Meer dan tien jaar geleden vluchtten mijn ouders van de burgeroorlog in Irak. We moesten ons huis, familie en vrienden verlaten, en moesten op zoek naar een veilige plaats, waar we op een vreedzame manier konden leven.
Ik leef al meer dan de helft van mijn leven in België, ik heb bijna niets anders gekend dan dit land. Telkens wanneer iemand mij vroeg over mijn afkomst, was mijn antwoord: Bagdad, Irak. Dit veranderde nadat ik naar Irak reisde. Ik was nieuwsgierig en wilde mijn familie, mijn oude vrienden, ons huis, buurt en stad terug in het echt zien. Toen ik in de luchthaven van Bagdad aan de balie stond om mijn paspoort te tonen aan de politieagent moest ik mijn Belgisch paspoort tonen. Ik had ook een visum aangevraagd om ‘mijn eigen’ land te mogen bezoeken. Hoe ironisch is dat?
Ik ontmoette er mijn familie. Ze waren vriendelijk en lief, maar ik deel geen herinneringen met hen. Ze kennen mij niet, weten niet wie ik ben. Met andere woorden: er was geen chemie tussen ons. Ze noemden me ‘de Belg’. Dat maakte me droevig, want ben ik nog familie als ze mij niet kennen? Ons huis staat er niet meer en mijn vrienden heb ik niet teruggevonden. En ‘mijn’ stad? Ik had Bagdad altijd gezien als een jonge vrouw met lang zwart haar en grote ogen. Maar toen het vliegtuig landde, was de stad een oude, uitgeputte vrouw geworden. Ik zal die jonge vrouw nooit meer in het echt terug zien, maar ze zal nooit verdwijnen uit mijn herinneringen.
Een identiteitscrisis hebben is niet prettig. Mijn mentaliteit, zelfbeeld en wereldbeeld zijn anders dan die van mijn familie in Irak. Ik voel me gewoon anders. Ik voel me niet echt Irakees, maar ook niet echt Belg. Ik ben iets tussenin. Ik ben op een tocht, op zoek naar mijn identiteit. Het is niet zozeer dat ik me ergens ‘thuis’ wil voelen; ik zoek gewoon een warm plekje.
Sommige politici doen uitschijnen dat identiteit iets hapklaar is, iets dat we in de winkel kunnen vinden of een pakketje dat we online kunnen bestellen. Ik moet deze politici teleurstellen. De realiteit is veel complexer. Soms ben ik een Belg, maar soms een Irakees, een Vlaming, een Antwerpenaar en een Borgerhoutenaar. Ik ben een mix van alles. Soms vraag ik me af of dat kan, zoveel identiteiten hebben. Maar dan besef ik: tuurlijk wel, het is gewoon een realiteit. Op school ben ik niet dezelfde Abdullah als thuis, en met mijn collega’s op het werk gedraag ik me ook anders dan met mijn mijn vrienden. Niet alleen ik doe dit. Bart, Mohammed, Pablo, Yang, Aba, en Jack doen het allemaal.
Daarom vraag ik me echt af wat identiteit eigenlijk betekent. Wat verstaan we onder dat woord? Is het frietjes eten? Of naar de moskee gaan? Samen voetballen of een boek lezen? Hebben Belgen allemaal dezelfde identiteit? Delen mijn familieleden in Irak allemaal dezelfde identiteit? Ik denk dat de Belgische en Iraakse identiteit gewoon fabeltjes zijn. Identiteit is een etiket dat we op mekaar kleven. We zijn constant in verandering. Ik ben niet langer de persoon die ik tien jaar geleden was.
Het is een cliché, maar voor ik Belg of Irakees was, was ik gewoon mens. Dat vergeten we te vaak. Mens zijn kent geen grenzen of continenten. We lachen allemaal als we iets grappig zien en huilen wanneer we droevig worden. Daarom vergelijk ik mijn identiteit met een grote koffer. Hoe langer ik leef, hoe groter de koffer. Hoe meer ik reis en ervaringen opdoe, hoe voller de koffer wordt. Ik heb zoveel vragen en ben nergens zeker over, behalve over één ding: ik ben constant op reis, onderweg naar mijn identiteit.