Zulke initiatieven, hoe mooi ook, zijn nutteloos als ze niet vergezeld worden van een verandering van mentaliteit, een ommekeer van de werkwijze van onze media, de logica van onze instellingen, het discours van onze politici.
Studiewijzer Vol-Ant (www.ikleerbij.be/leerloopbaanbegeleiding) geeft informatie en begeleiding aan anderstalige nieuw- en oudkomers die vragen hebben over leren in Antwerpen. Ze proberen ook mensen te stimuleren om verder te studeren door hen te informeren over hun studiemogelijkheden. Om deze doelgroepen te bereiken, hebben ze ‘Ambassadeurs’ ingeschakeld, ‘succesverhalen’ zeg maar, anderstaligen met een bijzonder parcours die bereid zijn om hun ervaring te delen in de hoop dat die wisselwerking hoopgevend, inspirerend of gewoonweg informatief zal werken.
Omdat ik in België meer dan tien jaar van mijn leven gecombineerd heb met avondopleidingen ben ik nu een van die ‘Ambassadeurs’, hoewel ik het vaak problematisch vind om mezelf als een ‘succesverhaal’ te zien. Met enige argwaan woonde ik dus de eerste bijeenkomst bij, maar de kennismaking met een tiental enorm boeiende mensen overtuigde me onmiddellijk. Ik werd overtuigd door de sterkte van ‘hun’ verhalen, waardoor ‘onze’ verhalen misschien toch inspirerend kunnen werken voor andere mensen, wie weet.
We werden kort opgeleid om vorm te geven aan onze vrijwillige inzet. Na een paar ontmoetingen kozen we een aantal data om ons verhaal te delen met andere migranten.
De eerste keer: de beurs
Ik koos drie data omwille van puur praktische redenen. Liefst niet te vroeg, liefst niet te ver. De eerste ontmoeting was een beurs voor studenten in hun studiekeuze in het Antwerp Expo Center. Het was een beetje zoeken, want mensen die al op zo’n beurs aanwezig zijn moet je niet echt stimuleren om te studeren. Het is ook precies daar waar ze moeten zijn, waar alle opties verzameld worden onder een dak. Ik vroeg me eigenlijk af of ik nuttig kon zijn voor iemand.
Ik kon toch een paar mensen helpen. Een Marokkaanse jongeman, bijvoorbeeld, die jarenlang in Wallonië woonde en uit eigen initiatief Nederlands heeft geleerd. Hij wou zijn studies eindelijk afmaken maar kreeg overal negatieve reacties. Hij is een supergemotiveerde ‘oude twintiger’ die overtuigd is van zijn vele sterktes. We hebben lang gebabbeld over de mogelijkheden die het Belgische onderwijs biedt en over de formele grenzen voor mensen die op een informele manier een stevig profiel hebben opgebouwd. Dat leek een van de grote problemen van ons systeem om het talent van anderstaligen te benutten: een gebrek aan flexibiliteit. Bij alles hoort een procedure en alles moet kwantificeerbaar zijn, maar taalkennis en communicatievermogen worden niet altijd correct gemeten door een taalexamen, bijvoorbeeld. En de capaciteit om een job uit te oefenen wordt vaak belemmerd door de gelijkschakeling aan een diploma.
Hier besefte ik meer dan ooit dat mijn ‘succesverhaal’ het gevolg is van uitzonderingen op dat gebrek aan flexibiliteit (Lees: 'Geen Gunst' van Orlando Verde, nvdr). En dat als we meer ‘succesverhalen’ willen, we aan de flexibiliteit van onze procedures moeten gaan werken.
Daarna sprak ik een enthousiaste jonge dame die films wilde maken. Het is precies in het Belgische filmlabyrint dat ik al lang mijn weg probeer te vinden, dus ik kon haar van dienst zijn. Het is toch een nuttige dag geworden.
De tweede keer: de voorstad
Ik ben een stadsmus en zelden neem ik de bus naar de voorstad. Maar een van mijn afspraken was niet in ‘de stad van iedereen’. Ik moest voor twee taalcursussen spreken, niveaus 2.2 en 3.2. Onze conversatie verliep vlot, het waren twee heel participatieve groepen van ambitieuze mensen met boeiende verhalen. We zaten op dezelfde golflengte: de mogelijkheden waren er en we deden ons best om die te benutten. Zelfs de stillere leerlingen begonnen te glimlachen met elkaars anekdotes. Ze knikten ook mee met de opbouwende kritiek van de hoogopgeleide ‘expats’ die een duidelijke mening hebben over de Vlaamse samenleving.
