Op 4 augustus zal het 99 jaar geleden zijn dat Duitsland België de oorlog verklaarde. Ik weet het, die verjaardag zal pas over een jaar worden gevierd, maar ik vrees dat er nogal wat leemten in die viering zullen zitten.
Zal men herdenken dat in die Eerste Wereldoorlog de genadeslag werd gegeven aan het Ottomaanse Rijk? Turken zoals premier Erdogan zijn er nog altijd niet van bekomen.
Dat de Britse generaal Allenby toen met de hulp van Franse koloniale troepen, Spahi’s en Chasseurs d’Afrique Jeruzalem veroverde en zo de kolonisatie van Palestina door Europese joden echt op dreef hielp?
Of, dat ons koloniaal Kongolese leger toen in Oost-Afrika de Duitsers versloeg, wat ons Burundi en Rwanda als nieuwe kolonies opleverde?
Wat over de geplande vieringen tot hier toe duidelijk werd, is dat die zich zullen concentreren op wat in de IJzer-vlakte gebeurde. Zal men dan ook de 30.000 Marokkanen herdenken die door Frankrijk in de strijd werden geworpen, ondermeer in Flanders Fields?
Voor alle zekerheid hier al het verhaal over die Marokkanen: Eind augustus 1914 arriveerde de Marokkaanse Divisie in Frankrijk. En het waren harde vechters. De Duitsers hadden zich in Vimy, dat is halfweg tussen Atrecht en Lens in Frans-Vlaanderen, ingegraven op een heuvelrug in vier opeen volgende loopgrachten. De Franse bevelhebbers wilden daar een doorbraak, maar hadden er niet veel hoop op. De Marokkaanse Divisie werd ingezet en tegen alle verwachtingen in doorbraken ze het front en veroverden op anderhalf uur tijd de vier loopgrachten. De Franse bevelhebbers konden het niet geloven en hadden geen versterking klaar staan om de Marokkanen achterna te gaan en, zoals dat dan heet, de sector te zuiveren. De Franse historicus Pierre Miquel schrijft dan ook in zijn “La Butte Sanglante”: “De Marokkaanse Divisie maakte een cruciale fout, ze wonnen waar dat niet werd verwacht, hun overwinning kon niet worden geconsolideerd door versterking en dus werd hun overwinning later geminimaliseerd.” De vorige Marokkaanse koning liet dan maar zelf een monument bouwen voor die Divisie:
Hierna trok de Marokkaanse divisie verder naar het noorden. In Radinghem, bij Rijsel sneuvelde een van de weinige Marokkaanse officieren, Brick Ben Kaddour.
Op 13 november 1914 arriveerde de tweede brigade van de Divisie aan het kanaal Ieper-IJzer waar ze Bikschote en het bos er rond veroverde. Een ander onderdeel van de Divisie, het 7e RMT (Régiment de marche de tirailleurs) werd ingezet bij Hill 60 in Zinnebeke en daarna op de rechteroever van de IJzer bij Lombaardzijde en Nieuwpoort. Eind januari 1915 werd de Divisie op rust gesteld bij Duinkerke.
Marokkaans “Café” achter het front.
In België werd geen monument opgericht voor deze Marokkanen, zelfs hun graven zijn moeilijk te vinden, want liggen her en der verspreid op begraafplaatsen voor Fransen. Maar direct na de Grote Oorlog lag hun herinnering nog vers in het geheugen. Zo beschrijft de tekenaar en auteur James Thiriar hen in zijn boek Gloire et Misère au Front de Flandre. Het boek verscheen in 1919 en is geïllustreerd met tientallen tekeningen, waaronder een grote prent van Marokkaanse Goums. (Goums is Frans militair slang voor inlandse troepen, van het Arabische woord qaoum , “etnisch”)
James Thiriar schrijft ondermeer:
“Dat deel van het Franse leger dat in België opereerde had tussen zijn eskadrons cavalerie Marokkaanse en Algerijnse goums. Na de terugtocht achter de IJzer werden deze ruiters ingezet. Ze waren gewend aan grote fantasia’s onder een brandende zon, nu moesten zij strijden in modder en miserie… We herinneren ons een sheikh die temidden van het gewoel een raspaard ging recupereren en denken ook terug aan die ruiters met getaand gelaat die hun bloedrode sabels afveegden aan het getuig van hun paarden. Maar meestal was het een triest schouwspel: te midden verlaten duinen onder regenwolken en een strakke noordenwind bevroor hun gemoed. Velen van hen waren jong, met sombere gelaatstrekken, een dikke baard, koolzwarte ogen, met magere handen waaraan ringen zaten. Wanneer ze lachten blonk hun gebit als leeuwentanden. Hun leider stamde af van Abdel Kader. Ze werden gekantonneerd in afgelegen hofsteden die verdronken in een zee van modder en in dorpen die tussen de duinen beschutting zochten tegen de koude winter. De goumiers hadden licht en zon verwacht, hier rilden ze van de kou, hun gezicht omzwachteld door een linnen sjerp en hun handen diep in de zakken van hun burnous. Langsheen de grijze stranden, onze Noordzeestranden waar zware hemels, grijze golven en nat zand een intens triestige uitzicht aan kunnen geven, liepen ze als spoken op zoek naar zon. We zagen ze aan de bron van de IJzer, later in Boesinghe en Steenstraete, deze tirailleurs uit de kolonies die met hun ontzagwekkend voorkomen de bewondering afdwongen van onze eigen ‘piotten’.”
Lucas Catherine,
Historicus van Vergeten Zaken.
Van Lucas Catherine verschijnt in oktober bij EPO het boek: Loopgraven in Afrika (1914-1918), de vergeten oorlog van de Kongolezen tegen de Duitsers.