De situatie in Syrië lijkt op het eerste zicht voor vele mensen onduidelijk. Debatten laaien op over de identiteit van de rebellen, het gebruik van chemische wapens door het Syrische regime of de mogelijke interventie door het Westen, met de VS op kop. In deze tekst zal een zo eerlijk en volledig mogelijk overzicht aan bod komen van de verschillende actoren in deze tragedie. De cijfers tonen inderdaad aan dat in Syrië één van de zwaarste catastrofes van de recente geschiedenis plaatsvindt: meer dan 110 duizend doden, 2 miljoen vluchtelingen en 4,25 miljoen ‘internally displaced persons’ met daarbovenop ontelbare gewonden en voor 1 500 miljard dollar schade.
Het Syrië van Assad
Het regime van Bashar al Assad (en voordien dat van zijn vader) is lange tijd één van de boemannen bij uitstek geweest voor de veiligheid van Israël in het Midden-Oosten. Zoals de gewoonte het wil, is bij boemannen de realiteit vaak minder angstaanjagend dan de fictie. De Palestijnen in Libanon hadden sinds eind 1973 een tijdlang meer te vrezen van Syrië dan de Israëliërs zelf. De Palestijnse zaak werd toen door Syrië misbruikt om haar invloed in de regio uit te breiden. Maar ook op binnenlands vlak was het Baath-regime vaak meedogenloos. In 1981 werden tussen de 10 en 40 duizend mensen vermoord in de stad Hama, grotendeels burgers. Niemand betwijfelt dan ook dat tot op de dag van vandaag geregeld martelingen, verdwijningen, … – in het kort: schendingen van mensenrechten – voorkomen in Syrië.
Een ander aspect is dat sinds het opengooien van de economische markt in het jaar 2000, zowel Westerse multinationals als leden van de BRICs fors geïnvesteerd hebben in Syrië. Turkije, Saoedi-Arabië en Qatar staan eveneens garant voor een groot deel van de instromende Foreign Direct Investments. Toeval dat juist zij staan te springen om Syrië binnen te vallen en terug ‘orde’ op zaken te stellen? In elk geval staat vast dat (1) grote delen van de Syrische bevolking met zware onderdrukking te maken hebben en (2) de uitbuiting van de werkende bevolking (en andere contradicties van het kapitalisme) sinds een tijdje enorm toenam.
In elk gebied met zulke kenmerken zullen vroeg of laat delen van de bevolking – om verschillende redenen en tijdens een zeker momentum – in opstand komen. Dit is ook wat er gebeurd is in Syrië. Wanneer een strijd tussen de staat en het volk uitmondt in gewapende strijd, is het tamelijk oneerlijk om de reden voor de escalatie bij de opstand te leggen. Dat sommige analisten dit vandaag wel doen, is het gevolg van een zekere vulgarisering: elk soort van geweld is te wijten aan manipulaties van buitenlandse special forces of andere storende elementen, terwijl revolutionair geweld enkel nog in de boeken bestaat.
Buitenlandse inmengingen
Natuurlijk spelen ook buitenlandse belangen mee. Volgens sommige bronnen bewapent Saoedi-Arabië, één van de corruptste dictaturen in de regio, 30% van de rebellen. Ook Qatar, Turkije en andere regionale actoren zijn belangrijk voor de bevoorrading van sommige groepen. Een eenzijdige kijk brengt ons echter niet veel verder en zelfs bij dit aspect is het niet allemaal één pot nat. De verschillende visies van Saudi-Arabië en Qatar over Syrië en Egypte is bijvoorbeeld een heel interessant onderzoeksgebied. Bovendien moet men niet vergeten dat in de regio sowieso veel wapens voorhanden zijn en dat wapenhandelaars ongetwijfeld ook hun duit in het zakje doen, net als de veroveringen van wapenarsenalen door de rebellen.
Wie deze rebellen juist zijn, zorgt eveneens voor grote verwarring. Een eerste onderscheid is die tussen de ongewapende en gewapende oppositie. Bij beide groepen is een overgrote meerderheid van Syrische nationaliteit. Het is namelijk onmogelijk om het gehele noorden van Syrië en het zuidelijke Deraa te controleren indien deze oppositie vooral uit buitenlanders bestaat. Bij de ‘reguliere’ gewapende rebellen vindt men verschillende ideologieën – sommigen pleiten voor een westerse interventie, anderen tegen – en zowel seculieren als gelovigen terug. Dit zou echter geen obstakel moeten vormen voor de revolutionaire linkerzijde. In Latijns-Amerika was dit evenmin het geval met de bevrijdingstheologie. Het is vooral de inhoud die van belang is, maar door talrijke storingen in de communicatie (die we hier niet gaan oplossen) wordt deze vaak vervormd.
Een ander argument stelt dat in Syrië geen echte revolutie gaande is aangezien het regime zo lang stand houdt. Maar je kunt het ook omkeren. Waarom houden de rebellen zo lang stand tegen dergelijke repressie? Ten eerste bulkt de geschiedenis van de mislukte revoluties en ten tweede duidt dit op een zekere steun van de bevolking. Naast de ‘reguliere’ rebellen heb je ook een belangrijke groep Koerden en twee groeperingen die gelinkt zijn aan Al Qaeda: Jabhat al Nusra en de ISIL (Islamic State of Iraq and the Levant). Vooral de laatste krijgt zware kritieken vanuit de opstand zelf en verschillende gevechten tussen rebellen hebben reeds plaatsgevonden.
