijdenis, folteringen, beperkingen van de vrijheid van meningsuiting, het hoofddoekenverbod, kinderarbeid in India, politieke onvrijheid in China"? Voorwaar een lovenswaardig programma, maar inKazerne Dossin is er helaas geen spoor van terug te vinden. Dat hoeft eigenlijk niet te verwonderen voor een museum dat 'Holocaust' in plaats van 'genocide' in het vaandel draagt. De reden voor deze ideologische en morele bijziendheid ligt voor de hand: het concept van het JMDV, de Belgian case, moest centraal blijven staan en de museumploeg had en heeft de kennis niet in huis om een heus mensenrechtenmuseum te realiseren.
Verdienstelijk is alvast dat enkele keren wordt herhaald dat de Joodse vreemdelingen uit de jaren 1930 veel gelijkenis vertonen met de immigranten en vluchtelingen hier en nu. Alleen jammer dat daar verder niks mee wordt gedaan.
Goed ook dat enige aandacht gaat naar het lot van de uit België weggevoerde Roma en Sinti ('zigeuners' genoemd in het museum, maar die benaming wordt door velen, ook door Roma en Sinti, als discriminerend ervaren). Een beetje ongelukkig ook is dat ze, anders dan de Joden, "een aparte bevolkingsgroep" worden genoemd. Roma en Sinti, luidt het in de tentoonstelling, "wijken af van de norm, bijvoorbeeld inzake hygiëne en worden door de anderen als onaangepast en onfatsoenlijk gebrandmerkt" en "in die context zijn zigeuners van oudsher het voorwerp van vervolgingen met een systematisch patroon". De context van democratische landen en burgers?
Wat hygiëne betreft, zei Hitler het niet anders over de Joden: "dat deze lieden niet bepaald dol waren op water, was iets, wat men aan hun uiterlijk helaas reeds kon constateren, dikwijls zelfs met gesloten ogen, … Daarbij kwam nog de onzindelijke kleding en hun weinig heldhaftig voorkomen. Dit alles tezamen kon al moeilijk aantrekkelijk werken; maar men werd pas afgestoten wanneer men, naast de lichamelijke onzindelijkheid, plotseling ook de morele smetten van het uitverkoren volk ontdekte" (Mijn kamp, p. 63).
Maar geen nood, in persmap en catalogus luidt het dat het mensenrechtenconcept wordt uitgewerkt op de website van Kazerne Dossin. In januari was het tevergeefs zoeken op die veelbelovende maar inhoudsloze webplek.
De aandacht die Kazerne Dossin besteedt aan mensenrechten en andere genociden is marginaal. Alleen in de uithoeken van de tentoonstelling enkele foto's en zeer beperkte informatie. Weinig meer dan een schaamlapje. Er worden wel enkele interessante vragen gesteld, zoals "vanwaar onze voorkeur voor politieke vluchtelingen", maar het antwoord op die vragen wordt zeer nadrukkelijk overgelaten aan de bezoekers. Bezoekers die, toen ik er was, weinig of geen interesse betoonden voor het op deze wijze gepresenteerde mensenrechtenthema. Misschien bakt het museum er ooit meer van in tijdelijke tentoonstellingen, maar hopelijk wordt dan wel een beroep gedaan op deskundigen, mogen die ook van mening verschillen en ook machthebbers met de vinger wijzen.
Een waarachtig museum over mensenrechten, dat heeft de mensheid nodig. Een museum met minder aandacht voor voorbije dan voor actuele schendingen van mensenrechten en genociden. Een museum waarin de armen en machtelozen der aarde, bootvluchtelingen en andere hedendaagse 'mindermensen' komen getuigen in onophoudelijke confrontatie met politici en machthebbers, theorieën en ideologieën. Dat nog nergens ter wereld zo'n door de overheid gefinancierd spiegelpaleis bestaat, zegt genoeg over de machthebbers die daarover beslissen.
