Hou u vast, dacht ik toen, welkom in het tijdperk van het "gefundeerd racisme".
Ik denk dat ik me zorgen begon te maken toen dat artikel over racisme onder Vlaamse tienermeisjes verscheen in de pers (De Standaard, Volledige paper @ Kif Kif). Om even uw geheugen op te frissen, het artikel was een verzameling en analyse van uitspraken die afkomstig waren uit twee focusgroepsgesprekken die KUL studente sociale wetenschappen Sara Lanoye had met 11-13-jarige Belgische meisjes. De onderzoeksmethode van Lanoye wordt correct beschreven in haar paper: aan de hand van vragen, stellingen en foto's probeerde zij te weten wat jonge meisjes denken over allochtonen. Ze heeft hun uitspraken dus niet stiekem opgenomen met en spy pen, of zo.
De stellingen van de meisjes waren, om het op een zachte manier uit te drukken, verbijsterend. Uit de paper kon je de meest verschrikkelijke quotes halen. Quotes over de simpele definitie van ‘de andere’ (“Allochtonen? Dat zijn voor mij mensen met een andere huidskleur, maar voornamelijk Marokkanen en Turken. Aja en ook negers”); over de eenvoudige beschrijving van ‘de andere’ (“Die dragen eigenlijk altijd zo’n rare kledij, de mannen soms een lang kleed en de vrouwen zo’n hoofddoek. En de jongeren van die rare petjes en een training”); over de distantiering tussen wat ‘de anderen’ doen, met de veronderstelling dat ‘we’ het niet doen en zelfs platte criminele beschuldigingen (“Ge hebt zo van die maroefen en die rijden dan rond in nen chiquen BMW of Cabrio. Da’s echt zo om op te vallen en om te tonen dat ge beter zijt. Maar ik vraag mij af of dat niet gewoon gepikt is ofzo. ’t Scheelt dat alle Marokkanen zich dat kunnen veroorloven zo nen chiquen bak?”); over de meest banale ‘sociologische’ veralgemeningen (“Die vrouwen hebben echt niets te zeggen. Ze moeten een hoofddoek dragen. De vaders wil is wet”); simpelweg racistische vaststellingen (“Die zorgen gewoon voor problemen. Dat zit gewoon in hen, dat zit in hun bloed ofzo” of “Over het algemeen zijn de vreemdelingen gewoon veel luier dan de gewone Belgen. En eerlijk, ze ruiken ook gewoon minder fris dan ons, echt soms stinken”); of, tenslotte, over algemene houding tegenover ‘de andere’ (“Ja, ik ben ook wel bang van dienen islam”, een quote die eventjes is uitgegroeid tot motto van een onwetende generatie).
Hoewel ik in dit rapport een duidelijke waarschuwing kon lezen over het gevaar van een eenzijdige beeldvorming over minderheden, nam ik tegelijk Sara Lanoye serieus in haar verduidelijking: het ging over een “niet-representatief” onderzoeksresultaat. Daar was zij duidelijk over, niet alleen in interviews, maar ook in haar werk. En toch bleek dat niet helemaal waar te zijn, want de steun op de onwetende racistische uitspraken van de meisjes liet niet op zich wachten. Het algemene antwoord was af en toe van schaamte, maar even vaak was er een verontrustende empathie (zoals gemerkt door Ico Maly, een dag later). Toen begon ik me zorgen te maken. Toen het racisme niet meer iets was dat we moesten ontkennen.
Toen had ik verwacht dat we een ernstig debat gingen hebben over de gevolgen van het stijgende tij van onbeschaamde stigmatisering van minderheden in ons land, maar de meeste reacties zijn gebleven bij een vraag die in verschillende vormen terug kwam: "Ja, maar is het niet gefundeerd?". Hou u vast, dacht ik toen, welkom in het tijdperk van het "gefundeerd racisme".
In ieder geval, hoewel ophefmakend en pijnlijk relevant, was het ook een beperkt onderzoek, natuurlijk, en het is altijd gevaarlijk om aan zulke onderzoeken te veel aandacht te schenken, want meestal denkt men dat het over een representatief deel van de samenleving gaat. Het onderzoek van Sara Lanoye kwam dus niet aan bod in, bijvoorbeeld, Terzake.
