Wanneer de Anderen zich op Onze vrijheden beroepen;
De selectieve toepassing van fundamentele mensenrechten.
« Nous sommes entrés dans le nouveau siècle sans boussole. Dès les tout premiers mois, des événements inquiétants se produisent, qui donnent à penser que le monde connaît un dérèglement majeur, et dans plusieurs domaines à la fois – dérèglement intellectuel, dérèglement financier, dérèglement climatique, dérèglement géopolitique, dérèglement éthique. »
(Amin Maalouf, Le dérèglement du monde, Paris, Grasset, 2009, p.11)
Het verlies van het kompas
“We zijn zonder kompas in de nieuwe eeuw gestapt. In de eerste maanden nadat er zich zorgwekkende gebeurtenissen voordoen, voeden deze de overtuiging dat de wereld een grote ontregeling kent en dit in verschillende domeinen tegelijkertijd; intellectuele ontregeling, financiële ontregeling, klimatologische ontregeling, geopolitieke ontregeling en ethische ontregeling.”
Ik leid mijn tekst graag in met een passage uit het boek Le dérèglement du monde van de Frans-Libanese schrijver Amin Maalouf, omdat het volgens mij treffend onze tijd beschrijft omdat het lijkt alsof wij ons kompas, dat al decennialang op mensenrechten geijkt was en zo de richting aangaf waar wij als gemeenschap naartoe willen gaan, hebben losgelaten. We hebben het uit onze handen laten slaan door angst, wantrouwen en een groter wordend gebrek aan empathie. Maalouf zegt dat wij ons kompas kwijt zijn en dat wij een wereld zijn binnengetreden die ethisch ontregeld is. We varen blind omdat wij meer en meer het idee loslaten dat alle mensen vrij geboren worden en gelijk zijn in waardigheid en rechten. En hoe banger wij zijn, hoe meer angst ons ingeboezemd wordt, hoe minder moeite wij schijnbaar hebben bij het loslaten van dat kompas. We zijn in aartsgevaarlijke tijden aanbeland waar angst en wantrouwen een sturende emotie wordt.
Het identitair discours dat vandaag de hoge toon voert is er eentje dat vertrekt van de onverzoenlijkheid van verschillende culturen, van de zogenaamde botsing der beschavingen.
Politici schromen niet om de eigen normen en waarden als superieur aan te duiden en te stellen dat onze zogenaamde verlichte normen en waarden onverzoenbaar zijn met de normen en waarden van de niet-Europese Anderen. We hoeven er geen doekjes om te winden, vandaag wordt die ultieme Ander verzinnebeeld door de moslim.
Zonder met de ogen te knipperen, worden er uitspraken gedaan dat zowel de Grieks-Romeinse beschaving als de Verlichting de culturele software zijn van de Westerse beschaving waarop de moderne natiestaat gefundeerd is, en dat die software maar kan blijven draaien als hij gevrijwaard blijft van ‘virussen’, daarbij refererend naar de ultieme Ander, de vreemde, de niet-Westerling. Diegene wiens cultuur geen wortels heeft in die Grieks-Romeinse beschaving en die niet aangeraakt werd door de verlichting.
Deze metafoor is huiveringwekkend in het licht van de West-Europese geschiedenis. Want we hebben in de geschiedenis van dit deel van de wereld eerder al meegemaakt dat mensen vergeleken werden met virussen, dieren, natuurfenomenen of plagen. We doen het opnieuw. Denk maar aan de taal die gebruikt wordt om te praten over mensen die op de vlucht zijn of die migreren.
De geschiedenis leert ons dat deze vergelijking een eerste stap is in de ontmenselijking van zij die niet op ons lijken. Niet zelden kondigt het een ‘antivirusprogramma’ aan dat begint met ongelijkheid en vervolging en tenslotte kan ontaarden in etnische zuivering.
Over mensen spreekt men niet in zulke bewoordingen, het is gevaarlijk.
Ik verzet mij ook tegen de these van de botsing der beschavingen, waarmee ik niet zeg dat er geen conflicten zijn, op verschillende domeinen.