Onbegrip
Kazerne Dossin is 'cool' genoeg om bij de doelgroep aan te slaan. Maar veel jongeren zullen bij het verlaten van het museum nog steeds niet kunnen bevatten hoe het tot deze en andere genociden is kunnen komen. Twee weken na de opening van Kazerne Dossin noteerden ze in het gastenboek niet te begrijpen hoe zoiets verschrikkelijks "is kunnen gebeuren". Daar zal ook "nooit een duidelijke verklaring voor zijn". Anderen hopen "dat dit nooit meer gebeurt". "Wat goed", schreef nog iemand, "dat dit in het verleden gebeurd is". Weinigen geraken verder dan zelfbehoud: 'hopelijk overkomt het ons nooit"; "we moeten blij zijn dat we niet in die tijd leven"; "dat wij dit nooit hoeven mee te maken", "alsjeblieft, nooit meer!".
Pesten en genocide zijn ook van een totaal andere orde. Er zit een machtswereld van verschil tussen.
De lange voorgeschiedenis van deze modernste aller genociden komt in Kazerne Dossin niet aan bod en de geleidelijkheid, de langzame escalatie van discriminerende maatregelen en telkens weer aangepast gedrag, is uit het hele verhaal verdwenen. Het weinige dat van de voorgeschiedenis wordt getoond, de massasterilisatie en 'genadedood' van mensen met een handicap, komt veel te laat en volkomen gedecontextualiseerd aan bod.
Veel wordt ook te intentionalistisch voorgesteld. Dat Hitler en overtuigde nazi's de Joden kwijt wilden, lijdt geen twijfel. Maar aanvankelijk wilden ze de Duitse Joden het leven 'alleen maar' zo zuur maken dat ze 'spontaan' emigreerden, met achterlating van hun hele bezit. Toen dat niet werkte, ook al omdat de beschaafde wereld weigerde zijn grenzen verder open te zetten, overwogen nazi-bonzen de Joden naar het eiland Madagaskar en andere onherbergzame oorden te deporteren. Toen ook dat niet kon, besloten de nazi's kort na de inval in de Sovjet-Unie, liefst acht jaar na de machtsgreep en anderhalf jaar na de koelbloedige massamoord op mensen met een handicap, de Europese Joden dan maar uit te roeien.
Het falen van de internationale gemeenschap komt even aan bod, maar veel te laat (in de context van wat Belgische Joden overkwam) en bijzonder onvolledig. Geen woord bijvoorbeeld over de knieval die Neville Chamberlain en Edouard Daladier, de Britse en de Franse premier, eind september 1938 maakten voor Hitler en diens veroveringszucht (toen met Sudetenland als inzet). Geen woord ook over de weigering van de geallieerden om de treinsporen naar Auschwitz, de crematoria en de gaskamers te bombarderen, terwijl het industrieel complex in Auschwitz-III (Buna-Monowitz) wel onder vuur werd genomen. Ook de jarenlange tapijtbombardementen op dichtbevolkte Duitse steden om de bevolking te demoraliseren, blijven onvermeld.
Geen "geïsoleerd feit"
De Jodenuitroeiing was geen breuk in de beschaving, maar een ontsporing ervan. Niet zomaar het directe gevolg van Hitlers obsessie en zijn 'gewillige beulen', hoe geruststellend die beperking tot één dictator en één volk ook moge zijn.
Zygmunt Bauman maakte in 1989 in Modernity and the Holocaust waarschijnlijk dat de Endlösung geen terugval in de barbarij was maar een gruwelijk product, ja een culminatiepunt van een potentie van de moderniteit. De Holocaust of Shoah is een Joodse tragedie, maar de Endlösung was een genocide van Europese makelij, geconcipieerd en uitgevoerd door een natie die op tal van vlakken - wetenschap, geneeskunde, kunst - aan de top van de moderniteit stond.
De eindoplossing van wat in heel Europa werd ervaren als het 'joodse probleem', was een zaak van rationaliteit, bureaucratie, technologie en experts. De slachtoffers werden zorgvuldig gedefinieerd, uit ambten en handelszaken gezet, in getto's en kampen geconcentreerd, uitgebuit en uitgeroeid. Zoveel als mogelijk op zakelijke en onpersoonlijke wijze. Een genocide van deze omvang had maar kans op slagen als de meute plaatsmaakte voor de bureaucratie. Grenzeloze overtuiging en volgzaamheid in plaats van tomeloze woede. Geen bezetenheid maar discipline en routine. SS-bonzen prezen hun manschappen omdat ze op zakelijke wijze moordden, "zonder hun moraal met voeten te treden". Moorden was OK, verkrachten en plunderen uit den boze.
