Over de rol van de Amazigh in de Eerste Wereldoorlog

Met Vertel het iemand schreef auteur en juriste Rachida Lamrabet een ambitieus boek. Het is een politiek boek over de Eerste Wereldoorlog, waarin ook Marokkaanse en andere Noord-Afrikaanse soldaten mee streden aan de kant van de Fransen – een deel van de geschiedenis dat altijd al onderbelicht is gebleven.

Foto: © Sarah Wagemans

Rachida Lamrabet presenteerde op 27 september in de Arenbergschouwburg haar nieuwe boek Vertel het iemand. Het was een memorabele avond.

Rachida Lamrabet kennen we als een schrijfster die in romans en korte verhalen de verlorenheid beschrijft van jonge mensen met een migratieachtergrond in België. In 2006 won ze de Kif Kif literatuurprijs ‘Kleur de kunst!’ met het verhaal Mercedes 207. In 2007 debuteerde ze met  Vrouwland, waarvoor ze de debuutprijs van Boek.be won. En in 2008 won Lamrabet de BNG Nieuwe Literatuurprijs voor Een kind van God, een verhalenbundel met onder meer het hilarische verhaal Rachid.

Met Vertel het iemand is Rachida Lamrabet ambitieuzer. Het is een politiek boek over de Eerste Wereldoorlog, waarin ook Marokkaanse en andere Noord-Afrikaanse soldaten mee streden aan de kant van de Fransen – een deel van de geschiedenis dat altijd al onderbelicht is gebleven. De gruwel  van de Eerste Wereldoorlog wordt plastisch beschreven, alsook de koloniale mentaliteit, het racisme en het seksisme in het Franse leger. Goed dat het boek nog net verschijnt in de periode 2014-2018, waarin we 100 jaar WOI gedenken. In een volgende druk kan misschien wel een lijstje met vertaalde termen opgenomen worden. Ik had het raden naar termen als Zayane, yemma, askar… Zo een lijstje kan misverstanden voorkomen voor mensen die geen Tamazight spreken.

Twee hoofdfiguren zorgen voor de intrige:

Een Franse tekenaar, die Marokko rondtrekt om te tekenen en het land, op dat moment een Franse  kolonie, in kaart te brengen. Hij tekent landschappen, paleizen, tuinen, dieren, mensen, en ook een ‘zonnemeisje’.

De tweede hoofdfiguur is diens zoon, verwekt door de Franse tekenaar bij het Marokkaanse ‘zonnemeisje’, waaraan hij verslingerd was geraakt. De zoon is een slimme jongen die zelf onophoudelijk initiatief neemt om bijvoorbeeld in een moskee bij een sjeik te leren lezen en schrijven. Op een dag, wanneer hij terugkeert naar het dorp van zijn voorouders, ontdekt hij een verzwegen deel van zijn geschiedenis. Wanneer hij de ware toedracht leert over zijn afkomst, wordt hij woest en gaat hij op zoek naar zijn vader in Fès. Dat doet hem uiteindelijk in de gevangenis belanden.

Opmerkelijk is dat de beide hoofdfiguren geen naam krijgen. De tekenaar wordt ‘de Fransman’ genoemd, hij is degene die Marokko komt bekijken en bestuderen, in het kader van de koloniale overheersing. De jongen is ‘de Amazigh’, zoals er velen ingelijfd werden in het Franse leger. Niet uit overtuiging, maar om te ontsnappen aan de gevangenis. (Op de achterflap van het boek staat de zin ‘De jonge Amazigh wordt bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog naar het Franse front gestuurd’. De recensent van De Morgen meent, ik vermoed op basis van deze zin, dat de jongen ‘Amazigh’ heet. Lezers van Kif Kif weten uiteraard dat de mensen die in Vlaanderen Berbers worden genoemd, zichzelf liever Amazigh noemen, of Imazighen in het meervoud.)

Geen naam krijgen betekent volgens mij dat deze figuren staan voor een hele bevolkingsgroep. Toch is hun verhaal heel goed te volgen en zeer geloofwaardig geschetst.  Andere personages, zoals de vrienden van de jongen, de officiers in het Franse leger, en de prostituees in het veldbordeel, krijgen wel namen. Dit boek is geen psychologische roman. De kern is onthullen wat de rol van de Marokkaanse en Amazigh-soldaten in de Eerste Wereldoorlog was, en wat de omstandigheden en de sociale verhoudingen in die oorlog en in die tijd waren.

