Online is even echt als offline

Onze levens spelen zich alsmaar meer online af. Toch blijven mensen een strak onderscheid maken tussen online- en offlinezones van sociaal gedrag. Offline noemt men ‘de echte wereld’ noemen, terwijl men de onlinewereld als ‘virtueel’ (en dus niet echt) bestempelt. Volgens Jan Blommaert is die visie geheel achterhaald.

Het is gewoon hoe we nu leven: op het snijpunt van online- en offlinedimensies, die elk bijdragen aan de concrete manieren waarop we dat leven gestalte geven.

 

Sinds het begin van de 21ste eeuw leven we over zowat de hele wereld onze levens zowel online als offline. Dat is het effect van het web 2.0, dat het internet herschiep tot een platform voor sociale interactie en voor de circulatie van kennis op een nooit eerder geziene schaal. Het effect bereikte zijn volle sterkte toen dat web 2.0 ook via de smartphone in de tas of vestzak van vele miljoenen mensen belandde en bliksemsnel zowat het meest gehanteerde gebruiksvoorwerp werd in het alledaagse leven van die mensen.

Wat de gevolgen zijn van deze hertekening van ons sociaal bestaan is intussen het voorwerp geworden van een reeks academische specialisaties en een hoop onderzoek, het mijne inbegrepen.

De berg opinies erover is nog groter, en die opinies zijn verdeeld. Niet veel mensen zullen zeggen dat ze terug naar een wereld willen zonder uitgesteld televisiekijken, zonder mobiel bellen en gps, zonder Wikipedia en zonder toegang tot gedetailleerde informatie over zowat elk apparaat of recept, elke publieke figuur of elk boek en elk stuk muziek. Dat kleine speeltuig in onze tas of vestzak is groter dan de bibliotheek van Alexandrië in de oudheid en krachtiger dan de computers van de jaren 1980, en het bewijst onophoudelijk z’n waarde. Maar velen vinden die intense onlineactiviteit asociaal, onecht en individualistisch, een hinderpaal voor het schoolwerk en voor een normaal sociaal contact met vrienden en buren, een vlucht in fantasie en utopie en een oncontroleerbaar gebied waarin mensen soms toch wel heel vreemde en riskante dingen doen. En sinds we weten dat ons gedrag op de sociale media het ruwe materiaal is voor een enorme industrie van dataverkoop en surveillance, maken nogal wat mensen zich zorgen maken over hun privacy, hun recht om het onderscheid tussen publiek en privé zelf en zonder externe dwang te bepalen.

Doorheen deze opinies zien we twee lijnen lopen. Eén: mensen blijven een strak onderscheid maken tussen online- en offlinezones van sociaal gedrag. Offline blijft men ‘de echte wereld’ noemen, terwijl de onlinewereld als ‘virtueel’ (en dus niet echt) wordt bestempeld. Twee: er is een hiërarchie tussen de twee zones, waarbij de normen die we bij dit alles hanteren die van de ‘echte wereld’ zijn. Zo horen we regelmatig dat mensen die heel veel tijd op de sociale media doorbrengen behoefte hebben aan een ‘echt’ gesprek – lees, een mondeling gevoerd gesprek in een fysieke ruimte waarbij de deelnemers ook fysiek aanwezig zijn, kortweg: een gewone conversatie. Ook horen we dat de vrienden die men op Facebook heeft verzameld geen alternatief kunnen zijn voor de ‘echte’ vrienden. En die echte vrienden, daarmee doe je dan ‘echte’ dingen: samen tafelen, uitgaan, op reis gaan, de kinderen opwachten aan de schoolpoort. Heel veel van de morele oordelen die we formuleren over onlineactiviteiten zijn gebaseerd op de mate waarin die onlineactiviteiten overeenstemmen met de normen van ‘echte’, offlineactiviteiten.

Merkwaardig genoeg lopen dezelfde lijnen ook doorheen veel onderzoek, vaak als onuitgesproken uitgangspunten. Zelf meen ik dat deze lijnen een nuchtere en accurate kijk op die nieuwe sociale context belemmeren, dat ze vaak anachronistisch zijn en onze blik vertroebelen met allerhande moraliserende a priori’s. Daardoor merken we een nogal vanzelfsprekend gegeven niet op: dat de on- en offlineomgevingen sámen deel uitmaken van, en vormgeven aan het totale sociale leven van mensen en dat er nogal wat wederzijdse beïnvloeding tussen beide types omgevingen is. Om een simpel voorbeeld te geven: schoolgaande kinderen zullen misschien te horen krijgen dat ze minder mogen gamen en chatten en meer aandacht moeten besteden aan hun schoolwerk. Maar voor dat schoolwerk maken ze wel uitgebreid gebruik van onlinemiddelen, gaande van Wikipedia en andere informatieve websites tot elektronische onderwijsplatformen zoals Smartschool of Blackboard. Of om een nog eenvoudiger voorbeeld te geven: telkens als we bij de aankoop van een jas of schoenen in de offlinespeciaalzaak onze bankkaart gebruiken voor de betaling, verweeft ons offlinekoopgedrag zich met een ingewikkeld kluwen van onlinebewerkingen die niet enkel geld verplaatsen van de ene naar de andere bankrekening, maar ook meteen statis- tische gegevens over onze aankoop en onszelf opslaan in grote elektronische databases.

We vinden dat niet enkel normaal, we merken zelfs niet eens meer op dat we bij duizenden offlinehandelingen ook op de ene of andere manier online actief zijn. Het is gewoon hoe we nu leven: op het snijpunt van online- en offlinedimensies, die elk bijdragen aan de concrete manieren waarop we dat leven gestalte geven. Er is niets virtueels aan dit snijpunt: het is de werkelijkheid die we maken en beleven, en we doen dat met behulp van een infrastructuur die vandaag anders is dan in de 20ste eeuw, met middelen die misschien wel voorlopers hebben maar geen gelijken in onze geschiedenis.

De sterk verspreide tendens om datgene wat online gebeurt af te zonderen van wat offline gebeurt, en enkel dat laatste als de ‘echte’ wereld en de wereld van bindende normen te beschouwen – die tendens heeft zijn houdbaarheidsdatum royaal overschreden.

 

Deze tekst zijn de eerste bladzijden van Jan Blommaerts nieuwe essay Frames, formats en selfies, Wat moordenaars, hoofddoeken en bewakingscamera’s vertellen over onze identiteit, dat uitgegeven werd bij EPO (isbn: 9789462671461).

Boekvoorstelling 12/9 om 20u

Jan Blommaert gaat over zijn nieuwste boek in gesprek met Tom Van Hout (prof. Universiteit Antwerpen & directeur Instituut voor Professionele en Academische Communicatie). Locatie: Rood Wit - Generaal Drubbelstraat 42, 2600 Berchem (Antwerpen)



Over de auteur:

Jan Blommaert is hoogleraar taal, cultuur en globalisering en directeur van het Babylon studiecentrum aan Tilburg University. In 1993 kreeg hij de Arkprijs van het Vrije Woord voor zijn bijdragen over het migrantenvraagstuk.