De wetenschap van ras en het racisme van de wetenschap

Vandaag wordt weinig zo hoog aangeschreven als ‘de wetenschap’. Het lijkt soms een quasi heilig fenomeen waarvan velen verwachten dat het ons telkens opnieuw de enige echte waarheid zal openbaren. Daardoor heeft men veel te weinig aandacht voor de donkere kanten uit de geschiedenis van de wetenschap, zoals de kwalijke link tussen wetenschap en racisme.

Om toch wat dieper te grasduinen in dat onderwerp, ging ik in gesprek professor met Amade M’charek. Zij doceert antropologie van de wetenschap aan de universiteit van Amsterdam en doet er op dit moment onderzoek naar de wijze waarop forensisch onderzoek bij misdrijven raciale classificaties voortbrengen.

We krijgen vaak te horen dat de wetenschap ondertussen heeft aangetoond dat er onder mensen geen rassen bestaan. Vroeger waren vele wetenschappers nochtans sterk van het tegendeel overtuigd. Ze dachten dat ‘ras’ een stevige verklaring kon bieden voor allerhande verschillen in uiterlijk, cultuur en gedragswijzen. Ook vandaag blijkt het voor sommigen nog steeds moeilijk om dat idee los te laten. Als tegenargument brengen ze dan aan dat er toch effectief reële verschillen bestaan tussen mensen. Een witte zweed, bijvoorbeeld, ziet er over het algemeen niet hetzelfde uit als een zwarte Congolees.

Tussen mensen zijn er natuurlijk verschillen in lichaamslengte en huidskleur. Maar als je die verschillen probeert in verband te brengen met andere genetische variabelen, dan verschuift alles. Als je wil, kan je op basis van huidskleur dus zeker een clustering maken tussen Zweden en Congolezen of tussen Nederlanders en Chinezen. Dat kan je ook doen op basis van ziekteprevalenties of de mogelijkheden om smaken te kunnen proeven. Maar als je al die variabelen bijeenbrengt, dan wordt het een hutsepot. Wanneer je alle kenmerken bij elkaar optelt kan je de types dus niet langer in stand houden. Categoriseer je op basis van lengte, dan geraak je huidskleur kwijt, categoriseer je op basis van oogkleur dan geraak je sekse kwijt. Alle pogingen uit het verleden om heldere lijnen te trekken tussen bevolkingsgroepen draaiden dan ook op niets uit. Genetische en biologische verschillen zijn nu eenmaal gelijk verspreid doorheen de wereld. De frequentie waarin ze voorkomen, kan wat verschillen, maar je kan de mensheid nooit in coherente ‘rassen’ klasseren.

Het idee dat onze hedendaagse ideeën over ‘ras’ voortkomen uit oude vormen van ‘racistische wetenschap’ is voor velen moeilijk te vatten. Wetenschap ziet men over het algemeen als iets ‘neutraal’ en ‘objectief’. Maar het feit is en blijft dat het racistische mensbeeld uit het begin van de twintigste eeuw, dat uiteindelijk ook de voeding vormde voor het nazisme en de holocaust, zich sterk baseerde op de toenmalige wetenschap. Zowel in Amerika als Europa was het toen in allerhande universiteiten zeer gebruikelijk om mensen in een hiërarchie van rassen te classificeren op basis van lichaamslengte, schedelvormen, huidskleuren, eetgewoonten, culturele gebruiken, enz. Waarom had men daar zo’n obsessie mee?

Alle pogingen uit het verleden om heldere lijnen te trekken tussen bevolkingsgroepen draaiden op niets uit. Je kan de mensheid nooit in coherente ‘rassen’ klasseren.

Daar zijn meerdere redenen voor. Zo werden vele filosofen, economen en biologen sterk gedreven door vooruitgangsidealen. Intellectuelen kwamen bij elkaar met de vraag hoe ze de samenleving konden verbeteren en moderniseren. Op dat vlak leek de biologie voor hen een terrein waarop je gemakkelijk kon ingrijpen. Je kon bijvoorbeeld bepalen welke mensen zich wel of niet mochten reproduceren of voor welke groepen je al dan niet beter onderwijs moest voorzien. Daarnaast was er een context van kolonialisme en slavernij. Wanneer je rassen hiërarchisch kan ordenen, dan kan je voor jezelf legitimeren waarom sommige mensen jouw eigendom zijn: omdat ze zogezegd lager in de rangorde staan. Het was dus een manier om de wereld te beheren en beheersen.

Wetenschap is natuurlijk ook steeds op zoek naar elegante oplossingen voor ingewikkelde problemen. Men zoekt naar mogelijkheden om een probleem zo goed mogelijk te lokaliseren en zo eenvoudig mogelijk uit te drukken. Het concept ‘ras’ leek voor hen zo’n helder verklaringsmodel te bieden.

