Bart De Wever verwijt het kruim van de Vlaamse kunstenaars “navelstaarderij en zelfgenoegzaamheid”. Alarmerender is dat N-VA zich meent te moeten moeien met de programmatie van Vlaamse cultuurhuizen.
Wat daar te zien is, zou Vlaams-onvriendelijk zijn. De geschiedenis en wat op andere, minder democratische plekken op aarde gebeurt, leren ons: wie die weg inslaat, begeeft zich op een gevaarlijk pad.
“Als Vlaanderen een product is van onze verbeelding, waarom is het dan ondenkbaar dat we er iets goeds kunnen van maken?” Zo besluit Bart De Wever zijn column in De Standaard (22/02) waarin hij kritiek spuit op “een avondje ideologische zelfbevrediging met onze zogeheten cultuurdragers in de Brusselse KVS”.
De Wevers vraag is retorisch bedoeld, maar het valt mij niet moeilijk om ze te beantwoorden. Ze roept bij mij meteen een rijke pléiade aan namen op van kunstenaars die er “iets goeds” van maken: Louis Paul Boon, Hugo Claus, Roger Raveel, Wim Delvoye, Luc Tuymans, Tom Lanoye… Stuk voor stuk kunstenaars die vanuit Vlaanderen werken, maar die fysieke en mentale ruimte tegelijkertijd ver te buiten gaan. Zoals Caroline Gennez hier ook onlangs schreef naar aanleiding van Rundskop, de film van Michael R. Roskam: “Wat het verhaal van Roskam mij ook opnieuw leert, is dat talent altijd wel ergens wortels heeft, maar dat de vrucht ervan desondanks –of juist daardoor- die afkomst overstijgt.”
Maar dat is natuurlijk niet wat BDW bedoelde. Waar hij zich tegen afzet, zijn kunstenaars die openlijk tegen hem en zijn separatistische logica durven in te gaan. Wat hij bovenal viseert, is een hem en iedere nationalist onwelgevallig kritisch, artistiek omgaan met die Vlaamse roots, met het Vlaamse identiteitsdenken. Hij ziet zichzelf graag in het verdomhoekje zitten, met tegenover hem de culturele elite die hem –zo leest hij dat toch- associëren met alles wat muf, koud en bekrompen is.
Ook Geert Wilders fulmineert graag tegen een zogenaamde elite en haar “linkse hobby’s”, zij het met minder retorische finesse dan BDW. Al is die finesse dan weer niet besteed aan de sympathisanten van BDW die in zijn naam niet alleen schrijvers, schilders, maar ook zangers (Koen Wauters), professoren en journalisten (Ruth Joos, Marc Reynebeau) met hatemail bestoken.
Nationalisten en populisten hebben met elkaar gemeen dat ze niet goed om kunnen met wat ze beschouwen als volksvijandige kunst, kunst die de bevolking zou vervreemden van ‘de eigen aard’, jawel, ontaarde kunst. Niet alle kritische kunst is goed. Wel is alle goede kunst intrinsiek kritisch. En dat stoort ideologen en politici die vinden dat kunst moet vertrekken vanuit een volk dat zijn identiteit, zijn natie-zijn welhaast exclusief baseert op zijn gemeenschappelijke taal. Voor BDW zijn wereldburgerschap, multiculturaliteit en solidariteit “holle frasen”. Daarmee doet hij zowat de hele Vlaamse kunstscène op de schop. Ik ken in Brussel waar ik woon, genoeg mensen die die begrippen alles behalve hol of wollig invullen, maar ze dagelijks in al hun complexiteit beleven. Maar ik wil niet schelden. Ik kan alleen maar raden naar de artistieke voorkeuren van BDW. Hunkert hij naar een kunstzinnige evenknie van zichzelf? Naar een hedendaagse Albrecht Rodenbach? “Ja, wij zijn der Vlamen zonen, sterk van lijve, sterk van ziel, en wij zou’n nog kunnen tonen, hoe de klauw der Klauwaars viel”? Zoekt BDW naar een kunst à la recherche du temps perdu? Of is het niet juister om te stellen dat die tijd nooit bestaan heeft, dat er een hunkeren naar een Vlaanderen uit spreekt dat nooit geweest is? Waren we niet al enige tijd verlost van dat aloude culturele zuiverheidsdenken? Erger dan dit verbale steekspel vind ik de niet eens sluipende manier waarop de partij van BDW greep probeert te krijgen op de artistieke programmatie van Vlaamse cultuurhuizen zoals KVS en deBuren (zie DM, 19/02). Officiële reden: “omdat er in bepaalde culturele instellingen systematisch een niet onbelangrijke strekking van de Vlamingen niet vertegenwoordigd wordt”. Ik durf dat feitelijk te betwijfelen. De huidige minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) en a fortiori haar voorganger hebben de afgelopen jaren kosten noch moeite gespaard om de cultuurparticipatie juist te versterken. Omdat ze vinden dat iedereen recht heeft op de verrijkende invloed van cultuur. Op die unieke kracht van goede kunst om ramen, deuren en geesten open te gooien. Maar ook hier weer: dat is natuurlijk niet wat BDW of zijn partij bedoelt. Hun probleem met kunstenaars en cultuurhuizen is van een minder feitelijke aard. Hun probleem is de kunst zelf. Goede kunst houdt –in de woorden van de Amerikaanse cultuurfilosofe Martha Nussbaum- “de politieke cultuur vitaal, zorgt ervoor dat mensen zich niet alleen laten leiden door autoriteiten en traditie, maar zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun leven”. Enkele jaren geleden dreigde een Vlaams VB-parlementslid er naar aanleiding van een dispuut over de financiering van de Vlaamse Opera mee om cultuurhuizen die extreem rechts niet genegen waren, op droog zaad te zetten. “Het genereuze Vlaanderen dreigt zichzelf te verliezen in de cultus van de miskenning, de wrok, het nationalistisch egoïsme en de brute afdreiging”, zei Jozef Deleu hierover. BDW is te intelligent om zo ver te gaan, maar hij heeft wel een eerste stap op dat gevaarlijke pad gezet. Ik hoop dat hij op zijn stappen terugkeert en ik geef hem ter overweging graag volgende cultuuroptimistische noot van Nussbaum mee: “Bepaalde politici kunnen met recht bang zijn voor kunst en cultuur. Maar daarom hoeven wij nog niet passief toe te kijken hoe zij alles afbreken.”