Maar als we kijken naar wat die verlichting ons onder meer heeft gebracht, namelijk de idee dat mensenrechten universeel en onvervreemdbaar zijn, stel ik vast, en samen met mij veel andere mensenrechtenjuristen, dat de laatste jaren dit mensenrechtenkader in haar fundamenten wordt aangetast.
Ik geloof ook wel dat onze superdiverse realiteit de verlichtingssoftware doet haperen, maar niet omwille van externe ‘virussen’ of obstakels, maar eerder door een krampachtige reactie op de aanwezigheid van de Anderen. Door het loslaten van dat kompas gericht op de mensenrechten. Door minder standvastig te zijn in het respecteren van deze rechten wanneer de zogenaamde Anderen zich ook op deze fundamentele rechten en vrijheden willen beroepen.
Mensenrechten worden steeds meer ingezet om de zogenaamde ‘eigen normen en waarden’ te vrijwaren. Waarbij men grote inspanningen levert om de minderheden die afwijken van ‘de norm’ te integreren en zelfs te assimileren omdat men niet het risico wil lopen dat deze minderheden het aangezicht van de samenleving letterlijk en figuurlijk veranderen.
Dus is het vandaag heel normaal dat men verhindert dat bepaalde minderheden, die in de samenleving niet populair zijn, zich op gelijke voet kunnen beroepen op dat universele mensenrechtenkader met bijvoorbeeld het argument dat wanneer deze individuen hun rechten en vrijheden uitoefenen, dit een gevaar of een verstoring met zich meebrengt van hoe de dominante groep de samenleving ziet, of hoe de dominante groep zich ‘haar’ samenleving verbeeldt.
De enige manier voor minderheden om in zo een klimaat ‘getolereerd’ te worden is wanneer zij zich de ‘superieure levenswijze’ van de dominante groep eigen maken.
Diegenen die toch vasthouden aan hun eigenheid en anders-zijn, dienen te worden gecorrigeerd. De verboden en bepalingen rond uiterlijke religieuze kentekens in onder meer het onderwijs zijn daar een voorbeeld van.
Mensenrechten en vrijheden zijn individuele rechten die te maken hebben met menselijke waardigheid. Vandaag zie je dat die menselijke waardigheid voor mensen uit minderheidsgroepen niet langer een zaak is van het individu, niet langer persoonlijk is, maar een zaak van de staat wordt. De staat kan beslissen deze waardigheid, dit individueel recht, op te schorten wanneer ze van oordeel is dat het niet past binnen het ‘normen- en waardenkader’ waarop ‘haar’ samenleving gefundeerd is.
Project Deburkanisation
Om dat te illustreren maakte ik in 2017, in opdracht van het Goethe-Institut Washington en de KVS, de kortfilm Project Deburkanisation, over een vrouw die omwille van religieuze redenen een gezichtssluier wenst te dragen.
In de kortfilm heb ik willen nagaan hoe wij als collectief omgaan met de individuele vrijheid van een vrouw, die deel uitmaakt van een zeer kleine minderheid en die op haar eigen particuliere manier vorm en betekenis geeft aan normen en waarden zoals de vrijheid van religie en gedachte en het recht op privacy.
De idee was ook om een debat op gang te brengen over de meervoudige manieren die er zijn om betekenis te geven aan concepten zoals bijvoorbeeld privacy, vooral in deze tijden van ongebreidelde controledrang. Kan een vrouw, in naam van de privacy, haar gezicht verbergen voor derden, zoals sommigen onder ons ook weigeren om onze identiteit zomaar kenbaar te maken aan de eerste de beste die daar om vraagt?
Anderzijds wilde ik nagaan wat er zou gebeuren, waar de grenzen lagen van die persoonlijke vrijheden wanneer de zogenaamde Anderen zich op die vrijheden beriepen op een manier waar de goegemeente aanstoot aan neemt.
Ik voerde een personage op dat het recht op privacy invulde als het recht om ongehinderd het eigen lichaam en het eigen gezicht te verhullen van de buitenwereld en die zich onbespied in het publieke domein wenste te bewegen.