Wanneer mensen dergelijke kwesties te horen krijgen, gaan ze dikwijls in de verdediging: “Ok, dat was toen misschien zo, maar dat was pseudowetenschap. Vandaag bestaan dat soort dingen niet meer.” Dergelijk flagrant racistisch onderzoek wordt ook effectief niet langer uitgevoerd en raciale classificaties werden opgeborgen in de archieven van de academische geschiedenis. Maar uit jouw onderzoek blijkt dat het onderhuids toch nog kan doorleven.

Inderdaad. Ook in de hedendaagse mainstream wetenschap blijft men op zoek gaan naar verschillen om groepen eenduidig te classificeren. Al weten we dat niet iedereen van een bepaalde groep te vangen is met een genetisch profiel, toch kan dat genetisch profiel volgens sommigen helpen om de meerderheid van die groep in kaart te brengen. Dat is onder andere van belang in forensisch onderzoek wanneer je een misdaad probeert op te helderen. Op basis van DNA kun je bijvoorbeeld bepalen dat de dader vermoedelijk uit een bepaalde regio afkomstig is. Dit type analyse gebeurt op basis van het mannelijk sekse-chromosoom, het Y-chromosoom dat van vader op zoon wordt doorgegeven. Maar stel nu dat het DNA-materiaal een Noord-West Europese achtergrond laat zien. Wat weet je dan echt? Spontaan veronderstellen mensen dan dat het wel een witte man zal zijn. Dat is problematisch want we weten ook dat er veel zwarte mannen zijn met een Noord-West Europees profiel. Er waren nu eenmaal veel slavenhouders die kinderen hadden bij hun slavinnen. Omgekeerde foutieve inschattingen kunnen natuurlijk even goed gebeuren.

Is het een standaardtechniek om op die manier genen in kaart te brengen bij forensisch onderzoek?

Sinds eind de jaren tachtig wel. In eerste instantie deed men dat door biologische sporen, die men op de plaats van het delict vond, te vergelijken met het profiel van een verdachte. Vandaag is de technologie zo ver dat je ook op basis van biologische sporen een uitspraak zou kunnen doen over, bijvoorbeeld, het uiterlijk of de geografische afkomst van de nog onbekende verdachten. In Nederland, de VS en het Verenigd Koninkrijk gebeurt dat routinematig en in Duitsland wordt er hard gedebatteerd om het wettelijk te verankeren. In België is men nog wat terughoudend.

Die terughoudendheid lijkt me ook zeer begrijpelijk, gezien het feit dat het tot zeer foute inschattingen kan leiden en dat die foutieve inschattingen op hun beurt een grote impact kunnen hebben. Je mag er niet aan denken dat sommige politie-eenheden, waar meer racisme leeft, op basis van DNA-onderzoeken bepaalde conclusies gaat trekken.

Dat zijn precies de problemen die aan dit soort technologie kleven. Er zijn gevallen bekend van onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk waarbij bepaalde bevolkingsgroepen onder druk werden gezet om de verdachte te leveren. Mensen werden min of meer verplicht om aan het DNA-onderzoek mee te werken. Indien ze dat niet deden waren ze bij voorbaat verdacht.

Er zijn gevallen bekend van onderzoeken in het Verenigd Koninkrijk waarbij bepaalde bevolkingsgroepen onder druk werden gezet om de verdachte te leveren.

Is er naast het forensisch onderzoek nog een voorbeeld van de wijze waarop wetenschap raciale categorieën in stand houdt of creëert.

In de medische wereld zie je het ook gebeuren. Daar is het zelfs nog veel erger. We raken toch wat gealarmeerd wanneer ras en criminaliteit met elkaar in verband worden gebracht, maar in de medische sector lijken alle middelen geheiligd die dienen om iemand te helpen of om medicijnen te ontwikkelen. Je ziet er nochtans exact dezelfde problematieken zoals targetting van bepaalde groepen om ze mee te laten doen aan bepaalde onderzoeken. Dat gebeurt dan op veel grotere schaal en met veel meer geld.

In de VS zijn er ook zwarte Amerikanen die zichzelf als patientengroepen organiseren en specifiek als zwarten sommige onderzoeken eisen. Dat is een soort looping effect, zoals Ian Hacking dat noemt. Zo creëer je jouw eigen biologische identiteit doordat je vanuit een maatschappelijk fenomeen – zoals een al te kleine interesse in het welzijn van mensen uit jouw groep – gaat samenwerken met de industrie.

Wat vind je dan van het begrip ‘etnisch-cultureel’? In allerhande sociologische onderzoeken en beleidsdocumenten kom je dat begrip bijzonder vaak tegen. Maar als ik er even op doordenk vanuit het idee dat er geen genetische basis bestaat voor het concept ‘ras’, wat betekent het begrip ‘etnisch-cultureel’ dan precies? Het lijkt me soms een manier om het ongemakkelijke woord ‘ras’ te omzeilen en uiteindelijk toch exact hetzelfde te zeggen.

