Net omdat een deel van de bevolking zich niet herkent in de traditionele politiek én er bovendien moeilijk in gehoord worden, merkt men in sommige vormen van straatpolitiek vaak een sterk ontwikkeld anti-overheidssentiment.
Niet alle burgers voelen zich vertegenwoordigd in de klassieke politieke structuren. Bovendien hebben niet alle burgers een gelijke toegang tot de politieke arena waardoor zij effectief weinig tot geen machtsmiddelen ter beschikking hebben. Bijgevolg zoeken deze burgers alternatieve wegen om hun politieke wensen en kritiek te uiten. Vanuit dit perspectief kan je volgende expressievormen zien als straatpolitiek: graffiti (die boodschappen op muren aanbrengt), muziek (die jongeren toelaat om hun ongenoegen te ventileren in stijlen zoals rap), kledij (die niet altijd beantwoord aan de maatschappelijk aanvaardde kledingcodes en zo een statement maakt) zijn de meest voor de hand liggende elementen, maar politiek ongenoegen blijkt ook uit andere zaken zoals sociaal onwenselijk gedrag en een gebrek aan vertrouwen in politie en overheid.
Straatpolitiek hoeft echter niet altijd uit te monden in politieke betrokkenheid. Integendeel, het kan zich ook afkeren van de politiek. Straatpolitiek is immers een vorm van informeel handelen dat door gewone (en vaak arme) mensen wordt uitgevoerd, in de eerste plaats om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Het gaat dus vaak om een soort ‘niet gepolitiseerde’ straatpolitiek van het precariaat, d.w.z. van een groep jongeren die door het ontbreken van allerlei privileges in een sociaal precaire positie terecht zijn gekomen. Hun toekomst is uitzichtloos én vaak voelen deze jongeren zich een vogel voor de kat. Het gevolg is dat een groot deel van het precariaat eerder focust op het cultiveren van zelfvertrouwen en zelfexpressie, dan dat ze zich bezig houden met het ontwikkelen van een onderbouwde systeemkritiek.
Ook de zogenaamde ‘radicaliserende jongeren’ kan je in dit kader plaatsen. Deze jongeren voelen zich duidelijk niet gehoord door de mainstream. Als ze dan plots toch het nodige vertrouwen krijgen geeft dat een gevoel van verbondenheid. Dit gevoel van verbondenheid zou je ook kunnen omschrijven als een gevoel van ‘toebehoren’ en is van groot belang voor het psychisch welbevinden van de mens.
‘De politiek’ vs. ‘het politieke’
Over dit alles schrijft Femke Kaulingfreks in haar boek Straatpolitiek. Ze volgt de theorie van Rancière en maakt een onderscheid tussen ‘de politiek’ en ‘het politieke’, waarbij ‘de politiek’ staat voor de traditionele politiek actoren (d.w.z. alles wat met regeren te maken heeft) en ‘het politieke’ eerder staat voor niet-traditionele politiek (d.w.z. alles wat tussen mensen gebeurd). Politieke omwentelingen ontstaan daar waar ‘het politieke’ in conflict komt met ‘de politiek’. Niet zelden ontstaat dit conflict op de breuklijn die de culturalisering van het burgerschap met zich mee brengt. Het burgerschap, wat in se een kwestie is van sociale en politieke rechten en plichten, verwordt steeds vaker tot een cultureel burgerschap. Wie onze waarden en normen niet deelt, kan immers geen volwaardige burger worden van onze maatschappij. Het is oprotten of aanpassen.
Door maatschappelijke feiten aan culturele identiteiten te koppelen plaatst de politiek ze meteen ook haar eigen politieke verantwoordelijkheid. Want welke verantwoordelijkheid heeft de politiek als bepaalde zaken cultureel bepaald zijn? Zo zorgt de culturalisering van het burgerschap ervoor dat politici zich vrijgesteld zien van het opnemen van hun verantwoordelijkheden t.o.v. alle burgers. Het culturele element is belangrijker geworden in de discussie over burgerschap dan de basisrechten die verbonden zijn aan dit burgerschap. In dit licht waarschuwt Kaulingfreks voor de kolonisering van de staatspolitiek en het autoritaire karakter van de neoliberale democratie.
Street art vs. risiscomanagement
Dit is tevens een thema dat we ook in street art zien terugkomen. Street art is misschien wel de best gekende vorm van straatpolitiek, zeker als we er ook sticker-art bijnemen. Street art tracht de publieke ruimte terug op te eisen en er meteen ook betekenis aan te geven. Het geeft jonge kunstenaars de mogelijkheid om zich te uiten, zij het vaak op een illegale manier – maar net deze illegaliteit maakt deel uit van de tegencultuur.