Wat zou er gebeuren wanneer de ultieme Andere, in dit geval de moslima, zich op haar ultiem andere manier zou beroepen op de verworvenheden van de Verlichting om te leven volgens haar geweten en overtuiging? Om zelf invulling te geven aan wat voor haar ‘het goede leven’ is?
In het specifieke geval van deze vrouw werd het antivirusprogramma geactiveerd in de vorm van een strafwet[1] die in 2011 door het Belgisch parlement gestemd werd en die een geldboete of zelfs een gevangenisstraf van 7 dagen oplegt wanneer mensen zich met gezichtsbedekking op straat vertonen. Hoewel de wet in algemene bewoordingen geformuleerd is en zich niet uitsluitend tot moslima’s richt, blijkt uit de begeleidende parlementaire teksten en besprekingen dat deze wet wel degelijk tot stand is gekomen met die kleine minderheid van moslima’s voor ogen.
Nationale en internationale mensenrechtenorganisaties hebben herhaaldelijk aangegeven dat dit algemeen verbod op de gezichtsbedekkende sluier een inbreuk is op de vrijheid van godsdienst, die onder meer wordt beschermd door artikel 19 van de Belgische Grondwet en artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het recht op vrijheid van godsdienst omvat de vrijheid om uitdrukking te geven aan zijn of haar godsdienst en dit zowel in besloten kring als in het openbaar.
De strafwet houdt ook een discriminatie in op grond van godsdienst.
Geen enkel recht is absoluut, dus ook de godsdienstvrijheid kan ingeperkt worden, maar een beperking is slechts toegestaan indien zij bij wet is voorzien, noodzakelijk is in een democratische samenleving en legitieme doelstellingen nastreeft.
Volgens mensenrechtenspecialisten voldoet de zogenaamde boerkawet, zoals de wet in de volksmond wordt genoemd, niet aan deze voorwaarden.
De kortfilm Project Deburkanisation heeft heel wat stof doen opwaaien. Sommigen vonden het niet gepast dat ik, als juriste, in een artistiek project een strafwet op de korrel nam. Anderen vonden het filmpje een propaganda voor het woord van God en het dragen van de gezichtssluier. Er was in de publieke opinie namelijk een consensus over die gezichtssluier, hij had een vrouwonvriendelijke betekenis en stond symbool voor normen en waarden die regelrecht ingingen tegen ‘onze normen en waarden’. Het was een kledingstuk dat onder dwang gedragen werd, waarbij men volkomen voorbijging aan wat de vrouwen in kwestie zelf zeiden. In een onderzoek van de universiteit van Gent bleek dat vrouwen bewust en vrij kozen om de gezichtssluier te dragen, vaak in weerwil van de bezwaren van hun familie.[2]
Men vond het ongehoord dat ik aan een – weliswaar fictief – personage het woord gaf om haar ongenoegen te ventileren over de boerkawet.
Terwijl het mijn bedoeling was om via dit artistiek project na te gaan of de kernwaarden – de core business van de verlichting – voor iedereen golden, zonder onderscheid des persoons. Of werden ze eerder selectief toegepast, onder voorwaarden?
De wet die in het filmpje in vraag gesteld wordt, stelt een ongelijke behandeling in van vrouwen die deel uitmaken van een religieuze minderheid. In naam van gelijkheid en vrijheid wordt aan sommige vrouwen de autonomie over het eigen lichaam ontzegd. In naam van vrijheid en gelijkheid worden sommige vrouwen beperkt in hun godsdienst en gewetensvrijheid.
Verbod op levensbeschouwelijke kentekens
Hetzelfde mechanisme zie je bij het verbieden van religieuze symbolen op school voor leerlingen.
Vanaf 2009 zie je de brede tendens dat heel wat scholen in Vlaanderen, van alle netten (officieel onderwijs, officieel gesubsidieerd onderwijs, vrij onderwijs en katholiek onderwijs) in hun huishoudelijk reglement het dragen van religieuze symbolen verbieden.
Het is opvallend dat scholen die een verbod invoeren, deze beslissing in algemene termen uitvaardigen en niet specifiek moslima’s viseren in hun bewoordingen en argumentatie, maar toch is het zo dat de concrete aanleiding en de debatten die deze verboden zijn voorafgegaan, meestal betrekking hadden op moslima’s die de hoofddoek droegen.