De moraal spitste zich toe op de te volbrengen taak, met als hoogste deugden gehoorzaamheid, discipline, loyauteit en plicht. Gevoelens van onbehagen werden grotendeels voorkomen door de verzekering dat de leider alle verantwoordelijkheid op zich nam. Het Befehl ist Befehl was meer dan een makkelijk excuus achteraf. In bureaucratische regimes is wie de wet volgt niet zelden gevaarlijker dan wie hem breekt.
De infrastructuur en de uitvoerders van de judeocide waren door de bank genomen normaal. De meeste bureaucraten hadden ook geen moreel beladen taken. Plannen, vergaderen, memoranda opstellen, telefoneren. Vanachter hun bureau roeiden ze even achteloos als plichtbewust bijna een heel volk uit. Morele verantwoordelijkheidszin werd ingeruild voor technische responsabiliteit: je job goed doen, regels strikt toepassen. Een dagtaak. De dehumanisering die elke bureaucratie met zich meebrengt werd ten top gedreven en de slachtoffers werden psychologisch en moreel onzichtbaar. Als Nummermenschen werden ze zo onmenselijk behandeld dat ze er steeds onmenselijker gingen uitzien, niet langer deel leken uit te maken van het universum van morele verplichting.
In De mens voorbij (2008) maakte ik waarschijnlijk dat de vooruitgangs- en maakbaarheidsideologie, mogelijk gemaakt door de Verlichting, ook de kiemen in zich droeg (en draagt) voor mens- en wereldverbetering. Eind 19de en begin 20ste eeuw, lang voor er van nazi's sprake was, liepen veel geleerden, filosofen, artsen, politici en andere machthebbers warm voor de verregaande eugenetische maatregelen. Mens- en wereldverbeteraars deelden de mensheid op in waardevolle en waardeloze exemplaren. Democratische landen als de VS en Weimar Duitsland namen hierbij het voortouw. Veel Duitse medici en politici keken behoorlijk afgunstig naar de VS waar toen al op legale wijze werd gesteriliseerd. In 1920, twee jaar na de Grote Oorlog, hielden Karl Binding, een vooraanstaand Duits jurist, en Alfred Hoche, een befaamd Duits psychiater, een pleidooi om genadedood toe te laten voor 'levensonwaardig leven' (anders dan in Kazerne Dossin gesuggereerd was dit begrip dus niet van nazi-makelij). Velen wilden met de beste bedoelingen de mensheid definitief zuiveren - 'eindoplossing' - van alle mentale, lichamelijke en raciale gebreken. Zoals een tuinier onkruid wiedt en een chirurg kankerweefsel verwijdert. De rotte appendix uit het lichaam snijden is geen destructieve maar een helende daad.
Toen de nazi's aan de macht kwamen namen ze vrijwel onmiddellijk een Amerikaanse modelsterilisatiewet over en die werd vanaf 1 januari 1934 als dwangmaatregel opgelegd (dus niet van bij de machtsovername zoals Kazerne Dossin stelt). Talloze artsen – als beroepsgroep oververtegenwoordigd in de nazi-partij – psychiaters en eugenetici werkten enthousiast mee en werden per stuk betaald (tot 15.000 stuks per maand). Velen deden ook mee aan de in oktober 1939 opgestarte 'euthanasie'campagne, Aktion T4 (naar Tiergarten 4, het adres van het hoofdkwartier in Berlijn). Na protest uit katholieke hoek (protest dat uitbleef bij de ver van huis voltrokken Jodenuitroeiing) werd de actie die al meer dan 70.000 mensenlevens had gekost afgeblazen. Na een korte onderbreking werd ze achter de schermen voortgezet. De ervaring opgedaan in de 'euthanasie'-centra, het materiaal en het personeel werden ingezet bij het doden van zieke en uitgeputte concentratiekampgevangenen. In het kader van deze Operatie 14f13 werden van begin 1941 tot eind 1943 zo'n twintigduizend gevangenen omgebracht (de 200.000 slachtoffers waar Kazerne Dossin het over heeft zijn een zware overdrijving). Het personeel en materiaal van Aktion T4 werd ook ingezet bij Operatie Reinhard, de vergassing van Joden uit de grote getto's in Polen: meer dan anderhalf miljoen mensen (lente 1942 tot herfst 1943). In de kampen Chelmno, Belzec, Sobibor en Treblinka waren negentig T4-mensen bedrijvig en alle eerste kampcommandanten kwamen uit Aktion T4. Het verband tussen de uitroeiing van mentaal en raciaal gehandicapten is meteen duidelijk.