Ik vrees dat ik het op dat vlak helemaal met je eens ben. Of neem nu het woord allochtoon. In Nederland kom je er maar niet van af. Het verwijst naar een soort biologische verwantschap met mensen die ooit ‘niet van deze bodem waren’. Die verwantschap blijf je dan bij je dragen, ook al zijn zowel jij als je ouders in Nederland geboren. Het is dus een manier om de identiteit van mensen te fixeren.

Hoe kunnen we dat doorbreken? Want soms wil je ook kwesties aankaarten waar bepaalde groepen mee te kampen hebben. Zo deden we bij Kif Kif in 2018 een onderzoek naar de al te kleine diversiteit onder de Vlaamse elite. In dat onderzoek spraken we over ‘personen met een niet-Westerse migratieachtergrond tot in de derde generatie’. Dat is natuurlijk een hele mond vol en communiceert bijzonder moeilijk. Een woord als ‘allochtoon’ lijkt dan gemakkelijker om aan te geven dat er ten opzichte van die groep onderbewuste maatschappelijke processen van racisme spelen die hen ervan weerhoudt om door te groeien tot in hogere functies.

We moeten vooral onze categorieën multipliceren. We moeten er zoveel mogelijk leren gebruiken en kijken welke categorieën het beste passen om specifieke problematieken te analyseren.

Dat is een heel specifiek probleem en de vraag is dan of begrippen als ‘etniciteit’, ‘cultuur’ of ‘achtergrond’ de juiste termen zijn om dat te duiden. We moeten opletten voor universalistische oplossingen. Een aantal categorieën hebben de neiging om heel homogeniserend en essentialiserend te werken. Maar ik ben niet echt ‘racistisch’ ten opzichte van bepaalde categorieën. (lacht) We moeten vooral onze categorieën multipliceren. We moeten er zoveel mogelijk leren gebruiken en kijken welke categorieën het beste passen om specifieke problematieken te analyseren. Neem nu de categorie ‘wijk’ of ‘buurt’. Ook dat kan racistisch zijn wanneer je de culturele kenmerken van de bewoners aan criminaliteit gaat linken. Maar het kan ook een goede categorie zijn om, bijvoorbeeld, gezondheidsproblemen in kaart te brengen wanneer die buurten dichtbij bepaalde industrie gevestigd zijn.

De enige categorie waar ik van huiver is het begrip ‘ras’. Ik schrik telkens heel erg wanneer studenten het in mijn lessen gebruiken om hun eigen identiteit aan te duiden. 

In welke mate zijn je studenten beïnvloed door het Amerikaanse debat over ‘blackness’ en ‘whiteness’ wanneer ze zichzelf raciaal gaan identificeren?

Dat speelt zeker mee. Je ziet dat soort identiteitscategorieën zelfs in de antiracismebeweging gemobiliseerd worden. Ik kan tot zekere hoogte ook begrijpen waarom racial categories als sociale categorieën een rol spelen. Zeker in de VS hebben ze op dat vlak een specifieke geschiedenis vanuit de slavernij en het bezetterskolonialisme. Alleen is het verleden in Europa heel anders. Bij ons gaat het om een ander koloniaal verleden, om de Tweede Wereldoorlog, om de Holocaust en om de migratie in de tweede helft van de 20ste eeuw. De categorie moslim is vandaag in veel opzichten een veel belangrijker categorie geworden. Of neem nu taalverschillen. In de VS kan je spreken wat je wil maar hier wordt taal sterk gebruikt om mensen in of uit te sluiten.

We moeten dus heel erg opletten met het begrip ‘ras’. Het mobiliseert zo’n kracht en zo’n lading aan wetenschappelijk racisme dat er bijna geen ontsnappen meer aan is. Als je mensen gaat indelen op basis van ras, dan zit je muurvast.

**

Dit is een klein en verwerkt onderdeel van een gesprek dat je in zijn geheel hieronder als podcast kan beluisteren. In die podcast spraken we ook over wijze waarop raciale categorieën verweven zitten in de bureaucratie van sommige overheden, over de moeilijke verhouding tussen de zoektocht naar ‘waarheid’ en het feit dat wetenschap steeds een culturele praktijk is, over het feit dat we het bevragen van wetenschappelijke objectiviteit niet voor de kar mogen laten spannen van antidemocratisch populisme en over Amade’s idee dat de wetenschap zich te lang focuste op verschil en te weinig oog had voor wat ons gelijkwaardig maakt.

Wil je op de hoogte blijven van onze volgende podastst? Abonneer je dan op Koffie met Kif Kif via Itunes, Spotify, Stitcher of je eigen favoriete podcast app.