Er is heel wat druk op scholen die misschien zouden willen overwegen om het verbod terug te draaien maar dit niet doen omdat zij vrezen daardoor een aanzuigeffect te creëren ten aanzien van leerlingen die wel een hoofddoek wensen te dragen. Zo liet Lieven Boeve, directeur-generaal van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, in een interview van 9 februari 2015 in De Standaard weten dat alle netten het verbod op de hoofddoek zouden moeten afvoeren. In het interview laat hij optekenen dat; “Uitingen van je levensbeschouwing moeten kunnen,” vindt hij. “Dat willen wegmoffelen is een verkeerd begrepen neutraliteit die de religie uit de publieke ruimte wil weren. Ik hou meer van de Britse aanpak, waar ambtenaren probleemloos hun tulband dragen, dan van de Franse 'laïcité' die ideologisch opgedrongen is.”
Het is interessant om stil te staan bij het algemeen verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens voor leerlingen in het Vlaamse Gemeenschapsonderwijs (GO!) dat, na een paar valse starts, sinds 2013 in voege is.
Het algemeen verbod er is gekomen op een moment dat het GO! het zogenaamd ‘actief pluralisme’ een belangrijke waarde vond en dat ook zo had ingeschreven in haar pedagogisch project.
Ondanks dat het concept van het ‘actief pluralisme’ een openheid en een respect voor diversiteit en verscheidenheid suggereert, slaagde het GO! er toch in om dat actief pluralisme in te zetten om een algemeen verbod op religieuze kentekens te rechtvaardigen.
Vandaag heeft het GO! het actief pluralisme ingeruild voor het zogenaamd ‘actief burgerschap’ om het verbod op uiterlijke tekens van een religie te verbieden voor haar leerlingen. Dit verbod is een belangrijke pijler in het nieuwe pedagogisch project van het GO! dat vertrekt van de slagzin samen leren, samenleven.
Het accent ligt voortaan op gemeenschappelijke en fundamentele waarden zoals het respect voor de grondwaarden van het democratisch samenleven, de universele mensen- en kinderrechten en de wetgeving van onze democratische rechtsstaat.
Het welbevinden van leerlingen speelt hierin een belangrijke rol. Dit alles culmineert in wat het GO! “een maatschappelijk geëngageerde neutraliteit” noemt.[3]
Heel veel ronkende begrippen en hoogdravende principes die op een eigenaardige manier omgezet worden in de praktijk, namelijk met een verbod dat leerlingen discrimineert en uitsluit op grond van een geloofsovertuiging.
In 2018 onderzocht Kawtar Bakir, bachelor in het sociaal werk aan de VIVES Hogeschool van Leuven, de psychologische invloed van het verbod op het welbevinden van adolescenten. In haar scriptie komt zij tot het besluit dat moslima’s zich uitgesloten voelen door het verbod en dat dit implicaties heeft op hun studieloopbaan en hun identiteitsontwikkeling[4].
Het belang dat het GO! schijnbaar hecht aan het welbevinden van haar leerlingen wordt dus, voor sommige van haar leerlingen, niet waargemaakt omwille van het verbod. Er zijn al ettelijke rechtszaken aangespannen van leerlingen en ouders tegen het algemeen verbod van het GO!.
Zowel de Raad van State en Belgische rechtscolleges (wanneer het scholen van het vrije net betrof) hebben zich herhaaldelijk uitgesproken over de wettigheid van schoolreglementen die een verbod op het dragen van levensbeschouwelijke kentekens inhouden. Telkens kwamen zij tot het besluit dat zo'n verbod de Grondwet en het EVRM schendt.
En toch houdt het GO! vast aan haar algemeen verbod en schendt zij niet enkel de godsdienstvrijheid van sommige leerlingen, maar brengt ze hun recht op onderwijs in het gedrang.
Het GO! blijft zo zelf in gebreke wat betreft het in de praktijk brengen van haar eigen normen en waarden en het actief burgerschap dat zij promoot, door zelf een fundament van de democratische rechtstaat niet te respecteren, namelijk door systematisch rechterlijke uitspraken naast zich neer te leggen met het argument dat het verbod nodig is om de neutraliteit van het GO! te garanderen.
