“Ik vertel de geschiedenis van de mensen onder de bommen, niet van degene die bommen gooit”. In gesprek met Dirk Adriaensens

Als afsluiter van de reeks dialogen rond de grenzen van vrije meningsuiting nemen we opnieuw een buitenlandse casus onder de loep: geweld en verzet in Irak. Het werd een diepgaand gesprek over de gruwel van geopolitieke destructie, over de rol van media en beeldvorming daarin en over het kritisch weerwerk van NGO’s die de complexe waarheid aan het licht brengen.

Al drie decennia volgt Dirk Adriaensens de vele omwentelingen in Irak nauwlettend op. Na de Golfoorlog van 1990-1991 begeleidde hij meerdere delegaties die de internationale sancties onder de loep namen. Na de invasie van de Amerikaanse en Britse legers in 2003, was hij dan weer één van de trekkers achter het Brussells Tribunal, een volkstribunaal van academici, journalisten en activisten uit verschillende landen die elk een specifiek aspect van de invasie onderzochten. Hun bevindingen werden samengebracht op verschillende internationale conferenties.

Het BRussells Tribunal laat dan ook een zeer noodzakelijk licht laat schijnen op een bijzonder complex conflict. Dat de gevestigde media echter weinig aandacht hadden voor het werk van het Tribunaal, vindt Dirk niet verwonderlijk. “Vanaf de Bush-jaren werden kritische stemmen stelselmatig onder de mat geveegd,” stelt hij.

De invasie in Irak is tot nog toe waarschijnlijk de meest omwentelende en destructieve gebeurtenis van de eenentwintigste eeuw. Niet alleen zorgde het voor een totale ontwrichting van de samenleving in de regio, de bijhorende desinformatie rond de zogeheten ‘war on terror’ heeft ook een dagelijkse impact op de spanningen in onze eigen samenleving. De militaire acties van Westerse grootmachten worden immers gelegitimeerd door een wijdverspreide, stereotyperende beeldvorming die ‘kwaadaardige moslims’ afzet tegen ‘vrijheidminnende westerlingen’ met als gevolg dat ook moslims die hier leven argwanend bekeken en behandeld worden.

== Deze tekst is een bewerkte versie van het gesprek. Je kan het hierboven ook in zijn geheel als podcast beluisteren of in je podcastapp terugvinden bij de afleveringen van Koffie met Kif Kif. ==

Toen ik voor een hoofdstuk in mijn laatste boek de berichtgeving rond de conflicten in Irak diepgaander onderzocht, werd me als snel duidelijk hoe problematisch die was. Oorlogen zijn vandaag immers ook steeds informatieoorlogen. Onze media zullen misschien zelden bewust informatie manipuleren – hoewel dat natuurlijk ook voorkomt – maar ze laten zich wel sterk leiden door onderhuidse dynamieken die ervoor zorgen dat ze hoegenaamd geen objectieve berichtgeving brengen. Het onderzoeksrapport van Physicians for Social Responsibility vind ik op dat vlak één van de belangrijkste voorbeelden. Dat is het enige werkelijke grondige onderzoek rond de hoeveelheid doden die de invasie van 2003 heeft veroorzaakt. Het bleek om meer dan een miljoen te gaan. Dat is 5% van de toenmalige Irakese bevolking. Maar ondanks de enorme relevantie en de stevige, feitelijke argumentatie, kreeg dat rapport quasi geen media-aandacht. Hoe ga jij daar mee om, na al die jaren van activisme voor het Brussells Tribunal? Hoe zorg je ervoor dat belangrijke informatie over de conflicten in Irak ondanks het gebrek aan aandacht vanuit de grote mediakanalen toch tot bij de mensen komt?

Dat blijft altijd moeilijk. Maar gaandeweg verworven we enige autoriteit door enkele gerichte campagnes te voeren. Vooral onze campagne rond de moorden op academici is op dat vlak van belang. Dat was een campagne waarbij we concrete feitelijke cijfers verzamelden rond de jacht op Iraakse academici door de VS. In de media was daar bijzonder weinig commotie rond. Als er al een klein beetje aandacht voor was, werd het voorgesteld alsof men op jacht was naar wetenschappers die zouden meegewerkt hebben aan nucleaire testen. Dat bleek echter niet werkelijk het geval te zijn. We merkten daarentegen wel dat mensen uit de hogere universitaire posities vermoord werden evenals onderzoekers uit de humane wetenschappen zoals sociologen en geschiedkundigen.

In een stad als Bagdad bleek dat 75% van de leerkrachten, het verplegend personeel, de dokters, enz. ofwel vermoord ofwel gevlucht waren. Dat zijn ongelooflijke statistieken. We vonden het dan ook nodig om te bestuderen welke politiek daarachter zat en kwamen tot de volgende vaststelling: als je de middenklasse terroriseert en in ballingschap drijft, dan kan je onmogelijk een maatschappij terug opbouwen.

