Niet alleen de kleurrijke opstanden die ons land heeft gekend te ontdekken of te herwaarderen, maar ook de misinterpretatie of recuperatie ervan
Het is 11 juli en de Vlaamse Feestdag wordt gevierd. Terwijl de Vlaamse Beweging de Guldensporenslag als symbool van de Vlaams-Franse strijd herdenken, waarschuwen journalisten Bert Bultinck en Jeroen Verelst in Vijf Vlaamse mythen in hun blootje (De Morgen, 11 juli 2013) voor een al te simplistische voorstelling van deze - door Hendrik Conscience gepopulariseerde en geromantiseerde – Vlaamse vrijheidsoorlog.
Zo blijkt de onderbemanning van de ‘Vlaamse helden’ ten opzichte van de Fransen sterk overdreven, en wijzen historici ons op het artificiële karakter van het Vlaamse volk en de sociale beweegredenen die naar de achtergrond werden verdreven. Historische gebeurtenissen worden immers door verschillende bewegingen gebruikt naargelang het goed uitkomt. Dezelfde discussie kan gevoerd worden over de Belgische Revolutie in 1830 waarover Els Witte schrijft in haar bijdrage voor Rebellen. Na 180 jaar zijn historici er namelijk nog niet uit of het om een proletarische of liberale, nationalistische opstand ging. Doordat deze opstand zich afspeelde in een klimaat van economische recessie, valt het moeilijk te achterhalen in welke hoedanigheid het sociaal bewustzijn zich manifesteerde. Deze onenigheid is een frappant voorbeeld van de eeuwige strijd die onder historici woedt.
In Rebellen bestuderen historici de verschillende overgangsprocessen en revoltes die in onze omstreken plaatsvonden. Een gedurfde onderneming als we de achterflap mogen geloven: ‘Van Middeleeuwse boerenopstanden en stedelijk oproer tot religieuze oppositie en stakingen die aan de basis liggen van onze sociale zekerheid. Een pantheon van onze vaderlandse onruststokers.’ Een lofzang aan de verzetsgeest van weleer, of minder vrijblijvend dan dat?
‘Als we het erover eens zijn dat onze kijk op het verleden slechts ideologisch gekleurd kan zijn, kunnen we moeiteloos begrijpen dat geschiedeniskundige media subversies (de actie van het omverwerpen, van het van koers doen veranderen) zeer negatief voorstellen.’
In haar inleiding klaagt Anne Morelli, doctor in de geschiedenis en professor aan de ULB, de gedemoniseerde of gemarginaliseerde classificatie van vele opstandelingen in de geschiedschrijving aan. ‘Zo vloeit er meer inkt over de Terreur van de Franse Revolutie dan over de bevrijdende breuk met het oude systeem.’ In de schoolhandboeken is er alleen plaats voor de onvermijdelijke buitenlandse grote revoluties waarvan het gewelddadige karakter vaak wordt verguisd. De geschiedenis van onze contreien wordt immers systematisch beschreven vanuit het standpunt van de overwinnaars en het gezag, of gewoonweg uit het officiële collectieve geheugen geweerd. Deze verzwijging maakt het ons onmogelijk om onze eigen geschiedenis te kennen en verbanden te leggen.
De rebel in Anne Morelli gelooft in een legitieme vorm van geweld om de fundamentele machtsverhoudingen te veranderen als de vreedzame opstand geen gehoor krijgt. Aan geoorloofde nepconflicten binnen de grenzen van de autoriteit heeft ze een broertje dood en met Ghandi als universeel rolmodel in het onderwijs halen we het niet. De toon voor de rest van het boek is gezet.
Nadat archeoloog Serge Lewuillon onderzoekt hoe we het Gallische verzet tegen de Romeinse legioenen tijdens de Gallische oorlog moeten interpreteren, verbreedt zijn collega Michel de Waha onze kijk op het ontstaan van de Middeleeuwse boerenopstanden ten tijde dat het christendom de ideologische bovenbouw van de maatschappij bepaalde. De revolte van Kust-Vlaanderen (1323-1328) leert ons dat verzet verenigt; Zo was deze opstand niet alleen een landelijke maar ook gedeeltelijk stedelijke opstand waar zowel boeren, wevers als burgers aan deelnamen. Jan Dumolyn en Jelle Haemers herwaarderen op hun beurt de Middeleeuwse opstanden door deze los te koppelen van het onnauwkeurige en negatieve beeld van de ‘barbaarse meutes’ die de klassieke historiografie ons voorlegt. De rebellen ageerden in dergelijke conflicten in de eerste plaats voor de instandhouding van oude rechten en het verweven van nieuwe. Wanneer men voor fysiek geweld koos, was dit vaak de enige toevlucht om zich te verzekeren van een stem in de politiek.