Maar niet in Kazerne Dossin. Sterilisatie en uitroeiing van mensen met een handicap komen pas op het derde verdiep aan bod, zonder verder reikend inzicht, zonder kennis van zaken en met domme fouten. Zoals de foto van "een Duits opvangcentrum voor gehandicapten" met daarop de tekst Leben ohne Hoffnung. Een still (filmfoto), luidt het, uit de gelijknamige film van het Ministerie van Propaganda van het Derde Rijk waarin het ombrengen van geesteszieke en ongeneeslijke personen wordt bepleit. Vreemd, want al ben ik goed thuis in dit onderwerp (van den Berghe-2009), deze propagandafilm kende ik niet. Bij navraag in het USHMM (de bron van Kazerne Dossin) bleek het niet om een still te gaan maar om een propagandafoto die rond 1934 in een onbekend asiel werd gemaakt. In het fotoarchief van het USHMM vind je overigens moeiteloos meer van die propagandafoto's, met opschriften als Leben nur als Last, Sittliche und religiöse Lebensauffassung verlangen die Verhütung erbkranken Nachwuchses ('morele en religieuze levensopvatting vereisen het voorkomen van erfelijk ziek nageslacht').
Wat in het museum zijdelings over eugenetica wordt getoond - zonder dat het woord wordt gebruikt - is compleet uit zijn verband gerukt en getuigt van groot onbegrip.
Goelag
Ook de Goelag, het concentrationaire universum van de Sovjet-Unie, komt niet aan bod. Toch ging het Sovjet-communisme zoals het nationaalsocialisme terug op een onwrikbare vooruitgangsideologie die koste wat het kost, en wel zo snel mogelijk haar utopie wou realiseren. Alles wat en al wie dat verhinderde werd uit de weg geruimd, gedeporteerd naar barre oorden of meteen afgemaakt.
Het concept totalitarisme mag dan in onbruik geraakt zijn, naast de vele verschillen waren er ook nogal wat overeenkomsten. Beide ideologieën koesterden de overtuiging dat bepaalde mensengroepen - rassen en klassen - geëlimineerd moesten worden om de ware mens en mensheid te realiseren. De nieuwbakken Sovjetmachthebbers duidden direct na de Russische revolutie handlangers van het tsaristisch regime, tegenstanders van het regime, schatrijken, clerus en hun gezinnen aan als 'gewezen mensen'.
In de ogen van overtuigde bolsjewisten en nationaalsocialisten rechtvaardigde hun 'betere-mens-en-wereld' utopie methodisch geweld en terreur, van deportatie tot georganiseerde hongersnood, massa-executie en genocide. Radicaal goed ontaardt vrij makkelijk in radicaal kwaad. Tussen hel en hemel zit weinig vagevuur.
Denk ook aan het communistisch China, Volksrepubliek China, onder Mao Zedung (Mao Tse-Tung), met de Culturele Revolutie en de Grote Chinese Hongersnood (1958-1962) die de doelgericht dood inhielden van miljoenen Chinezen (zie hierover Johnson).
Dit alles en nog veel meer ging in dit museum verloren door de beperking tot de Belgian case en historici die zich niet hebben toegelegd op de lange voorgeschiedenis van de Endlösung en andere genociden.
Kwaad om beter van te worden
Is de Jodenmoord, of om het even welke genocide, eigenlijk wel een geschikt middel om jongeren verdraagzaamheid en verantwoordelijkheidzin bij te brengen? Heeft de niet aflatende aandacht voor de Holocaust de wereld aantoonbaar verbeterd? Gaat het er in Israël, hét slachtofferland, zoveel beter aan toe? Joden zijn inderdaad geen apart volk, maar mensen zoals alle anderen, ook Palestijnen. Kazerne Dossin zwijgt als vermoord over de prijs die Palestijnen hebben betaald en nog steeds betalen voor Israël, een land dat uit de as van de Holocaust zou verrezen zijn. Eén uitzondering: wie vanuit Israël met Brussels Airlines naar België vliegt en Kazerne Dossinbezoekt, krijgt 10% prijsvermindering op zijn vlucht (zoals ook al wie uit een Europese luchthaven vertrekt).