Nationalisten en populisten hebben met elkaar gemeen dat ze niet goed om kunnen met wat ze beschouwen als volksvijandige kunst, kunst die de bevolking zou vervreemden van ‘de eigen aard’, jawel, ontaarde kunst. Niet alle kritische kunst is goed. Wel is alle goede kunst intrinsiek kritisch. En dat stoort ideologen en politici die vinden dat kunst moet vertrekken vanuit een volk dat zijn identiteit, zijn natie-zijn welhaast exclusief baseert op zijn gemeenschappelijke taal. Voor BDW zijn wereldburgerschap, multiculturaliteit en solidariteit “holle frasen”. Daarmee doet hij zowat de hele Vlaamse kunstscène op de schop. Ik ken in Brussel waar ik woon, genoeg mensen die die begrippen alles behalve hol of wollig invullen, maar ze dagelijks in al hun complexiteit beleven. Maar ik wil niet schelden. Ik kan alleen maar raden naar de artistieke voorkeuren van BDW. Hunkert hij naar een kunstzinnige evenknie van zichzelf? Naar een hedendaagse Albrecht Rodenbach? “Ja, wij zijn der Vlamen zonen, sterk van lijve, sterk van ziel, en wij zou’n nog kunnen tonen, hoe de klauw der Klauwaars viel”? Zoekt BDW naar een kunst à la recherche du temps perdu? Of is het niet juister om te stellen dat die tijd nooit bestaan heeft, dat er een hunkeren naar een Vlaanderen uit spreekt dat nooit geweest is? Waren we niet al enige tijd verlost van dat aloude culturele zuiverheidsdenken? Erger dan dit verbale steekspel vind ik de niet eens sluipende manier waarop de partij van BDW greep probeert te krijgen op de artistieke programmatie van Vlaamse cultuurhuizen zoals KVS en deBuren (zie DM, 19/02). Officiële reden: “omdat er in bepaalde culturele instellingen systematisch een niet onbelangrijke strekking van de Vlamingen niet vertegenwoordigd wordt”. Ik durf dat feitelijk te betwijfelen. De huidige minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) en a fortiori haar voorganger hebben de afgelopen jaren kosten noch moeite gespaard om de cultuurparticipatie juist te versterken. Omdat ze vinden dat iedereen recht heeft op de verrijkende invloed van cultuur. Op die unieke kracht van goede kunst om ramen, deuren en geesten open te gooien. Maar ook hier weer: dat is natuurlijk niet wat BDW of zijn partij bedoelt. Hun probleem met kunstenaars en cultuurhuizen is van een minder feitelijke aard. Hun probleem is de kunst zelf. Goede kunst houdt –in de woorden van de Amerikaanse cultuurfilosofe Martha Nussbaum- “de politieke cultuur vitaal, zorgt ervoor dat mensen zich niet alleen laten leiden door autoriteiten en traditie, maar zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun leven”. Enkele jaren geleden dreigde een Vlaams VB-parlementslid er naar aanleiding van een dispuut over de financiering van de Vlaamse Opera mee om cultuurhuizen die extreem rechts niet genegen waren, op droog zaad te zetten. “Het genereuze Vlaanderen dreigt zichzelf te verliezen in de cultus van de miskenning, de wrok, het nationalistisch egoïsme en de brute afdreiging”, zei Jozef Deleu hierover. BDW is te intelligent om zo ver te gaan, maar hij heeft wel een eerste stap op dat gevaarlijke pad gezet. Ik hoop dat hij op zijn stappen terugkeert en ik geef hem ter overweging graag volgende cultuuroptimistische noot van Nussbaum mee: “Bepaalde politici kunnen met recht bang zijn voor kunst en cultuur. Maar daarom hoeven wij nog niet passief toe te kijken hoe zij alles afbreken.”