De eerste teksten die erover verschenen waren van Peter Maass en Max Fuller. Ze bespraken hoe de VS in Irak doodseskaders opzette en hoe ze daarvoor gebruik maakten van mensen die verantwoordelijk waren geweest voor de etnische zuiveringen in El-Salvador in de jaren 1980. Project censored, dat jaarlijks een lijst publiceert van de meest belangwekkende artikelen die ondanks hun uitzonderlijk nieuwswaardige inhoud toch te weinig aandacht kregen in de pers, nomineerde één van die artikels. De grote mediakanalen negeerden het dus grotendeels, maar het Brussells Tribunal ging er wel verder op studeren. Via onze contacten en ooggetuigenverslagen kregen we meer informatie over de gruwelen die de bezetter uitvoerde door middel van zijn milities. Maar op dat moment waren nog niet al onze contacten gevlucht. Ondertussen zitten ze allemaal in Europa, de VS of de Arabische landen. Jammer genoeg komt er daardoor nog weinig echt nieuws tot ons.

Heeft jullie werk ook echt nut gehad? Jullie brachten veel cijfers naar buiten maar wat is de reële impact van dat soort onderzoek? Blijft het publiceren van onderbelichte feiten in dergelijke urgente situaties niet ‘te braaf’? Beleidsmakers zeggen immers wel dat ze een kritisch middenveld willen, maar wanneer dat middenveld haar kritische bevindingen op een serene manier naar buiten brengt, dan wordt dat sterk genegeerd – en ondertussen wakkeren ze het onrecht verder aan.

Ik denk toch dat onze cijfers en onderzoeken ongelooflijk belangrijk waren. We bereiken misschien niet de grote massa, maar we bereiken wel de verantwoordelijken van de grote vredesbewegingen. Toen de VS binnenviel in Joegoslavië was er geen solidariteitsbeweging, waren er geen betogingen – of slechts heel kleine groepjes. Maar gedurende de sancties in Irak in de jaren 1990 waren er verschillende groepen die over de nefaste invloed van die sancties berichtten. Dat heeft ervoor gezorgd dat de betoging in 2002 en 2003 tegen de oorlog zo massaal waren. Men wist immers wat er gebeurde en dat zou niet het geval geweest zijn zonder ons werk.

Of laat ik onze internationale conferenties als voorbeeld nemen. In 2011 waren voormalige hoofden van universiteiten uit grote steden als Mosul en Basra op zo’n conferentie aanwezig samen met een hele groep academici. Dergelijke figuren vertrouwen ons omdat ze weten dat we geen politieke kant kiezen maar louter Irak willen helpen. Die conferentie gebeurde in samenwerking met de UGent en als gevolg daarvan ondertekenden verschillende rectoren uit Vlaamse universiteiten de conferentietekst. Hetzelfde gebeurde in andere landen, zoals in Spanje, waar alle rectoren van alle universiteiten ondertekenden. Het zijn kleine acties, maar toch, als er niets gebeurt, kan je geen antwoorden formuleren op foutieve besluiten en kan je geen kritiek leveren op opiniemakers en politici die onzin uitkramen en de werkelijkheid verdraaien.

Alle beetjes helpen natuurlijk, maar is het gevaar van een soort ‘activisme-burn-out’ op dat vlak niet heel groot? De problematische beeldvorming, die het aandeel van westerse grootmachten in dergelijke conflicten zo veel mogelijk tracht te verhullen, is immers zo sterk dat je constant moet vechten tegen de bierkaai.

Dat gevaar bestaat inderdaad. Maar je mag nooit alleen vechten voor rechtvaardigheid.

Het Brussells Tribunal wordt getrokken door zeer gemotiveerde mensen. Wij hebben het grootste netwerk ter wereld wat activisme rond Irak betreft en we blijven in contact via verschillende discussiegroepen. Dat is in zekere zin veilig. Want als je alleen vecht, ben je kwetsbaar.

Daarnaast is het ook eenvoudigweg geen optie om passief te blijven als je weet wat er gebeurt. Ofwel word je cynisch – wat het slechtste gevoel is dat je kan hebben – ofwel kom je in actie. Wanneer één of andere rechtse stem weer eens nonsens schrijft over moslims in het Midden-Oosten, dan wordt ik kwaad en kruip ik in mijn pen. Dan schrijf ik een tekst voor De Wereld Morgen in de hoop dat iemand het daar leest – en het wordt ook gelezen. Dikwijls door een paar duizend mensen.