Door maatschappelijke feiten aan culturele identiteiten te koppelen plaatst de politiek ze meteen ook haar eigen politieke verantwoordelijkheid. Want welke verantwoordelijkheid heeft de politiek als bepaalde zaken cultureel bepaald zijn? Zo zorgt de culturalisering van het burgerschap ervoor dat politici zich vrijgesteld zien van het opnemen van hun verantwoordelijkheden t.o.v. alle burgers.
Femke Kaulingfreks schreef haar boek op basis van veldonderzoek in een aantal sociaal achtergestelde wijken in Nederland en Frankrijk. Als antropologe sprak zij met een heleboel jongeren over politiek. Ze ontdekte allerlei vormen van straatpolitiek: zo zijn er verschillende sociale bewegingen die zich op het politieke terrein begeven hoewel zij officieel niet als politieke actoren worden beschouwd. Niet toevallig vinden vooral burgers die door de klassieke structuren niet gehoord worden hun plek in dit soort bewegingen.
Gekleurde jongeren ervaren vaak aan den lijve dat zij minder waard zijn dan hun medeburgers, ondanks de retoriek van gelijkheid. Ze zijn ook vaker het onderwerp van het risicomanagement van de overheid – een benadering die erg nauw samenhangt met het kapitalistische systeem en zijn ‘top down management’. Een voorbeeld daarvan is de grotere politiecontrole in sociaal achtergestelde wijken
Net omdat een deel van de bevolking zich niet herkent in de traditionele politiek én er bovendien moeilijk in gehoord worden, merkt men in deze vormen van straatpolitiek vaak een sterk ontwikkeld anti-overheidssentiment.
Straatpolitiek en tegencultuur
Dichter bij huis kunnen we het nummer ‘Ewa Ja’ van SLM beschouwen als kritiek op de politiek.
`Ondanks het feit dat vele rappers vaak worden weggezet als asociaal en normloos, biedt hun muzikale cultuur net een podium voor jonge mensen om zich te uiten. Wanneer de rapper Fresku in zijn nummer Wit-lof benadrukt hoe gekleurde medemensen in Nederland de erkenning van blanke medemensen nodig hebben, is dat een vorm van straatpolitiek. Fresku geeft duidelijk kritiek op een bestaande maatschappelijke situatie. Wanneer de rapper Appie maatschappelijke ongelijkheid aanklaagt is dat eveneens een vorm van straatpolitiek. Dichter bij huis kunnen we het nummer ‘Ewa Ja’ van SLM beschouwen als kritiek op de politiek.
De hiphopcultuur draagt een belangrijk maatschappijkritisch element in zich en omdat deze hiphopcultuur van onderuit groeide omvat ze een zekere authenticiteit. Het bewaken van deze authenticiteit is net omwille van de link met de straat en het politieke ongenoegen zeer belangrijk. Jongeren die hier geboren zijn en er dagelijks op worden gewezen dat zij slechts op een voorwaardelijke manier deel uitmaken van onze maatschappij vinden geen aansluiting en zoeken lotgenoten waar ze gelijkwaardige, betekenisvolle relaties kunnen aangaan. Vanuit dit perspectief is het logisch dat authenticiteit en vertrouwen hand in hand gaan. Vandaar de grote nadruk op keeping it real in hip hop.
De counter culture gaat echter verder dan hip hop. Wereldwijd zijn er gerelateerde muziekgenres (reggae, grime, baile funk, reggaeton, …) waarin zogenaamde straatjongeren hun zeg kunnen doen. Het gaat om een tegencultuur die zich afzet tegen de dominante kaders die zeer ver af staan van de leefwereld van deze jongeren, die bepaalde wijken als probleemwijken bestempelen, die ervoor zorgen dat jongeren in deze wijken veelvuldig gecontroleerd worden, enz.
De overheid en de politie zijn hierbij geliefde doelwitten. Of beter: de machten. De uitvoerende en wetgevende macht omdat zij regels in het leven roepen die niet altijd afgestemd zijn op alle burgers in onze maatschappij. Erger nog: ze roepen regels in het leven die de bestaande ongelijkheid verder bestendigen. De politie als onderdeel van de rechterlijke macht die deze onfaire regels zonder onderscheid en/of menselijkheid toepast. De politie beroept zich immers op regels die aan bepaalde bevolkingsgroepen worden opgelegd zonder dat die bevolking inspraak heeft in deze regels. Wanneer de acties van de politie duidelijk maken hoe groot de kloof is, wekt dit ongenoegen op en volgen er anti-politie acties. Zoals Kaulingfreks schrijft: “Herrie schoppen lijkt soms de enige manier te zijn om gehoord te worden. Dat kunnen we vervelend vinden, maar politiek betekenisloos is het zeker niet.” (p.95)
**
Femke Kaulingfreks, Straatpolitiek, Boom, 2017, ISBN: 9789024407583