Daarbij negeert het GO! het gegeven dat er geen neutraliteitsverplichting is voor leerlingen. Leerlingen zijn immers niet de verstrekkers, maar wel de gebruikers van het ‘neutrale onderwijs’.
Leerlingen zijn dus niet verplicht zich te onthouden van het dragen van levensbeschouwelijke tekens, omdat ze eventueel de neutraliteit zouden schaden.
Dit is vaststaande rechtspraak die overigens nog maar eens door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bevestigd werd in het Lachiri-arrest van 18 september 2018.
Deze zaak ging over een vrouw die als burgerlijke partij in een strafzaak de toegang tot de zittingszaal werd ontzegd door de rechter omwille van het feit dat ze een hoofddoek droeg. Het Hof heeft België in deze zaak veroordeeld voor een schending van artikel 9 van het EVRM en heeft zich uitgesproken over de neutraliteitsverplichting die burgers eventueel zouden kunnen hebben in volgende bewoordingen:
“Zolang een burger de staat niet vertegenwoordigt, een publieke functie uitoefent of een bepaalde beslissende macht heeft kan dus geen neutraliteitsplicht worden geëist.”[5]
En zelfs voor dienstverleners of ambtenaren ben ik ervan overtuigd dat die neutraliteitsverplichting eerder afgemeten dient te worden aan de kwaliteit van de dienstverlening dan aan hun kleding.
Het lijkt erop dat wat onze normen en waarden betreft, er geen standvastigheid is, we zijn het noorden kwijt. We zijn selectief in het toekennen van die rechten en vrijheden omdat de Anderen gebruik wensen te maken van die rechten en vrijheden op een manier die de dominante groep niet welgevallig is.
Van ‘ras’ naar cultuur
Hoewel het geloof in het klassieke biologisch racisme nog niet helemaal de wereld uit is, is er toch een verschuiving merkbaar waarbij nu het onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ vaker op grond van de cultuur wordt gemaakt en minder op grond van de huidskleur. Men zegt niet langer dat de witte mens bovenaan en de zwarte mens onderaan staat in de hiërarchie, maar dat de Westerse beschaving bovenaan staat. De Westerse beschaving is de meest superieure beschaving die er is.
Het is een discours dat je vandaag niet enkel terugvindt bij rechts en extreemrechts, maar eigenlijk over het ganse politieke spectrum. Maar deze bewering is niet onschuldig, hij heeft een aantal gevolgen.
Wanneer de ‘superieure’ Westerse cultuur geconfronteerd wordt met een ‘achterlijke en barbaarse’ cultuur, is het legitiem om deze laatste cultuur te emanciperen door rechten en vrijheden voor de leden van die cultuur voorwaardelijk te stellen of zelfs volledig op te schorten.
De wet en het mensenrechtenkader zijn relatief en rekbaar wanneer diegenen die zich erop beroepen niet tot de superieure beschaving behoren. Er wordt minder strikt omgesprongen met het principe van the rule of law wanneer het over de bescherming van de Anderen gaat. De superieure beschaving moet niet alleen zichzelf beschermen maar moet de barbaren ook aanleren hoe ze zich moeten gedragen om te emanciperen en zoals het superieure Westen te worden.
We zijn aanbeland in een situatie waarbij mensenrechten niet langer vertrekken van een radicaal humanisme, maar ten dienste staan van het vrijwaren van normen en waarden die vaak zeer wazig zijn, wisselvallig en arbitrair. Die normen en waarden dienen niet de eerbiediging van de mensenrechten maar eerder de natiestaat, de eigen taal, de eigen cultuur en gebruiken.
En wanneer vrijheid en gelijkheid de belangen van de nationale, culturele gemeenschap dienen, verliezen ze onvermijdelijk hun universaliteit en wordt het bijzonder moeilijk om universele rechten voor alle mensen, ongeacht wie ze zijn, te respecteren. Een natiestaat maakt namelijk een hiërarchie in burgerschap op, in rechte en in de feiten, tussen mensen die van de bodem zijn, de ingezetenen die een administratief burgerschap hebben en diegenen die een precair of zelfs geen enkel statuut hebben.