Hoe kunnen mensen trouwens leren om, doorheen alle desinformatie, een onderscheid te maken tussen échte, reële info, propaganda en conspiracy theories? Hoe kunnen mensen bijvoorbeeld zeker zijn dat de informatie in jouw artikel rond de conflicten in Irak, meer waarde heeft dan een artikel in, pakweg, De Standaard?

Dat is niet gemakkelijk. En ik kan ook niet zeggen dat ik neutraal ben. Neutraliteit bestaat trouwens niet. De waarde van de bronnen en auteurs die ik zelf gebruik heb ik dan ook gaandeweg ontdekt.

Maar van belang is vooral dat ik de geschiedenis van de mensen onder de bommen probeer te vertellen niet van degene die de bommen gooit. Kranten als De Standaard vertellen de geschiedenis van diegene die de bommen gooit.

Wanneer je dat perspectief inneemt, bekijk je het conflict in Irak natuurlijk met een heel andere blik. Wat veelal wordt afgedaan als een onbegrijpelijke sektarische burgeroorlog, wordt dan plots een verzetsoorlog die in totale chaos ontaarde toen de buitenlandse bezetters een machtsvacuüm creëerden. Het is echter pas wanneer je vanuit die optiek naar het geheel kijkt, dat je ook heel andere elementen te zien krijgt, zoals de verschillende vormen van geweldloos verzet waar we in België niets over te horen krijgen.

Dat is zo. Ik kan bijvoorbeeld verwijzen naar het Iraaks Sociaal Forum en het Iraqi Civil Society initiative. Dat zijn totaal geweldloze organisaties. En daarnaast zijn er natuurlijk ook de massale vreedzame betogingen, zoals begin 2013 in Hawidja. Die zijn trouwens van groot belang om te begrijpen wat er zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld. De regering Maliki droeg immers op om ze gewelddadig neer te slaan. Het leger schoot de vreedzame betogers neer, met 150 doden tot gevolg. En toen kwamen er plots mannen in zwarte uniformen om de betogers te beschermen…

Aanhangers van Daesh...

Inderdaad. Als je de chronologie van de feiten bekijkt, dan moet je dus ook durven toegeven dat het logisch is dat mensen misschien niet meteen beseften wat er gebeurde. Hoe konden ze weten dat degenen die hen in eerste instantie beschermden daarna hun onderdrukkers zouden worden? In het begin werd IS in Mosul dan ook verwelkomd. De mensen wilden af van de verdelende politiek, de checkpoints, de vernederingen en de folteringen die door de Iraakse veiligheidsdiensten werden uitgevoerd. Eerst dacht men dat IS in Irak anders ging zijn dan IS in Syrië. Maar dat heeft niet lang geduurd. Als snel kwamen ze tot het besef dat ze belazerd werden.

De gewone burgers zaten dus tussen hamer en aambeeld. Tussen de regering Maliki aan de ene kant en IS aan de andere kant.

Zo wordt nog maar eens duidelijk wat voor een warboel dergelijke conflicten steeds zijn. Alleen, ook dat eenvoudige feit wordt in de gangbare beeldvorming vaak genegeerd. In plaats van de complexiteit van het kluwen te schetsen en aan te geven dat men het op sommige vlakken ook niet altijd even goed weet, zoeken onze media vaak hun toevlucht tot een vereenvoudigd frame en een gemakkelijk verkoopbaar verhaal. Al vele jaren omschrijft men de situatie als een permanente strijd van één kamp tegen een ander en negeert men alle omwentelingen die niet in dat frame passen, zoals het feit er na de invasie heel wat spontane vormen van democratisch bestuur ontstonden en dat mensen in stedelijke context hun eigen verkiezingen organiseerden.

In 1997 schreven de neocons nog zelf dat ze het land niet wensten in te nemen omdat de kans dan groot zou zijn dat allerhande warlords de macht zouden overnemen. Maar wat doen ze wanneer ze het land in 2003 uiteindelijk toch binnenvallen? Ze ontbinden het leger, de politie en alle veiligheidsdiensten. Zo ontstond er totale chaos.

De enige plek waar nog enige organisatie was, waren de moskeeën. Daar had men nog elektriciteit via generatoren, daar werden medicijnen samengebracht, enz. En daar ontstond bijgevolg ook het georganiseerde verzet, want de mensen pikten niet wat hen overkomen was. Niet dat het allemaal islamisten waren. Integendeel. In de eerste plaats voelden ze zich Irakees en wilden ze zich verzetten tegen het innemen van hun land.

Op zich is het trouwens ongelooflijk hoe rustig dat verzet zich organiseerde. Hoewel alle veiligheidsdiensten ontbonden waren, ontstond er toch een vorm van zelforganisatie, waarbij mensen hun eigen leiders verkozen. Dat schoot natuurlijk in het verkeerde keelgat bij de VS, want zij wilden de chaos zo veel mogelijk laten bestaan als een vorm van verdeel-en-heers.

