Het heden creëert het verleden. Deze lijfspreuk zal mijn leerlingen nog lang bijblijven, terwijl data en historische gebeurtenissen de dag na het examen al vergeten zijn. Aan het begin van het schooljaar staren ze me nog vol onbegrip aan, maar met behulp van een ander gezegde over hoe jachtverhalen steeds het standpunt van de jager verheerlijken en leeuwen hun eigen historici nodig hebben, wordt alles duidelijker: schrijven over het verleden hangt zowel van beschikbare kennis als van politieke krachtsverhoudingen af. De hierbij behorende strijd beperkt zich niet tot een intellectuele bezigheid, maar vormt ook een leidraad voor politieke actie. We kunnen hieraan dus toevoegen dat het heden het verleden creëert dat op zijn beurt het heden creëert. Ook met de geschiedenis van Palestina is dit het geval.
Al wie de Palestijnse kwestie au sérieux neemt, deelt niet noodzakelijk dezelfde analyse. Er bestaan verschillende standpunten die elk door een specifieke interpretatie van het verleden onderbouwd zijn. Zo onderscheiden we drie analyses die met drie jaartallen overeenkomen: 1967, 1948 en 1917. Het eerste jaartal hoort bij de meest gangbare interpretatie waar de term ‘bezetting’ centraal staat. Sinds 1967 bezet Israël inderdaad Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Dit gebied is ongeveer 20% van wat bekend staat als historisch Palestina – een provincie van het Ottomaanse Rijk die later een Brits mandaatgebied werd en vandaag de staat Israël en de bezette gebieden omvat. Volgens deze eerste interpretatie ligt de oplossing voor het conflict in het stopzetten van de bezetting en het creëren van een Palestijnse staat in de bezette gebieden. Toch beschouwen velen de 1967-lezing als problematisch: al meer dan 25 jaar wordt op deze basis met Israël onderhandeld, terwijl steeds meer kolonisten zich in de Westelijke Jordaanoever vestigen. Wat moet er daarnaast gebeuren met de structurele uitsluiting van het groot aantal Palestijnen die in Israël leven en met de miljoenen erkende vluchtelingen die nog steeds in vluchtelingenkampen wonen?
Vanuit deze kritieken komen we bij de analyse die 1948 als beginpunt neemt, het jaar van de Nakba; de geplande en systematische verdrijving van circa 60% van de toenmalige Palestijnse bevolking. Volgens deze lezing ligt de oorzaak van de discriminaties tegenover Palestijnse Israëli’s en de uitzichtloosheid van de Palestijnse vluchtelingen in de structuren van de staat Israël zelf. Een oplossing voor de Palestijnse kwestie kan dus enkel kaderen binnen een radicale transformatie van een staat die gebaseerd is op een voorkeursbehandeling van joodse burgers. Maar er is nog een ander punt: 1967 kan niet los van 1948 gezien worden. Dit kan vreemd klinken omdat de bezetting vaak geldt als een onverwacht gevolg van de oorlog van 1967. Ilan Pappé, vermaard Israëlisch historicus, betwist dit en toont in zijn werken aan hoe de bezetting al jarenlang actief werd voorbereid door de dominante krachten binnen Israël. Een risico van deze lezing is dat men alles van vóór 1948 opzij schuift en van de staat Israël een historische merkwaardigheid maakt. Maar de krachten achter het zionistisch project waren reeds decennia actief op het terrein, ondersteund door Europese grootmachten.
Hoewel het zionistisch project pas na de gruweldaden van de nazi’s van een groeiende steun binnen joodse gemeenschappen genoot, zijn de gebeurtenissen die dateren vóór 1948 van fundamenteel belang. Nadat de Britse troepen in 1917 het Ottomaanse leger versloegen, werd Palestina bestuurd door de Britse militaire administratie. Dit was de ideale gelegenheid voor zionistische leiders in Europa om druk uit te oefenen op de Britten en een ‘nationaal tehuis voor het joodse volk’ te eisen, wat in de beruchte Balfour-verklaring uit 1917 toegekend en later door de Volkenbond bevestigd werd. Deze verklaring, in feite een brief van de Britse minister van Buitenlandse Zaken Arthur Balfour aan de joodse zakenman en zionistische leider Lionel Rothschild, hoort niet thuis in complottheorieën: de relaties tussen de zionistische beweging en de Britse staat bleven ambigu en steun voor het zionisme schommelde naargelang de context. Maar het valt niet te ontkennen dat tijdens deze periode het zionistische bevolkingskolonialisme werd uitgebouwd, terwijl Britse troepen het verzet van de Palestijnen in de kiem smoorden. Dat het zionisme paste in de bredere politieke en economische belangen van Europese grootmachten en elites, die van Groot-Brittannië (en later de VS) in het bijzonder, gaf de doorslag.
Deze laatste reconstructie van het verleden probeert het volledige plaatje te schetsen en het juiste gewicht aan de verschillende structuren en krachten toe te kennen. Op deze manier kunnen we naar de wortels van de Palestijnse kwestie grijpen en begrijpen dat de Europese politiek, zowel vroeger als vandaag, de realiteit in Palestina mee bepaalt. Uit deze lezing groeit een leidraad die aangeeft dat ook onze actie hier een rol kan spelen. Zoals Stokely Carmichael wist, kan deze actie zelfs passief zijn, zoals bij het beslissen van iets niet te doen… Al van BDS gehoord?