Mensenrechten en vrijheden voor iedereen zijn niet mogelijk in een staat die, bijvoorbeeld, het burgerschap heel eng verbindt met een noodzakelijke homogeniteit in taal, cultuur, kleding, eetgewoonten en overtuiging. Zo kunnen Belgen van een andere etnisch-culturele origine die omwille van geloofsovertuiging geen hand geven aan mensen van het andere geslacht, niet opkomen als kandidaat op een politieke kieslijst en dus worden hun politieke rechten geschonden. Belgen van een andere etnisch-culturele origine die een ambtenaar van een ander geslacht geen hand geven, kunnen voor een dienstverlening geweigerd worden, zoals bijvoorbeeld het administratief afsluiten van het burgerlijk huwelijk waarbij hun recht op een familieleven in het gedrang komt.
Belgen die de Belgische nationaliteit hebben verworven door een administratieve handeling, kunnen hun Belgische nationaliteit verliezen na veroordeling voor ernstige strafrechtelijke feiten waarbij het recht op non-bis in idem, het principe dat niemand twee keer gesanctioneerd mag worden voor een strafbaar feit, geschonden wordt.
Onderdanen die hier wonen en leven, lopen het risico om verbannen te worden louter op basis van een vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de openbare orde, en dit zelfs buiten de beslissing om van een rechter[6] , waarbij het recht op een eerlijk proces en het principe van onschuld tot schuld bewezen is, in het gedrang komt.
Er zijn nog talrijke voorbeelden aan te halen van de dubbele standaard.
Een staat die haar nationale onderdanen anders behandelt al naar gelang de etnische origine van haar onderdanen kan niet leven volgens de beginselen van de mensenrechten. Mensenrechten zijn moeilijk in een staat die diversiteit problematiseert en zelfs criminaliseert.
Het gevolg is dat in naam van ‘onze’ verlichte normen en waarden een reëel onderscheid gemaakt wordt tussen onderdanen al naar gelang hun statuut, hun etnie en hun overtuiging.
Onze normen en waarden worden steeds meer en meer ingezet om een gesloten nationalisme te versterken en mensen te verdelen, en verworden tot een wapen om afbreuk te doen aan mensenrechten omdat men bang is dat het erkennen en respecteren van die superdiversiteit de gemeenschappelijke culturele sokkel zal ondergraven, waardoor de natie zal desintegreren en de eigen identiteit zal verdwijnen in een chaos van multiculturalisme. “Een land dat van iedereen is, is een land van niemand,” zeggen de hardcore nationalisten.
In Nieuw rechts, het in 2018 verschenen boek van Ico Maly, stelt hij dat “elke droom van en elk streven naar ‘universele’ rechten nu het verderfelijke streven is van de Gutmensch, een geloofsuiting die de wereld kapot maakt.”
Het is een beweging van antiverlichting die overal opgang maakt, zowel in Europa als in de VS met Trump als verpersoonlijking van deze antiverlichting en dit antihumanisme, dat verdeeldheid en nationalisme hoog in het vaandel draagt.
Het herijken van het kompas
Ik geloof dat het moreel onjuist is om van minderheden te verwachten dat zij zich in hun gebruiken en zeden schikken naar de gebruiken en zeden van de dominante groep, opdat ze toegang zouden kunnen krijgen tot de erkenning en bescherming van hun fundamentele mensenrechten.
Ik geloof dat het moreel en juridisch onjuist is om de rule of law los te laten voor mensen die zich niet schikken naar de norm. Het is net omwille van het feit dat we dat mensenrechtenkader selectief toepassen en de rule of law los laten, dat wij ons ethisch kader in gevaar brengen.
Consequent de universaliteit van mensenrechten verdedigen wordt gezien als een bedreiging voor het voortbestaan van de natiestaat en het eigen volk. Maar het enige moreel juiste is dat we net wel de universaliteit van mensenrechten consequent verdedigen en dat we de mens, wie hij ook is, centraal blijven stellen.