Dat zie je trouwens ook goed in het huidige sektarische geweld. Bij de eerste aanval op Falluhjah in 2004 kwamen sjiieten uit Najaf en Kerbalah dan ook spontaan hulpgoederen brengen, ook al waren de inwoners van Falluhjah hoofdzakelijk soennieten. Dat maakte voor hen niets uit. Ricardo Sanchez, de aanvoerder van de Amerikaanse troepen, zag dat met lede ogen gebeuren. “We zien dat er zich een alliantie vormt tussen de soennieten en de sjiieten,” schreef hij. En hij voegde eraan toe: “Dat moeten we zoveel mogelijk bestrijden.” Toen men de allereerste provisoire regeringen samenstelde, koos men er dan ook bewust voor mensen niet op basis van hun competenties maar wel op basis van hun sectaire affiliatie een plaats te geven. De zogezegde burgeroorlog tussen die twee fracties is dus binnengebracht door de VS.

Opnieuw is de politieke en mediatieke beeldvorming hier van groot belang. Want sommigen zullen opkijken van wat je zegt. Doordat dergelijke conflicten zelden diepgaand geanalyseerd worden en men steeds dezelfde eenzijdige, vooringenomen berichtgeving over zich heen krijgt, leven velen nu eenmaal in de veronderstelling dat soennieten en sjiieten altijd en overal met elkaar in conflict waren en zijn. Niets is echter minder waar. De verhoudingen tussen soennieten en sjiieten zijn natuurlijk complex, maar je hoeft niet veel van de geschiedenis en de structuur van de islam te weten om te beseffen dat in tal van regio’s en perioden het vooral een kwestie was van vredevol samenleven. Dat geldt eveneens voor het samenleven met heel wat andere religieuze overtuigingen. Hoe zat het op dat vlak trouwens in Irak?

Ik krijg soms bijna tranen in mijn ogen wanneer Iraki’s me vertellen dat ze vroeger naar alle feesten van hun buren gingen, of dat nu joden, christenen of moslims waren. In Irak was er nu eenmaal een enorme religieuze diversiteit. De oudste christelijke strekkingen vond je er nog naast yezidi’s en zelfs mandeeërs, de volgelingen van Johannes de Doper. Natuurlijk zijn er doorheen de geschiedenis soms ook wreedheden gebeurt, maar op zijn minst kan je vaststellen dat dergelijke groepen tot nu toe allemaal overleefd hadden. Gelijkaardige groepen zijn bij ons in Europa allemaal uitgeroeid.

De aberraties van Saddam’s regime wil ik op geen enkele manier goedpraten, maar zelfs onder Saddam werd christelijk erfgoed onderhouden met staatsgeld. En Saddam ging heel drastisch om met religieus extremisme. De fundamentalistische elementen in zijn land werden net gesteund door de VS. Dat gebeurt nu trouwens nog steeds. Nu eens steunt men bepaalde extremistische groepen, dan weer milities van de regering, zolang men zich maar van de grondstoffen in sommige regio’s kan verzekeren. Uiteindelijk maakt het voor de regering van de VS dan ook weinig uit of er een dictatuur is in Irak of een zogezegde democratie, zolang ze maar de touwtjes van hun poppetjes in handen houden.

Hoe zal het in de toekomst dan verder gaan met Irak?

Tsja… de meeste intelligentsia zijn het land uit. Maar iets van de spirit van de Iraki’s blijft wel hangen. Dat zie je aan de grote protestbewegingen. Je hoort er hier weinig over, maar ik put er veel hoop uit. Hun slogans zijn fantastisch. Ze betogen tegen de hypocriete religieuze elite, tegen inmenging van de VS, tegen inmenging van Israël én tegen inmenging van Iran. Maar tegelijkertijd betogen ze ook voor een pluralistische maatschappij, voor vrouwenrechten, enz. Ik ga er dus vanuit dat de meerderheid van de Irakezen nog steeds verstandig genoeg is om hun samenleving te kunnen opbouwen.

Amr Musa, de voorzitter van de Arabische liga, heeft in 2003 voor de invasie van Irak gezegd: “een invasie in Irak zal de poorten van de hel openen.” Dat is ook gebeurt. Maar ondanks alles blijft er hoop. Want als er geen hoop meer is, dan stop je met alles. Dus zolang er actie is, is er hoop en zolang er hoop is, komt er actie.

 

**

== Deze tekst is een bewerkte versie van het gesprek. Je kan het hieronder ook in zijn geheel als podcast beluisteren of in je podcastapp terugvinden bij de afleveringen van Koffie met Kif Kif. ==