Jammer genoeg bleken die argumenten (de beperktheid van het onderzoek en het gevaar van die aandacht) niet te gelden voor “Femme de la rue”, het afstudeerproject van RITS-studente Sofie Peeters, en de gevolgen daarvan kennen we allemaal: het resultaat is wat tegenwoordig wordt genoemd “een debat zonder taboes”. Een debat waarin racistische veralgemeningen gelden als redelijke argumenten. Een debat waarin de zoektocht naar oorzaken gezien wordt als iets “extreem links” of “politiekcorrect gezeik”. Ineens is politieke correctheid een belediging, stel je voor. Ineens mag racisme statistisch gefundeerd worden en, as such, algemeen worden aanvaard.
Maar de wereld draait door en dan komt de agressie tegen politieagenten in Anderlecht. En de sfeer is al geladen na Molenbeek, Sharia4Belgium, Femme de la rue… alles mengt zich in een gevaarlijke cocktail van vooroordelen en het beeld van de moslim wordt alsmaar algemener en demonischer, een beeld in stabiele groei (daling, misschien) richting verkiezingen.
En misschien is de meest opmerkelijke reactie daarop die van Luckas Vander Taelen. Omdat die zo laat komt en toch meer dan een bladzijde krijgt in een ‘kwaliteitskrant’. Maar ook omdat die zo brutaal is. En zo populair.
Vander Taelen (GROEN!, detail dat het allemaal nog opmerkelijker maakt) somt in één opiniestuk even veel stereotypes op over de allochtone gemeenschap als de volle paper van Sara Lanoye. “Maghrebijnse jongens hebben het op zijn zachtst gezegd moeilijk met hun seksualiteit”, “Ze worden opgevoed als kleine prinsjes en verafgood door hun moeder”, “Ze wijzen elke vorm van gezag op school en straat af en cultiveren een slachtofferrol”, “Allochtone jongeren zitten snel vast in een werkloosheidsval waar ze niet uit geraken” omwille van “gebrekkige opleidingen en een onbestaande arbeidsethiek”. En zo wordt het niveau van het discours gebracht tot dat van 12-jarige meisjes.
Maar we zijn volwassenen. Als mensen en als gemeenschap. En we weten dat het reduceren van seksisme, werkloosheid, criminaliteit en homohaat tot een cultuurgebonden problematiek ons tot niks anders leidt dan cultuurgebonden haat. Daar hebben we al voldoende bewijs van. We weten welke de gevolgen zijn van de stigmatisering van bevolkingsgroepen, boeken staan er vol van. We kennen een pijnlijk lange geschiedenis van ras- en cultuurgebaseerde conflicten die ons de waarde van de voorzichtigheid geleerd heeft.
En toch vinden we ineens dat stigmatisering niks meer dan een slecht excuus is. En toch willen we "de dingen bij naam durven noemen" zonder angst om in racistische veralgemeningen te vallen. We moeten ineens geen onderscheid maken tussen "onze observaties" en “de feiten zoals zij zijn”.
Jawel, als 12-jarige meisjes hun "gefundeerde" racistische waarnemingen kunnen aankondigen als feiten, moet dat bij volwassenen ook lukken.
PD: trouwens, ik werd opgevoed als een klein prinsje, ja. Mijn moeder heeft haar leven opgegeven om het beste te doen voor mij. En zij heeft me zeker en vast verafgood. Alles wat ik doe, hoe middelmatig ook, is goddelijk in haar ogen. En ik ben oneindig dankbaar voor die onvoorwaardelijke liefde en die onvoorwaardelijke trots, want het is daarom dat ik de moed kan verzamelen om te durven schrijven in een taal die niet de mijne is. En naar mijn verstand is er niks universeler dan de liefde en de fierheid van een moeder. Het is precies daar waar we zouden zoeken wat ons verbindt, in plaats van wat ons scheidt, denk ik