De documentaire toont ergens het einde van een “tijdperk”.
De documentaire neemt je mee in het verhaal van Jemâa (70), Fatima (53) en Sâadia (52).
Drie Marokkaanse zussen die in de jaren ’70 naar België zijn gekomen om als kindergouvernantes in welgestelde families te werken.
Het migratieverhaal verrast, is verfrissend en toont drie sterke vrouwen met een groot gevoel voor humor en relativering. Ze staan ook open om allerlei zaken te bespreken.
Zaken als het uithuwelijken op veertienjarige leeftijd bijvoorbeeld. De “miserie die dan begint”, wordt geplaatst onder de noemer “willy”, het Arabische woord voor slecht. Het feit dat het in België een mannennaam is, vinden de vrouwen grappig.
Het niet weten hoe je een huishouden moet aanpakken op je dertien is nog een andere zaak. Helemaal alleen, “als een vogel in een kooi”, op een Gents appartement voor twee kleine kinderen moeten zorgen. Volledig analfabeet zijn in een land waar je de taal niet kent. Weggestuurd worden. Allemaal “willywilly” (héél erg slecht dus). Maar dit wordt door Fatima in de documentaire ook weer gerelativeerd: “Overal zijn slechte en goeie mensen.”
Ook de vooroordelen, de mallemolen van papieren en statuten en de naïviteit van sommige mensen waarmee de tantes onderweg in contact komen, zijn verweven in het verhaal. Het is geen “roadmovie”, vooral het aanvoelen primeert.
De documentaire is een initiatief van Nakhla vzw. Zij contacteerden EEN ANDERE WERELD om een documentaire te maken over de Marokkaanse migratie.
Sofie Hanegreefs (EEN ANDERE WERELD): “Wij vonden het een goed idee, maar wij wilden dat het over vrouwen zou gaan. Er zijn zoveel migratieverhalen over mannen, maar er zijn ook zoveel vrouwen gekomen. En dat wilden wij naar voor brengen. Al snel hadden we de drie zussen gevonden om mee te werken. Het was liefde op het eerste gezicht. Budgetten of middelen waren er toen nog niet, dat zou nog een jaar duren. Maar we voelden dat het goed zat en we zijn ervoor gegaan. Het was een heel fijne samenwerking en door het vertrouwen, konden we een mooi verhaal brengen. “
Jemâa en Sâadia Touil (twee van de drie tantes) zijn aanwezig op de voorstelling. Beiden heel open en gul met hun verhalen. Wanneer ik Jemâa vraag wat de grootste contrasten waren tussen Marokko en België in de jaren ’70, zegt ze het volgende: “Het was hier veel netter, properder, ook bij de gewone mensen. In Marokko was het toen alleen netjes bij de rijken, de armen hadden het moeilijk. De kinderen in België hadden goed eten, propere kleren, zaten op tijd in hun bed. Beginnen was moeilijk. Nu ben ik het gewoon. Ik heb mijn kinderen en mijn leven ligt nu hier. Ik ben er ook al 37 jaar, heb heel hard gewerkt, ik heb mijn leven hier versleten.”
Er zijn ook nog andere mensen van Marokkaanse origine aanwezig bij de voorstelling. Na de vertoning heb ik een gesprek met één van hen, een studente. Zij is vooral getroffen door het feit dat de drie zussen “zo modern” zijn. Ze dacht dat de tantes veel traditioneler zouden zijn, gesluierd zouden lopen. Ook het feit dat één van de drie met een Belg getrouwd is, heeft haar verrast.
Wanneer ik hierover praat met Sâadia, de jongste tante, glimlacht ze begrijpend. “Toen wij jong waren, in de jaren ’60 en ’70, liepen de kinderen en de vrouwen niet gesluierd in Marokko. Toch niet in Kenitra, de streek waar wij woonden. In het zuiden van Marokko, de bergstreek, was men veel traditioneler. De streek rond Kenitra is nog steeds heel modern.”
Er zijn ook mensen aanwezig die nauw betrokken waren bij de beginperiode van de drie zussen in België. Mie-Jef De Merlier, een lerares op pensioen, getuigt: “Jemâa kon haar identiteit alleen bewijzen met haar duimafdruk. We hebben haar geholpen met het schrijven van haar naam. Een volgende stap was het lezen van de opschriften van stations en bussen, zodat ze de juiste trein en bus kon nemen en zich zelfstandig kon verplaatsen. Het was moeilijk voor haar. Ze heeft zoveel meegemaakt. Ze zou een gans boek kunnen vullen.”
De documentaire toont ergens het einde van een “tijdperk”. Het werken met jonge dienstmeisjes was een jarenlang fenomeen van de rijke burgerij in België. Meisjes uit lagere klasse of uit het buitenland gingen op hun veertiende bij een welgestelde familie inwonen en bleven er tot ze in een fabriek aan de slag konden of gingen trouwen. Ze leefden soms in zeer barre omstandigheden. Door verschillende factoren (minimumloon, verhoogde leerplicht, industrialisering, …) is deze bladzijde in onze geschiedenis afgesloten.
“Mijn tantes uit Gent” is het komende jaar nog in een veertigtal voorstellingen te bekijken, verspreid over Vlaanderen. Er komt een vertaling naar het Frans en het Arabisch en de documentaire zal ook in Marokko getoond worden op groot scherm. In december wordt ze door Canvas uitgezonden.
Productie: Nakhla vzw i.s.m. EEN ANDERE WERELD FILMS
Regie: Sofie Hanegreefs en Jelle Janssens, België, 2011