Om Noord-Afrikaanse soldaten te kunnen inlijven in het Franse leger werd een wet gestemd in het parlement. De verantwoording luidt nogal paternalistisch als volgt: “We hebben het recht de hulp in te roepen van onze koloniale onderdanen. Hebben we immers niet voorspoed en vrede gebracht in onze koloniën? Hebben we hen niet verlost van epidemieën, vijandelijke invallen, terugkerende hongersnood en burgeroorlogen? Hebben we niet ons kostbaar bloed verspild om hen te behoeden voor machtige veroveraars en slavenhandelaars? (…) We hebben het recht en de plicht onze koloniën te hulp te roepen.” Dit citaat, gedateerd 16 september 1915, is opgenomen vooraan in het boek.

Op de boekpresentatie in de Arenbergschouwburg geeft Rachida Lamrabet duiding bij haar research voor dit boek. Blijkbaar was het bij het oorlogvoeren standaard om veldbordelen te voorzien voor de soldaten. Voor de Franse soldaten waren er Franse prostituees, maar voor de Marokkaanse, Algerijnse en Tunesische soldaten werden dames uit Noord-Afrika ingevoerd. Het was ondenkbaar dat een Marokkaan naar een Franse vrouw zou gaan. Het Frans nationalisme heeft onlosmakelijk ook met racisme te maken, en met het ideaal van ‘zuiverheid’. De hiërarchie onder de etnieën moet streng bewaakt worden.

Ook dat er sprake was van alledaags racisme was evident. Rashif El Kaoui en Ikram Aoulad, een acteur en een actrice met migratieachtergrond, lazen prachtig een mooi retorisch opgebouwd stuk voor over dit racisme:

“Als er vers fruit of verse groenten zijn, krijgen de Fransen de mooiste stukken en wij de gekneusde. Wij staan altijd als laatsten, en de Fransen altijd op de eerste rij wanneer er suiker wordt uitgedeeld, maar wij zijn wel steeds de eersten die het slagveld op gestuurd worden.

Eerst wij.

In drie rijen.

Dan pas zij.

In drie rijen beschermen onze lichamen hun lichamen tegen de kogels.

Wie is het waard om te sterven voor het vaderland van de Fransen? Wij.

Wie is het waard om te sterven voor het vaderland van de Fransen? Wij.

Wie is het waard om te sterven voor het vaderland van de Fransen? Wij.

Wie is het waard om te sterven voor het vaderland van de Fransen? ZIJ!”

Een boeiend aspect, waarover ik nog nooit iets had vernomen, wordt tegen het eind van het boek belicht. Onze hoofdfiguur geraakt in gesprek met één van de Algerijnse  vrouwen uit het veldbordeel, die hem een pamflet laat zien. Het is een boodschap van de Duitsers, gericht aan de moslims. Ze worden opgeroepen zich aan de kant van de Duitsers en de Ottomanen te scharen, om een heilige oorlog tegen de Fransen te voeren. Eén van zijn vrienden, A’mmar, is geobsedeerd door deze boodschap, hij voelt zich aangesproken en  verdwijnt tijdens één van de gevechten met de vijand. Vermoed wordt dat hij overgelopen is. Het doet bijwijlen denken aan de Flamenpolitik van de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. Door de Vlamingen enkele privileges te geven, hoopten ze hen te overtuigen om te collaboreren. 

Onze hoofdfiguur, die door de andere Noord-Afrikaanse vrienden wordt aangespoord om een dagboek bij te houden, vult dagelijks zijn schrift. Hij wil de ervaringen kunnen doorvertellen. Hij beschrijft genuanceerd het gedrag van verschillende officiers. Het dagboek brengt de jonge Amazigh uiteindelijk in de problemen. Onze hoofdpersoon wordt voor de krijgsraad gedaagd. 

Heeft het zin om een verhaal over gebeurtenissen die zich 100 jaar geleden voordeden nu te vertellen? Het is een haast vergeten geschiedenis, moeten we hieraan herinnerd worden? Rachida Lamrabet wijst op het feit dat veel Vlaamse politici zich irrationeel gedragen als het over de hoofddoek gaat, en dat het niet toevallig is dat islamofobie en extreem-rechts nu toenemen. Discriminatie bij het huren van woningen wordt in studies zeer precies beschreven, maar de Vlaamse politici blijven dit ontkennen of noemen racisme relatief. Onze houdingen en die van onze politici wortelen in een lange geschiedenis die meer dan honderd jaar teruggaat. Het is goed om je geschiedenis te kennen, als je aan de weg wil timmeren. Voor mij is dit boek dan ook vijf sterren waard.


Vertel het iemand, Polis, Kalmthout, 2018, 254 p.