Het is zover, staatssecretaris voor Gelijke Kansen Zuhal Demir heeft gisteren in De Standaard aangekondigd dat het antiracismeplan waar we al jaren op wachten er niet zal komen. In de plaats komt er een 'samenlevingsplan', wat sterk wijst op het idee dat de strijd tegen racisme voorwaardelijk is.
In haar eigen woorden: “Als het alleen gaat over eenzijdig racisme en discriminatie, blijven we in een wij-zij-verhaal hangen.” Enkel: niemand heeft gevraagd om een eenzijdige racismebestrijding. Niemand vraagt dat de strijd tegen etnisch profileren, bijvoorbeeld, beperkt wordt tot mensen met één achtergrond. Strijden tegen ethnic profiling betekent dat de ordediensten niemand mogen viseren op basis van groepskenmerken.
Dat de staatssecretaris aan afspraken werkt voor vreedzaam samenleven is verdienstelijk. Niemand zal in vraag stellen dat in complexe tijden nieuwe afspraken moeten worden gemaakt over wat noodzakelijk is om in harmonie samen te leven. Maar een dergelijke “common ground” mag niet ontworpen worden vanuit een achterhaalde visie over onze samenleving en mag zeker niet bijdragen tot een uitsluiting die nu al dramatisch is. Die afspraken moeten ambitieus zijn: we moeten het onderwijs hervormen om de meertaligheid van onze jeugd te benutten. Die afspraken moeten wanpraktijken en de schrijnende kloof tussen bevolkingsgroepen proactief corrigeren.
Dergelijke afspraken moeten iedereen aan tafel brengen en vereisen transparantie.
Een dergelijk plan mag niet vertrekken vanuit de culturalisering van problemen: we moeten seksisme breed aankaarten en zwerfvuil even problematisch vinden op de weide van Werchter, op het parcours van de Ronde van Vlaanderen of op de voetpaden van Antwerpen-Noord. Die afspraken moeten duidelijk maken dat de zichtbaarheid van onze religieuze diversiteit geen probleem is maar een grondwettelijk gewaarborgd recht. De ontwikkeling van dergelijke afspraken mag vooral niet eenzijdig zijn. Dat het kabinet Demir daar op een ‘discrete’ manier aan werkt is dus zeer slecht nieuws: dergelijke afspraken moeten iedereen aan tafel brengen en vereisen transparantie. Enkel op die manier bereiken we het “wederzijds respect” en de gedeelde verantwoordelijkheid waar de staatssecretaris op mikt.
Het ergste is dat een dergelijk samenlevingsplan ten koste gaat van een volwaardig actieplan tegen racisme. “Vergeet het antiracismeplan, we moeten een samenlevingsplan hebben”, zegt de staatssecretaris en dat is werkelijk onaanvaardbaar: DS vermeldt dat de belofte van een actieplan tegen racisme en discriminatie werd gemaakt na racistische reacties op de verkiezing van Angeline Flor Pua tot Miss België, maar het antiracismeplan is echter een internationaal afgesproken engagement, aangegaan tijdens de World Conference Against Racism in Durban, in 2001. Geen eigen initiatief, geen aalmoes: het gaat namelijk over de bestrijding van misdaad. Waarom moet de strijd tegen misdaad gekoppeld worden aan een reeks voorwaarden?
De strijd tegen vooroordelen, veralgemeningen, stigmatisering, racisme en discriminatie gaat over de aanpak van misdaad en is onvoorwaardelijk.
De strijd tegen vooroordelen, veralgemeningen, stigmatisering, racisme en discriminatie gaat over de aanpak van misdaad en is daarom onvoorwaardelijk. Een antiracismeplan laten sneuvelen om plaats te maken voor een ‘samenlevingsplan’ vertrekt alvast vanuit de zeer gevaarlijke veronderstelling dat je onrecht enkel moet aanpakken wanneer men voldoet aan je voorwaarden. En is daarom gedoemd om tekort te schieten.