In zijn column over ‘Het A-woord' (DS 25 september) maakt Bart De Wever enkele kritische bedenkingen bij de recente commotie rond het gebruik van de term ‘allochtoon'. Volgens hem moeten we ons richten op de echte problemen en niet op de woorden die we gebruiken om deze problemen te beschrijven. Maar de steun die hij zoekt bij taalfilosofen is volledig misplaatst. Ook al kent hij blijkbaar Ludwig Wittgensteins befaamde devies wel (‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen') jammer genoeg heeft hij het helemaal fout begrepen.
De Wever begeeft zich expliciet op taalfilosofisch domein: ‘Taal maakt de werkelijkheid. Dat is een opmerkelijke redenering, want ze druist in tegen het acquis van enkele honderden jaren analytische taalfilosofie, waarin taal wordt beschouwd als een middel om de werkelijkheid te beschrijven.' Voor iedereen met ook maar enige notie van taalfilosofie is het lezen van deze ene zin een ware marteling.
Taal is niet neutraal
Ten eerste bestaat de analytische taalfilosofie nog maar ruim honderd jaar.
Ten tweede begrijpt de dominante stroming binnen de taalfilosofie taal helemaal niet als beschrijving van de werkelijkheid, maar als constitutief voor de werkelijkheid. Geloofde de jongere Wittgenstein nog dat taal kon en moest fungeren als spiegel voor de realiteit, dan groeide al snel bij hem – en bij de meeste andere taalfilosofen – het inzicht dat woorden veel meer zijn dan neutrale labels. Woorden benoemen niet alleen maar, ze verlenen ook betekenis en vormen op die manier de wereld waarin we leven.
In essentie draait de discussie om twee problemen, die taalfilosofen – met de hulp van Gottlob Frege – duiden in termen van ‘verwijzing' en ‘betekenis'.
Vooreerst is vaak niet duidelijk waar een term precies naar verwijst. Slaat ‘allochtoon' bijvoorbeeld enkel op Turken en Marokkanen of op iedereen van buitenlandse origine? Zulke inherent ambigue termen zijn filosofisch, wetenschappelijk, maar ook journalistiek onverantwoord. Ze schrappen dient niet om bepaalde problemen te negeren, maar om ze helderder en accurater te formuleren. En laat die doelstelling precies de kern zijn van Wittgensteins taalfilosofische project. Had De Wever ook Wittgenstein gelezen, dan zou hij dat weten: ‘Wat zich überhaupt laat zeggen, laat zich helder zeggen; en waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen.' Als je een reëel fenomeen wil beschrijven, gebruik dan zo specifiek mogelijke woorden in plaats van vage veralgemeningen. Dat we best zwijgen over dingen die we niet op een accurate en dus wetenschappelijke manier kunnen benoemen, kadert bij Wittgenstein in een kritiek op metafysische, ethische en religieuze claims en heeft met dit soort discussies dus niets te maken.
Vervolgens kunnen termen ook een specifieke betekenis of connotatie krijgen. Vaak zijn woorden geen louter neutrale labels, maar gaan ze gepaard met allerlei associaties die onze blik op de realiteit kleuren. Door iemand een ‘pedofiel' te noemen, beschrijf je hem niet louter als een ‘volwassene die seksuele liefde voelt voor kinderen', maar categoriseer en stigmatiseer je hem automatisch als walgelijk, pervers en immoreel. Precies door deze impact van taal wordt ‘Mohammed' minder snel uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek dan ‘Mark', ook al hebben beiden een identiek cv. Uiteraard worden zulke problemen niet opgelost door een ander woordgebruik, maar dat media kritisch nadenken over de impact van taalgebruik valt alleen maar toe te juichen.
Het mag trouwens verbazen dat een historicus en nationalist als Bart De Wever zo'n naïef beeld ophangt van taal. De rest van de column is namelijk, net als het N-VA-discours, gebaseerd op de veronderstelling dat taal de leefwereld van mensen wel degelijk vorm kan geven. Door onderscheidingen aan te brengen en te enten op andere onderscheidingen probeert ook Bart De Wever dit te doen. Zo zijn ‘wij' vooral ‘Vlamingen' en niet ‘Belgen', is ‘'tStad' blijkbaar niet van ‘iedereen' en moet een discours van ‘rechten' aangevuld worden met een discours van ‘plichten'. Van iemand die dit puur neutrale labels vindt en die blijkbaar net als Karl Marx de wereld niet wil interpreteren maar veranderen, zou je dan toch verwachten dat hij een bestuursmandaat opneemt.
Dit opiniestuk verscheen ook op De Standaard Online op 25/9/2012