Het kwade voorhouden om het goede te doen - het is een christelijk thema. Kruisiging en vagevuur om verlossing en hemel te verdienen. Maar werkt het ook? We springen er alvast niet consequent mee om: geen verkrachtingsmusea om mannen vrouwvriendelijker te maken; geen misbruikte-kinderen-musea om kindermisbruikers op betere ideeën te brengen; geen porno op school om goed te leren vrijen; geen musea voor lelijke kunsten om de schone beter te waarderen.
Kwaad tonen om het goede te doen? Dan maar veel geweld in films en op televisie? Hoe meer geweld en seks, hoe meer verdraagzaamheid en celibaat?
Holocaustmusea zijn een schot in het duister. Er bestaat bij mijn weten geen vergelijkend onderzoek naar het educatieve effect van verschillend ingevulde Holocaustmusea. Net zo min als onderzoek waarin wordt nagegaan of de schoolgaande jeugd en de burgers van een stad of land mét Holocaustmuseum, toleranter, democratischer en menslievender geworden zijn dan die in steden en landen zonder.
Kazerne Dossin brengt een niet al te accurate en belerende geschiedenisles. Stof genoeg om een paar Holocaustontkenners op slechte gedachten te brengen. Hopelijk slikken niet al te veel jongeren de sociaalpsychologische pseudoverklaring en zetten velen zich af tegen de elitaire les die hen hier wordt gespeld.
Vraag is ook waarom de invulling van dit museum werd overgelaten aan vertegenwoordigers van slachtoffers, politici en een historicus. Want zelfs al had men een beroep gedaan op gespecialiseerde historici, dan nog is het de vraag of de toekomst van jongeren niet te belangrijk is om over te laten aan mensen die vooral in verleden gespecialiseerd zijn.
Bibliografie
Allen, James (ed) - Without Sanctuary. Lynching Photography in America. Santa Fe,Twin Palms Publishers, 2000
Bauman, Zygmunt - Modernity and the Holocaust, Cambridge, Polity Press, 1989
Bettelheim, Bruno - The informed heart, London, Paladin, 1970 (1960)
Binding, Karl & Hoche, Alfred - Die Freigabe der Vernichtung lebensunwerten Lebens, Leipzig, Felix Meiner, 1920
Bouman, Salomon - 'Belgische leraars vragen meer aandacht voor Holocaust',De Standaard, november 1999
Browning, Christopher R – The Origins of the Final Solution. The evolution of Nazi Jewish Policy, September 1939-March 1942, Lincoln/Jerusalem, University of Nebraska Press/Yad Vashem, 2004 1999
Dewael, Patrick - interview in het Consistoriaal Nieuwsblad, 1/2002, p. 6
Deweerdt, Mark -' Vlaamse regering voert strijd tegen extreemrechts op', in: De Financieel-Economische Tijd, 11.5.2001
Durlacher, G.L. – Strepen aan de hemel. Oorlogsherinneringen, Amsterdam, Meulenhoff, 1985
Freud, Sigmund – Het ik en de psychologie der massa, Amsterdam/Antwerpen, Wereldbibliotheek, 1957 (Massenpsychologie und Ich-Analyse, 1921)
Friedländer, Saul – Nazi-Duitsland en de joden. I. De jaren van vervolging 1933-1939, Utrecht, Het Spectrum, 1997
Gourevitch, Philip & Morris, Errol – Standard Operating Procedure. A War Story, London, Picador, 2008
Hitler, Adolf – Mijn kamp, Ridderkerk, Ridderhof, [1974]
Johnson, Ian – 'China: Worse than you ever imagined', The New York Review of Books, 22 November 2012, p. 30-32
Kershaw, Ian – 'The Persecution of the Jews and German popular opinion in the Third Reich' in: Marrus, Michael R. (ed.) – The Nazi Holocaust. Historical Articles on the Destruction of European Jews. 5. Public Opinion and Relations to the Jews in Nazi-Europe. Volume I, Westport/London, Meckler, 1989, p. 86-114 (oorspronkelijk verschenen in 1983, Oxford)
