Wil Ramírez humor als antwoord geven op deze onmogelijke conditie?
"Met zijn Wiegelied/Canción de cuna wil Mauricio Ramírez via een radicale mise-en-scène de zintuigen en gedachten wakkerschudden". Met die ambitieuze woorden kondigt Ramírez aan menselijke tragedies als eenzaamheid, verveling en hypocrisie voelbaar te maken in een ‘intens web’ van beweging, muziek en teksten.
Het is met een stevige tekstuele opener dat Maurizio met zijn subversieve intenties in huis valt: ‘Een goed pak slaag is een dialoog.’ Wat volgt is een satirische inleiding tot de essentie van een degelijke rammeling, waarin onder meer te horen valt dat niet het bos, maar de woonkamer de ideale setting is voor wreedheden. Meteen zit je in een grimmig betoog over de ontaarde menselijke natuur in een consumerende en corrumperende samenleving.
De woorden zijn geïnspireerd op teksten van de Spaans-Argentijnse schandaalregisseur Rodrigo García, en blijken hartstochtelijk en rauw. Ze vragen inderdaad om een radicaliteit in mis-en-scène. Maar wat kan een man alleen met dergelijk diepdonker opzet, en dan nog in een kleine zaal? De intentie van Ramírez is in ieder geval duidelijk. De zachte, gedistingeerde cellotonen, live gebracht door een muzikant links op de scène, zorgen voor contrast. Aan Ramírez’ rechterenkel is een lang touw vastgeknoopt, dat bij aanvang op de vloer geschikt ligt in de vorm van een wantje, richting publiek. Het uiteinde verdwijnt achter het scènedoek. Stevig bevestigd, zo blijkt wanneer Ramírez er met zijn hele gewicht en half ondersteboven gaat aanhangen. (‘Lenig is ‘ie wel’, klinkt het bij de luidruchtige toeschouwers boven mij.) Centraal hangt een strop, of was het een wieg? Misschien wel het echte andere uiteinde van de freudiaanse stropleiband aan zijn voet. ‘Geboren worden is zelfmoord plegen’, zegt hij ergens.
Tot zover een verdienstelijke aanzet. Maar als het spel en de belichting van Maurizio radicaal zijn, dan wel radicaal letterlijk – denk aan een al te hevige navelstrengworsteling in felrood licht. Uitbeelding die de verbeelding niet echt prikkelt. Zijn imitatie van een vis op het droge in zachtblauwgroen leidt eerder af van zijn boodschap over schuld en verraad. Zijn meervoudige uitnodigingen - ‘kom, kom dichter, kom’ - ten spijt.
Ergens anders legt Ramírez uit hoe de heilige rede eigenlijk niets anders is dan het denken met andermans hoofd. En dat redelijkheid dus in feite letterlijk en figuurlijk leidt tot onthoofding. Best een prikkelend cynisme, ware het niet dat Ramírez de hier serieus beoogde vervreemding teniet doet door met afgetrokken poppenhoofdjes te zwaaien. Wil Ramírez humor als antwoord geven op deze onmogelijke conditie? Dat kán zeker, want in wezen is de komedie vaak een pak pessimister dan de tragedie, maar dan moet daar misschien minder braaf of voordehandliggend mee gespeeld worden. Na het stuk met de hoofdjes gaat het zaallicht aan en betrekt de acteur ons in zijn spelletje: ‘Ik zet jouw hoofd op jouw lichaam, en dat van jou op het jouwe, of nee, toch liever dat lichaam daar, ...’. Precies deze actie is een metafoor voor de hele voorstelling. De uitvoering relativeert het relaas en het opzet, terwijl het verhaal erom vraagt óf in ons gezicht gegooid te worden óf helemaal niet te worden uitgesproken. ‘Of alles veranderen of zelfmoord plegen.’
Wat vermag een mens in dergelijk pekzwart? Alles of niets. Ramírez laat zich dan ook gek verklaren door de cellist, wanneer die finaal afhaakt en na een Duitstalige tirade de zaal verlaat. En ook achter mij op de tribune klinkt het weer: ‘Maar daar zijn echt kosten aan.’ Helemaal niet, integendeel. In de dodelijke obscuriteit van het woordelijk geschetste universum blijft het spel van de guitige Ramírez een onschadelijk, misschien zelfs onschuldig spel.
---
Tineke de Meyer is freelance copywriter en regie-assistente.
>>> Deze recensie werd geschreven tijdens een workshop kunstkritiek die Kif Kif organiseerde tijdens het Mestizo Arts Festival. Lees er meer over in het dossier CULT Critics // MAF.