Doen alsof je neus bloedt, spreken tegen dovemansoren

Brussel. Europakruispunt – beter bekend als het plein aan de hoofdingang van Centraal Station. Een man met een baard, halflange dreadlocks en donkere huid slentert rond het plein in een bevlekt kostuum met te lange mouwen.
Doen alsof je neus bloedt, spreken tegen dovemansoren

Niemand weet dat ze naar een performance kijken, nog minder dat ze erin figureren.

 

Brussel. Europakruispunt – beter bekend als het plein aan de hoofdingang van Centraal Station. Een man met een baard, halflange dreadlocks en donkere huid slentert rond het plein in een bevlekt kostuum met te lange mouwen. Hij draagt een katoenen tas aan zijn schouder en zingt in getergde bluestonen. 

L’air est raréfié
Je me suis évadé
La terre n’est que lourdeur
Qui connait ma valeur?
Les jours se sont vidés
Qui pourra me supporter?
Je veux faire entendre ma voix
Mas on ne m’écoute pas


Enkele omstanders krijgen hem in de gaten. Hun telefoon plakt aan hun oor, maar hun ogen bewegen nog. Ze volgen hem, terwijl hij – mompelend, gezapig en met gebogen hoofd – de randen aftast van het plein.


Ben ik hier goed? Wat moet ik, van hun? Wat moeten zij van mij?


De man kijkt op, lijkt plots het zonlicht te zien schijnen. Voor de deur van hotel Le Méridien lijkt hij het te beseffen. Met meer kracht in zijn stem en zijn kin hoger in de lucht, spreekt hij tegen twee rokende hotelgasten.

Hier maak ik deel van uit
Of ik nu wil of niet
Dit is de plek waar ik moet zijn, op deze dag
De wind van de wereld heeft me hiernaartoe geblazen
Ik moet erop vertrouwen dat het goed is
Deze plek
Dit plein dat van niemand is
En dus van iedereen
Een plein, dat is georganiseerde leegte
Een ruimte die op mensen wacht
Hier ga ik voorlopig blijven


De security van het hotel is het daar niet mee eens. Hij stuurt de man weg. De man wacht de afwimpeling niet af. Hij is al verder, hij lijkt zijn gedachten hardop te ordenen.

Wat heb ik toch?
Waarom moet ik anders zijn dan een ander?
Nergens heb ik om gevraagd
Dit hebben ze me aangedaan
En hier zit ik: gevoelig in ’t kwadraat


Iets te traag steekt hij de weg over. Een ongeduldige buschauffeur veegt hem in gebaren weg, even lijkt het of hij hem ook met zijn bus de hem uit de bocht gaat duwen. Een seconde later bedenkt hij zich. Gelukkig maar. De clochard is eigenlijk een acteur – de omstanders met de telefoon, zijn anonieme toeschouwers. Stel je voor dat de bus de acteur midden in het theaterstuk zou aanrijden.

 

Spelen met de codes van straattheater 

Pleinvrees van Lotte van den Berg is meer momentopname dan theater. Op dezelfde dag dat het Kaaitheater het scenario vormt voor de studiedag Out of the Box (over kunst in de openbare ruimte) brengt ze met theatergroep OMSK twee unieke performances in, wel, de Brusselse openbare ruimte. ‘Uniek’ is hier geen empty signifier. Met vijf verschillende spelers en zeventig openbare locaties in vijf verschillende landen en talen is er behalve – in grote lijnen – de tekst van Rob de Graaf, werkelijk niets twee keer hetzelfde. Pleinvrees is een concept met een wisselend decor en eindeloze combinaties. Als een cijferslot waarvan je de code niet weet, maar toch probeert te kraken.