– 'German Popular Opinion and the "Jewish Question", 1939-1943: Some further Reflections', in: Marrus, Michael R. (ed.) – The Nazi Holocaust. Historical Articles on the Destruction of European Jews. 5. Public Opinion and Relations to the Jews in Nazi-Europe. Volume I, Westport/London, Meckler, 1989, p. 182-203
eerder in Arnold Paucker (red.), Die Juden in nationalsozialistischen Deutschland, Tübingen, 1986, 366-386
– Hitler. Vergelding: 1936-1945, Utrecht, Het Spectrum, 2000
Le Bon, Gustave - Psychologie des foules, (deuxième édition, revue), Paris, Alcan, 1896 (1895)
Linenthal, Edward - Preserving Memory. The Struggle to create America's Holocaust Museum, New York, Columbia University Press, 1995
Schram, Laurence - De cijfers van de deportatie uit Mechelen naar Auschwitz. Perspectieven en denkpistes. De Belgische tentoonstelling in Auschwitz. Het boek. Het Joods Museum voor Deportatie en Verzet, 2006
Sharpley, Richard & Stone, Philip R. – The darker side of travel. The theory and practice of dark tourism, Bristol/Buffalo/Toronto, Channel View Publications, 2009
The Stockholm International Forum on the Holocaust, A conference on education, remembrance and research, 26-28 January 2000 - Proceedings, Stockholm, Regeringskansliet, juli 2000
Sontag, Susan – Regarding the pain of others, London, Penguin, 2003
van den Berghe, Gie
– Met de dood voor ogen. Begrip en onbegrip tussen overlevenden van de nazi‑kampen en buitenstaanders, Antwerpen, EPO, 1987
- 'Het lied der Moorsoldaten',: Streven, oktober 1988, p. 47-51
- De uitbuiting van de Holocaust, Antwerpen, Houtekiet, 1990
- De zot van Rekem & Gott mit uns, Antwerpen, Hadewijch, 1995
- Getuigen. Belgische nationale bibliografie van egodocumenten over de nazi-kampen, Brussel, 1995
- 'Rekenkunde van het leed. Hou jij je mond maar, ik was in Auschwitz', Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XXVI, 1996, 3-4, p. 241-267
- 'Een uniek Vlaams Holocaustmuseum', De Standaard, 9 december 2001
- 'Holocaustmusea: joodser dan joods', De Financieel-Economische Tijd, 16 maart 2002
- 'Museum en ideologie', Knack, 7 augustus 2002, p. 28-31
- 'Geen holocaustmuseum', Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 2004, nr. 13/14, p. 283-305
- De mens voorbij. Vooruitgang en maakbaarheid. 1650-2050, Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, 2008
- 'Genadeloze genadedood.Nazi-euthanasie en propaganda', Bijdragen tot de Geschiedenis, nr. 21, 2009, p. 227-243
- 'Achter de schermen van de Holocaust', De Wereldmorgen, 27 november 2012
Vanderpelen, Cécile - 'Het Joods Museum van Deportatie en Verzet te Mechelen. Interview van Ward Adriaens, conservator, en van Maxime Steinberg, historicus' in: '30-50, nr 31, najaar 1998, pp. 64-70).
Van Goethem, Herman - Kazerne Dossin. Memoriaal, museum en documentatiecentrum over Holocaust en Mensenrechten. Holocaust & Mensenrechten, Mechelen, Kazerne Dossin, 2012 (catalogus van dit museum)
Verbeke, Elien - Een verleden in steen! Monumenten, gedenkplaten en straatnamen die refereren naar de Holocaust in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Onderzoekspaper tot het behalen van de Graad Master in de Geschiedenis, Universiteit Gent, 2009
Weijel (H.) - 'De kinderen van het KZ-syndroom', Haagse Post, 2.5.1981.
Wollenberg, Jörg (ed.) - "Niemand war dabei und keiner hat's gewusst". Die deutsche Öffentlichkeit und die Judenverfolgung 1933-1945, München-Zurich, Piper, 1989
Dit is een iets uitgebreidere versie van het artikel dat in februari 2013 verscheen in De Uil van Minerva. In maart verschijnt een kortere en herwerkte versie in Hermes, tijdschrift voor leerkrachten geschiedenis en in juni nog een andere versie in Ons Erfdeel