Ze hadden iets gemeenschappelijks: steun. Dat is mijn eerste indruk van de voorstad. Sommige van hen waren getrouwd en gelukkig met iemand die hen steunde om ervoor te zorgen dat hun profiel sterker werd. Anderen konden rekenen op institutionele steun. Anderen hadden een goede job. Ze deden alleszins, allemaal, duidelijk veel moeite om correct te functioneren in de maatschappij.
Tijdens een gesprek met de leraressen, achteraf, heerste ook het algemene gevoel dat er een aantal leerlingen waren die heel ver zullen geraken. En toch waren de leraressen gefrustreerd omdat zelfs onder de sterkste profielen, de meeste leerlingen een hoog risico liepen om hun ambities zwaar te moeten bijsturen.
Ik was blij, in ieder geval. Zij hadden aandachtig naar mijn verhaal geluisterd en dat gaf mij een heel goed gevoel. Ik voelde me een ‘succesverhaal’, ik voelde me inspirerend, ik voelde me nuttig en dat geeft voldoening. Op de bus, laat in de avond, onderweg naar huis voelde ik me een goed mens.
De derde keer: Naamloze Vennootschap
De derde keer moest ik in de vroege voormiddag spreken voor een groep in een gebouw van de VDAB. We waren met twee ‘Ambassadeurs’ deze keer maar dat was niet moeilijk want onze verhalen vulden elkaar mooi aan. De sfeer was bij aanvang lichtjes anders, veel minder vrolijk dan bij mijn vorige ervaring.
Zoals de twee vorige keren gaf ik toe dat mijn migratie uitzonderlijk was, omdat ik al vanaf dag één een goede job had, maar ik rekende op het feit dat mijn ambitie om films te maken ook een respectabele uitdaging is geweest.
Zoals de vorige keer vertelde ik dat ik net had meegewerkt aan een film over hoger opgeleide migranten met een voorbestemde (minder gunstige) plaats op de arbeidsmarkt (Lees hier een Interview met Orlando over Naamloze Vennootschap, nvdr). Maar dat was geen goeie zet, want de sfeer werd onverwacht somber. De vermelding van het woord ‘poetsvrouw’ zorgde voor harde reacties. Een jongedame in het bijzonder maakte haar frustratie pijnlijk zichtbaar.
Ze was hoogopgeleid. Haar beroep was redelijk technisch en kon grotendeels uitgevoerd worden met haar uiteraard beperkte kennis van het Nederlands en haar heel vlotte mond Engels. Ze was amper een jaar in België maar haar niveau was veel hoger dan het mijne toen ik pas aankwam. Haar potentieel was voor mij heel duidelijk. Maar ze had geen tijd meer: vanuit het OCMW kwam de verplichting om onmiddellijk een job aan te nemen. Wat kon ze anders doen dan poetsen in een maatschappij waar haar talenten en haar professionele ontwikkeling volledig afhangen van een taaltest?
Toen pas begreep ik de werkelijke moeilijkheid van mijn opdracht, want er zijn instanties in onze samenleving die veel mensen verplichten om hun dromen te vergeten. Veel mensen krijgen een bevel om te werken terwijl ze door de arbeidsmarkt onterecht als waardeloos worden beschouwd. Veel mensen zullen, hoewel hoogopgeleid en talentvol, geen tijd hebben om hun talenten verder te ontwikkelen, zelfs hun taalkennis niet. Veel mensen krijgen geen toestemming en geen steun meer om met volle kracht bij te dragen aan de samenleving. Veel mensen worden vandaag verplicht om een job aan te nemen. Waar, hoe en wat dan ook. Veel mensen worden verplicht om hun verwachtingen te verlagen. En zo verliezen WIJ hun gedrevenheid en hun expertise.
Als wij, de ‘Ambassadeurs’, hen willen stimuleren om weer hun ambities even hoog als hun talent te laten reiken, dan gaat heel de samenleving mee moeten veranderen. Zulke initiatieven, hoe mooi ook, zijn nutteloos als ze niet vergezeld worden van een verandering van mentaliteit, een ommekeer van de werkwijze van onze media, de logica van onze instellingen, het discours van onze politici. Zoniet doen wij, ik ook, aan niks anders dan bedrog.
We moeten snel afstand nemen van dat paternalistisch “kansen geven” discours, want het gaat hier over een investering. Het gaat hier over mensen die veel meer kunnen bieden dan de ‘kansen’ die we hen ‘geven’.