In de bijdrages van Monique Weis en Anne-Laure Van Bruaene lezen we over de protestantse hervormings- bewegingen die in de zestiende eeuw de eenheid binnen het westerse christendom verbraken. Vanaf 1520 was er in de Nederlanden onder Karel V een heuse herdefiniëring van ketterij doordat non-conformistische religieuze opvattingen een steeds politieker karakter kregen. Dat maakt dat De Nederlandse Opstand zowel reactionair als revolutionair was, en teveel gezichten had om als één rechtlijnige beweging de geschiedenis in te gaan.
Na het reeds beschreven vraagstuk over de Belgische Revolutie in 1830 worden twee minder bekende subversies uit de vergeetput gehaald: de republikeinse poging om de monarchie omver te werpen in maart 1848 en de anarchistische revoltes en de opkomst van de vakbond in Verviers.
Eens halverwege het boek verloopt de beklimming van het pantheon der onruststokers moeizamer. Hoewel de opeenvolging van verschillende geschiedkundige rechtzettingen en herwaarderingen van een leesbare context- beschrijving zijn voorzien, blijven vele teksten traag verteerbare brokken. Als lezer zijn we nieuwsgierig naar het uitzicht die het pantheon ons vandaag nog te bieden heeft. ‘Dit boek lees je niet in de verleden tijd’, lezen we al stiekem verderop in de epiloog. Gelukkig biedt Gita Deneckere ons frisse lucht. Zij beschrijft hoe de toe-eigening van de door de burgerlijke revoluties verworven mensenrechten (met petitie-, stakings- en verenigingsrecht) een hefboom voor de sociale strijd betekende en besluit dat het mensenrechtendiscours vandaag de socialistische ideologie heeft vervangen. Daarmee trekt ze het actuele sociaal-maatschappelijk debat wijder open dan haar collega’s, hoewel je haar natuurlijk de vraag kan stellen in hoeverre de mensenrechten een krachtig wapen vormen in onze strijd voor sociale rechtvaardigheid.
Nadat Pierre Van den Dungen de non-corfomistische bourgeoisie onderzoekt die een sleutelrol speelde in de ontwikkeling van de feministische beweging, eindigen we met de belangrijkste breuklijnen die België in de twintigste eeuw heeft gekend: de mijnwerkersstakingen van 1932 met een eervolle vermelding voor de vele vrouwen die hier een belangrijke rol in speelden; het ontwapenen van de verzetsstrijders na de Tweede Wereldoorlog, de Koningskwestie en tenslotte de winterstaking van 1960-1961, de tot nu toe laatste langdurige nationale staking dat toen een reactie op de Eenheidswet was die de sociale rechten van de loontrekkenden bedreigde.
Bij de stakingsactie blijft Thomas Blommaert, Assistent-uitgever bij EPO, in de epiloog nog even hangen. De meest efficiënte actievorm wordt tegenwoordig collectief uitgespuwd en het imago van de collectieve vakbondkracht kent kleine barstjes. Marc Leemans van het ACV gaat er anders nog even vurig voor. PvdA-voorzitter Peter Mertens springt hem bij en verwijst naar een studie uit 1954 die de belangrijkste sociale ontwikkelingen in ons land aan de ‘zich heftig uitende openbare mening’ toeschrijft, en niet aan de werking van verkiezing en parlement.’
Een meer evocerende en stimulerende gedachte vinden we bij politiek filosoof Thomas Decreus. Deze indignado pleit voor een nieuw vakbondselan met nieuwe vragen voorbij de werkconditie enerzijds, en burgers die de strijd mee vorm geven in de plaats van hen als dusdanig af te voeren, anderzijds. Of dit boek u hier toe aanzet, ziet u zelf. Rebellen blijft in de eerste plaats een uitgebreide geschiedkundige rechtzetting, wat voor jongere lezers misschien net teveel inspanning vraagt. Heel even de geschiedenis uitstappen met een speelse cultuurfilosofische beschouwing op ‘rebellie’ kon eventuele verluchting bieden. Af en toe vindt er wel een aanzetje plaats, bijvoorbeeld als Morelli de klassieke bandiethelden vergelijkt met de politiehelden die de jeugd vandaag krijgt voorgeschoteld.
Rebellen, van de Galliërs tot de indignados leert ons niet alleen de kleurrijke opstanden die ons land heeft gekend te ontdekken of te herwaarderen, het waarschuwt ons ook voor de frequente misinterpretatie of recuperatie ervan. Wat zijn onze mythen en tot waar moeten we onze drang tot het romantiseren van onze helden een halt toe roepen? Maar vooral wat kunnen we leren uit onze geschiedenis? Want maak je geen illusies. Rebellen lees je pas in de tegenwoordige en toekomstige tijd, als jij het zelf wil.
>>> Anne Morelli (red.) – Rebellen, van de Galliërs tot de indignados - Uit het Frans vertaald (EPO)