Martha Nussbaum, een joods-Amerikaanse rechtsfilosofe zegt dat angst partijdig is en gericht is op het zelf terwijl universele mensenrechten gericht zijn op het welzijn en belang van alle mensen.
“Om te verhinderen dat wij in zo een angstklimaat verglijden naar een selectieve toepassing van mensenrechten is het noodzakelijk om een niet-narcistische beginselvastigheid aan de dag te leggen en dient men de innerlijke, empathische blik te oefenen,” aldus Nussbaum.[7]
Ondanks het feit dat heel wat Europese steden zogenaamde majority-minority steden zijn, steden waar geen enkele etnisch-culturele groep tot de meerderheid behoort en deze plekken dus toebehoren aan al die verschillende groepen, gaat men er nog steeds vanuit dat een dominante, geprivilegieerde groep de norm mag bepalen. Deze samenleving behoort ons allemaal toe. Aan u en aan mij.
Het logische gevolg is dat wij allemaal de legitimiteit hebben om mee te onderhandelen over hoe onze stad, onze samenleving eruit moet zien om tot een goed samenleven te komen voor een zo groot mogelijk aantal mensen.
Ik ben mij ervan bewust dat deze superdiverse realiteit door velen als zeer bedreigend ervaren wordt.
Wat zal er van onze samenleving worden? Mij bedreigt dit vooruitzicht niet, integendeel. Ik ben ervan overtuigd dat een samenleving die afstapt van haar superioriteitsgevoel ten aanzien van minderheden die niet behoren tot die zogenaamde westers-christelijke beschaving een betere samenleving zal worden.
Wij hebben nood aan de politiek-filosofische erkenning dat migratie en diversiteit deel uitmaken van onze collectieve, gedeelde identiteit. Wij moeten niet bevreesd zijn en toelaten dat die diversiteit mee vorm geeft aan het goede samenleven.
Geen zinnig mens heeft bezwaren tegen het goed samenleven, alleen kan je dat goed samenleven enkel tot stand brengen wanneer je zoveel als mogelijk rekening houdt met de verzuchtingen en de wensen van de anderen. Het goede samenleven heeft ook te maken met een daadwerkelijke strijd willen aanvangen tegen racisme en discriminatie, en heeft te maken met het erkennen van de waardigheid van alle burgers, ongeacht wie ze zijn en waar zij in geloven.
We moeten ons niet alleen de vraag stellen ‘Wat heb ik nodig om goed te leven?’ Maar ook ‘Wat heeft de ander nodig om goed te leven? Wat heeft de ander nodig om waardig te leven en in zijn of haar waarde gerespecteerd te worden?’
Wij moeten ons vaker de vraag stellen ‘Wat zijn wij voor elkaar? Wat kunnen wij voor elkaar betekenen en wat hebben wij gemeen? Welke dromen en ambities delen wij? Voor onszelf, voor onze dierbaren, voor onze omgeving?’
Door deze vragen te stellen, stappen wij uit onze eigen subjectieve verbeeldingswereld en kijken wij echt naar de andere en zien wij een mens zoals wij er één zijn.
Maar om dat te doen moeten wij eerst de angst uitdrijven.
Lees ook het bijhorende artikel Het is niet al goud wat blinkt.
[1] Wet tot instelling van een verbod op het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt van 1 juni 2011, B.S. 13 juli 2011.
[2] Onderzoek binnen het Centrum voor Mensenrechten aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de universiteit van Gent uit 2012.
[3] GO!, Duidende leeswijzer bij het Pedagogisch project van het GO!, beschikbaar op http://pro.g- o.be/blog/Documents/Duidende%20leeswijzer_2016_DEF.pdf. Nadruk toegevoegd.
[4] Kawtar Bakir, "De invloed van het hoofddoekenverbod op adolescente moslima's"
[5] EHRM Lachiri v. Belgium, 18 september 2018, §44.
[6] Art. 21 die de Vreemdelingenwet van 1980 wijzigt, 24 februari 2017.
[7] Martha Nussbaum, ‘De nieuwe religieuze intolerantie’, 2012, Ambo, Amsterdam.