Wat is de beeldvorming over allochtonen bij 12-jarige autochtonen?

“Ze zijn gewoon verschillend, hebben een ander geloof, een andere kleur, dragen andere kleren en zijn dus gewoon anders. Dat zorgt gewoon voor problemen.” - Sara Lanoye maakt een bespreking van de beeldvorming over allochtonen bij 12-jarige autochtone Belgische meisjes.
Wat is de beeldvorming over allochtonen bij 12-jarige a

“Allochtonen? Dat zijn voor mij mensen met een andere huidskleur, maar voornamelijk Marokkanen en Turken. Aja en ook negers.”

 

“Ze zijn gewoon verschillend, hebben een ander geloof, een andere kleur, dragen andere kleren en zijn dus gewoon anders. Dat zorgt gewoon voor problemen.” 

We hebben over alles en iedereen een mening. Ook kinderen nemen geen blad voor de mond, dit blijkt uit bovenstaand citaat, afkomstig uit één van de twee focusgroepsgesprekken bij meisjes tussen 11 en 13 jaar. Zij geven vrijuit hun mening over ‘de allochtoon’. We kunnen er niet omheen; als gevolg van internationale migratiestromen verandert en kleurt de bevolkingssamenstelling van ons land ingrijpend, waardoor we steeds vaker in contact komen met ‘die andere’. Welke houding nemen 12-jarige meisjes aan tegenover deze groep en waarop baseren ze hun mening, (waarde)oordelen en stereotypen? Via focusgroepsgesprekken trachtte ik te achterhalen wat de perceptie is van autochtone 12-jarige meisjes op de allochtone minderheidsgroep. In dit kort artikel ga ik in op de meest opmerkelijke onderzoeksresultaten die naar voor komen in het kleinschalige onderzoekje, dat ik voerde in het kader van mijn opleiding ‘Master in de sociale en culturele antropologie’. Graag verwijs ik door naar de volledige paper van dit onderzoek, waaraan ook een theoretisch luik hangt. 

“Die zijn echt wel een beetje achtergesteld ten opzichte van ons. Allé, die eten vaak uit één pot en met hun handen. (…) En lijk volgens mij kennen die ook de pil en al niet, want die hebben echt altijd vier, vijf, zes, kinderen.” 

Concreet is er sprake van een dichotomisering tussen ‘wij’ en ‘zij’. “De ander is gewoon anders.”, zoveel is duidelijk uit de focusgroepgesprekken. Men beschouwt zichzelf als behorende tot de ingroup of wij-groep, die in grote mate overeenstemt met de autochtone bevolking. Door de eigen normen te hanteren om ‘de andere’, de outgroup te beschrijven (en onlosmakelijk ook te evalueren), creëert men positieve en negatieve kenmerken die men elk toeschrijft aan een bepaalde groep. De outgroup wordt vaak beschreven aan de hand van (vooral) negatieve kenmerken, terwijl de eigen groep geniet van vooral positieve kenmerken. Helaas zijn er weinigen in staat om enige gelijkenissen tussen ‘wij’ en ‘zij’ te erkennen.

De opdeling tussen de eigen ingroup en de outgroup van ‘de allochtoon’ blijkt ook duidelijk uit de stereotypering en de clichés waarmee allochtonen omschreven worden. Zo krijgt ‘de allochtoon’ voornamelijk de nationale Marokkaanse of Turkse invulling. Allochtonen met een blanke huidskleur worden weinig of niet vermeld. “Allochtonen? Dat zijn voor mij mensen met een andere huidskleur, maar voornamelijk Marokkanen en Turken. Aja en ook negers.” Ook worden allochtonen gedefinieerd
aan de hand van klederdracht, uiterlijke kenmerken en luxe-artikelen.

“Ge hebt zo van die maroefen en die rijden dan rond in nen chiquen BMW of Cabrio. Da’s echt zo om op te vallen en om te tonen dat ge beter zijt.” 

Ook bepaalde gedragskenmerken worden als toegeschreven als eigen aan de allochtone groep. Hierbij wordt de sociale cohesie van de allochtone groep, omschreven als groeps- of bendevorming, ervaren als bedreigend en gevaarlijk. Ook de onwil om zich aan te passen (o.a. geuit door de beperkte kennis van het Nederlands), karakteriseert ‘de allochtoon’ en resulteert, aldus de participanten, in delinquent en gewelddadig gedrag. 

“Ze troepen altijd samen, ook die meisjes en dan voel je je zo kwetsbaar en klein en da's gewoon niet fijn. Ze lopen echt altijd in groep. (…) Ze zorgen echt wel voor problemen.”

“Ze hebben altijd zo’n raar accent. Die praten zo raar, daar stoor ik mij eigenlijk echt wel aan. Ze moeten gewoon deftig Nederlands leren praten als ze hier wonen.” 

Vaak wordt ook de islam gekoppeld aan het beeld dat deze groep heeft over allochtonen of wordt er in vele gevallen aan gelijk gesteld. Deze geloofsovertuiging draagt bij tot en versterkt zelfs het onveiligheidsgevoel dat velen hebben.

“Ja, ik ben ook wel bang van dienen islam. Dat heeft echt een slechte invloed op mensen. En aangezien alle allochtonen islam of moslims zijn, ja ik heb er wel echt wat schrik van.

Duidelijk is te stellen dat deze stereotypering nefast is voor het beeld dat kinderen hebben over allochtonen in het algemeen. Frappant is dat er weinig gedaan wordt om deze stereotypen te ontkrachten. Af en toe wordt deze stereotiepe beeldvorming doorprikt door een enkele participant. 

“Het winkelke hier aan de kerk hé, daar wordt echt veel gestolen enzo.” 

“En wie zegt dat dat buitenlanders of Marokkanen ofzo waren? Er zijn toch ook slechte Belgen?”

‘Onbekend is onbemind’, dit blijkt duidelijk uit de gesprekken met de participanten. Kennis over ‘de andere’ is noodzakelijk voor een positiever beeld. Vaak is er sprake van onwetendheid over bijvoorbeeld gewoontes bij de allochtone bevolking. Naar mijn mening is (positief en intenser/intensiever) contact essentieel voor het doorbreken van verschillende stereotypen en negatieve beeldvorming. 

“Ik snap dat toch niet, waarom dat al die allochtonen zo’n vod op uldere kop dragen. (…) Waarom dragen die dat eigenlijk, vraag ik mij dan af? " 

Zowel media, het contact met allochtonen, alsook de mening van de ouders bepalen het beeld van deze kinderen. De mening van de ouders wordt (deels) weerspiegeld in de beeldvorming van het kind zelf. De opvoeding speelt dus een cruciale rol in de beeldvorming van kinderen. 

“Mijn papa zegt ook soms ‘kijk daar een makak’ of als er iets ergs is gebeurd, zegt hij vaak ‘Dat
zullen weer die maroefen hebben gedaan.’ (…) Ik neem dat beeld wel over.”

Hun mening is helaas verre van rooskleurig. Is dit toeval of is dit eigen aan de opgroeiende jeugd van vandaag de dag? Ook vraag ik me af welk antwoord op deze beeldvorming te voorzien, want het spreekt voor zich dat deze negatieve stereotypering en beeldvorming de omgang met ‘de allochtoon’ allesbehalve bevordert… Beeldvorming over ‘de andere’ bepaalt mede de omgang met hen en hun integratiemogelijkheden en is dus, voor de sociale cohesie van ons land, van wezenlijk belang. Slaan we met z’n allen, autochtoon én allochtoon, de handen in elkaar om te breken met deze negatieve beeldvorming?

 

Klik hier om de volledige paper te lezen