De productie heeft enkele benoemenswaardige elementen. Zo speelt ze niet alleen met veranderende spacio-temporele elementen, ze buigt ook bewust enkele regels van het spel in de straat. Zo begint Pleinvrees bijvoorbeeld stipt maar onbegeleid. Mensen komen ter plaatse, kijken wat rond en bellen na enig aarzelen naar het telefoonnummer dat hier en daar op de locatie op kartonnen borden geschreven staat. Een machinale stem vraagt een pincode, die ook op het kartonnen bord staat. Als de code klopt, worden ze doorverwezen naar een soort conference-call. Plots zijn ze verbonden met de stem van de acteur. Iedereen die inhaakt, kijkt dan ook om zich heen en zoekt tussen de menigte naar lippen die synchroniseren met de stem in hun telefoon. 


0032 (0)24019501 

De inbreng van de GSM is symbolisch en gewaagd. Symbolisch omdat het refereert naar de inhoud van de tekst: we staan samen op een plein, maar toch zijn we alleen, (door technologie) van elkaar gescheiden. Gewaagd, omdat het stuk kwetsbaar is voor technische schuivers. Een lege batterij. Ruis op de verbinding. Te weinig bereik. Geen koptelefoon: een pijnlijke arm. Anderzijds: samen luisteren naar een onbekende schept intimiteit. Je begint mede-toeschouwers te herkennen aan de manier waarop ze hun telefoon vast hebben zonder te luisteren. Soms lach je – uit puur genot voor de samenzwering – heel kort naar elkaar. Er vormt zich een wij-groep. Een versnipperde groep insiders. 

De zij-groep wordt gevormd door toevallige passanten. De meesten kijken op maar lopen door – sommigen worden rechtstreeks door de acteur aangesproken. De reacties variëren tussen a) je pas vertragen of versnellen, b) lachen, c) doen alsof je neus bloedt of d) hoofd schudden en handpalm tonen: “Je ne parle pas Français”.

Bijna niemand stopt om te reageren. Niemand stopt om gewillig te luisteren. Niemand weet tevens dat ze naar een performance kijken, nog minder dat ze erin figureren. Niet de buschauffeur, niet de security van het hotel, noch de vele zakenmensen en pendelaars. Zelfs de politie weet dat niet, als ze acteur Seouf Elbadawi vragen of hij mee wil komen. Van den Berg (die zelf altijd rondloopt en toekijkt tijdens de performances) wacht bewust een tijd voordat ze ingrijpt. Ze legt uit dat wat er gaande is en stelt zich voor. Één agent weigert haar uitgestoken hand te schudden. 
 

Kleine confrontatie 

Het wij-gevoel maakt soms plaats voor een onbehaaglijk besef. Als iemand bot reageert, of c) doet alsof hij of zij niet luistert. Dan bekruipt je soms een gevoel tussen “gelukkig ben ik dat niet” en plaatsvervangende schaamte. Want negen van de tien keer herkennen we dat gedrag: als ik de voorbijganger was geweest, had ik misschien ook zo gereageerd. Zo zijn er wel meer mensen die we tegenkomen op straat. Iedere stad of dorp heeft er wel één, die a priori bestempeld wordt als ‘gek’. Misschien lopen we wel vaker op zo’n manier een mooie tekst mis. Misschien is dit een pleidooi om toch één seconde te luisteren. Bovenal is het een confrontatie met onze angst voor de (én hét) onbekende, of met de sterke wil om níet ongewenst met het geheel verbonden te worden. Het is dan, net als de performance begint te grenzen aan moralisme, dat de telefoonverbinding wordt verbroken. De bewuste toeschouwers kijken verbaasd naar hun telefoon. De onbewuste toeschouwers kijken even verbaasd rond, zoeken de eigenaar van de stem die ze nu door speakers horen. De acteur houdt op met praten tegen zichzelf, nu spreekt hij tegen een groep omstaanders. De performance krijgt de vorm van een performance. Een openbaar karakter. Steeds meer mensen komen er nu bij staan. Nu is er nieuwsgierigheid. Nu is het niet meer intimiderend. Maar dan loopt hij scanderend weg, alsof hij alleen praat tegen wie het niet wil horen. En dan?
Dan is het afgelopen.

 

Agoraphobia/Pleinvrees speelt op 18 en 19 oktober nog in Gent