Laten we nu terug naar de andere kant kijken. Rusland, Iran en de Hezbollah leveren eveneens wapens en manschappen aan een strijdende partij in Syrië. ‘Ja, maar’, hoort men dan, ‘deze leveringen zijn legitiem aangezien het om een transactie tussen erkende staten gaat.’ Dat is bijna hetzelfde als beweren dat de VS wapens mochten leveren aan bevriende dictaturen in Latijns-Amerika. Het is niet omdat Syrië en Rusland niet tot het VS-kamp behoren, dat wij hiertegen geen bezwaar mogen hebben. ‘Maar als ze niet tot het imperialistische kamp behoren, dan zijn ze toch anti-imperialistisch?’ Ook deze bewering klopt niet. Anti-imperialisme wordt niet bepaald door het internationale ‘kamp’ waartoe een land behoort, want het imperialisme is geen gevoerde politiek, maar het gevolg van een systeem.
Syrië en enkele van haar bondgenoten kunnen dus geklasseerd worden als non-imperialistische landen. Rusland daarentegen valt onder elke definitie van het imperialisme. Naast een reeks andere kenmerken mag men ook niet vergeten dat zij in 11 landen militaire basissen heeft (terwijl de VS er 700 hebben in meer dan 30 landen!). De recente verklaring van Poetin over een mogelijke VN-interventie en de verregaande onderhandelingen tussen Washington en Moskou om tot een politieke oplossing te komen, duiden aan dat Rusland evenmin op één enkel paard wedt. De enige onberekenbare factor in dit verhaal is Israël, dat warm en koud tegelijk blaast en voor wie de verzwakking van de Hezbollah en Iran goed nieuws kan zijn, afhankelijk van de verdere evolutie.
Wat kunnen wij doen?
De essentie van deze tekst gaat echter over de rol van de Westerse landen en de regeringen die wij verkiezen en waaraan wij belastingen betalen. Een eerste punt waarop we moeten wijzen is de schaamteloosheid – wie speelt er nu poker tijdens een parlementaire zitting over oorlog? – en de hypocrisie over het gebruik van chemische wapens. Wanneer Israël wit fosfor of de VS plutonium gebruiken, denkt niemand eraan hen te ‘bestraffen’. Ten tijde van oorlog toont het kapitalisme haar ware gelaat. Het ‘humanitaire’ voorwendsel om militair in te grijpen, verliest beetje bij beetje aan geloofwaardigheid. Of moet iemand de cijfers van Irak, Afghanistan, Libië, enz. weer op tafel leggen?
Toch is het belangrijk om te blijven strijden tegen mogelijke interventies waaraan onze landen deelnemen, door aan te tonen dat het nooit om humanitaire, maar steeds om politieke, economische en ideologische redenen gaat.
Wij moeten dus werken aan een voortdurende verschuiving van de gangbare denkbeelden. De logische eindconclusie is dat onze heersende politieke en economische klasse zich moet terugtrekken uit andere werelddelen, want ze brengt niets anders voort dan uitbuiting en onteigeningen waarbij zowel wij als de plaatselijke bevolking benadeeld worden. In het geval van Syrië is ten slotte ook sprake van een twijfelende houding bij het Westen door een gebrek aan steun bij de eigen bevolking, de bezorgdheid over de verspreiding van het conflict en de post-Assad situatie, de mogelijkheid tot andere soorten dominantie dan de puur militaire, het overleg met Rusland en China (wat niet betekent dat deze relaties nooit zullen escaleren) en een verschil in belangen tussen de Westerse bondgenoten.
Het is eigen aan de menselijke aard om iets te willen doen aan onrecht. Is het voorkomen van een militaire interventie genoeg? Kunnen wij niets meer doen? Het antwoord hierop brengt ons terug naar de inleiding van deze tekst: de vluchtelingen. Zweden verleende onlangs asiel aan alle Syrische vluchtelingen voor onbepaalde duur. Of België, met Maggie De Block als staatssecretaris, dit voorbeeld volgt, valt nog af te wachten. Tot nu toe kreeg 90% van de Syrische vluchtelingen in België slechts een tijdelijk verblijfsrecht. Daarnaast is er de schrijnende situatie in de vluchtelingenkampen rondom Syrië. De levenswijze van vele jonge meisjes in het Zaatari-kamp in Jordanië, een tentenkamp met 120 duizend inwoners, is ronduit mensonterend. Prostitutie en het uithuwelijken aan rijke Saoedi’s zijn er dagelijkse kost. De ngo’s en andere organisaties die ter plaatse werken, verdienen daarom al onze hulp.
Zonder echter onze verantwoordelijkheid uit de weg te lopen die erin bestaat het imperialisme te bestrijden en de mogelijkheid te geven aan de Syriërs om zelf te beslissen over hun toekomst.
Deze tekst verscheen eerder op de blog van Bleri Lleshi