Mag ik commentaar geven op Beroepen zonder grenzen (of K3)?

Als er kritiek wordt gegeven door iemand die gepercipieerd wordt als "de andere", wordt dat niet zelden onthaald als ongewenst commentaar op "onze Westerse samenleving". En die ongezonde dynamiek is niet zonder gevolgen.

Misschien is de juiste vraag eerder: worden we gezien als buitenstaanders?

 

Ik ben een onverbeterlijke cinefiel, ik kan me niet herinneren dat ik ooit anders ben geweest. Als kind spendeerde ik hele zondagen voor de televisie om film achter film te kijken en droomde ik ervan filmmaker te worden. Mijn genre: sci-fi actiefilms. Als tiener werkte ik mee aan de universitaire cineclub en in precaire omstandigheden hielp ik met de programmatie en projectie van films, meestal klassiekers, wat natuurlijk diende als een soort informele filmopleiding. Het waren oude toestellen en de pellicule was niet zelden beschadigd, maar sommige van mijn mooiste herinneringen speelden zich af in en rond de filmzaal van de unief: anekdotes vol ware vriendschap en surreële gebeurtenissen. Mijn eigen versie van Cinema Paradiso.

Onlangs zapte ik toevallig naar het één-programma Beroepen zonder grenzen. “Vier collega's oefenen een week lang hun job uit in een compleet nieuwe omgeving”, volgens de beschrijving. De aflevering ging over Belgische “cinema-medewerkers”, ergens in ruraal India. Na verhalen die ik gehoord had van een vriendin die regelmatig Indiase dorpen moet bezoeken - verhalen over hoe anders de ervaring van een filmbezoek verloopt in die context - was ik enorm benieuwd. Het is tenslotte een andere filmtraditie, met een totaal andere filmetiquette en -verwachtingen en daar wilde ik meer over weten.

Met zo’n boeiend vertrekpunt maakte ik me klaar voor heel interessante televisie, maar na een aantal minuten moest ik wegzappen. Sommige van de “cinema-medewerkers” voelden namelijk een onhoudbare drang om vanuit hun superieure moderniteit commentaar te geven over hoe achterlijk alles was. Het was me na een paar minuten duidelijk dat ik die realiteit niet wilde leren kennen door de ogen van mensen met zo’n koloniale houding, hoewel hun flauwe humor waarschijnlijk vooral beïnvloed werd door de aanwezigheid van de camera’s. Er werd respectloos gesproken over het beroep: het accent werd herhaaldelijk gelegd op hoe oud en versleten alles was, hoe superieur het materiaal was waar ze gewend waren om mee te werken, de scherpe projecties van bij ons tegenover alle zichtbare fouten en nonchalances van die “compleet nieuwe omgeving”. Het kan zijn dat de rest van het programma waardevol was, maar ik had er onmiddellijk genoeg van.

Dit zou ik later vertellen aan een vriend. Ik vond het vrij onaanvaardbaar dat iemand zo arrogant was dat hij, net aangekomen in een nieuwe context, niks anders deed dan bekritiseren en met dedain kijken naar de andere. Hij vroeg me na een initiële aarzeling: “Maar is dat niet wat je zelf doet?”

Dat was confronterend. Meermaals had ik vergelijkbare dingen gehoord, want ondanks mijn pogingen om de goede dingen die bij ons gebeuren te steunen, wat bij de meeste mensen blijft hangen is dat ik “té negatief” zou zijn. Is dat effectief zo? Kijk ik neer op mijn tweede vaderland? Is mijn houding tegenover België die van een koloniale superioriteit? Mijn kritiek vertrekt zeker vanuit een andere logica en een ander perspectief, maar vanuit een superioriteit? Alleszins een heel prikkelende gedachte.

De juiste vraag

Dagen later zou ik een vergelijkbare situatie zien ontstaan op een Facebook-wall. Een vriendin gaf commentaar over de bekritiseerbare aspecten van het K3-fenomeen. Dat het over een erotisering gaat met oog op winst, een kritiek die ik duizend keer gehoord heb, geformuleerd door feministen uit welke context ook, want ook in Venezuela bestaat het dubbelzinnig fenomeen van de kortgerokte, vrouwelijke kinderentertainer. Maar deze keer had de feministe van dienst een hoofddoek aan op haar profielfoto.

Iemand reageerde kwaad. “Het is toch ALTIJD iets he?,” schreef hij, “Ik vraag mij af waar jullie het lef halen om op zowat ALLES commentaar te hebben in onze westerse samenleving.” En dat was maar het begin van zijn tirade, die voorspelbaar genoeg eindigde met een uitnodiging om terug te keren naar ‘eigen land’.

Ik moest natuurlijk denken aan mijn eigen ervaring met al dat commentaar geven over “onze Westerse samenleving”. Was wat zowel de gesluierde feministe als ik gedaan hadden een symptoom van een koloniale mentaliteit? Was dat superieure arrogantie?

Misschien is de juiste vraag eerder: worden we gezien als buitenstaanders? Worden we gezien als mensen die “net aangekomen in een nieuwe context niks anders doen dan alles bekritiseren en met dedain kijken naar de andere”?

De verwijzing naar “onze Westerse samenleving” van de hater maakt duidelijk van wel. Het is vanzelfsprekend dat een kritiek van ‘een moslim’ (want de zure reactie had het onmiddellijk over “jullie”) gezien wordt als commentaar van een buitenstaander. En het zou me niet verbazen als mijn kritiek ook op die manier wordt gepercipieerd. Want dat is de heersende visie waarin België nog altijd een ‘gastland’ is voor mensen die hier al generaties lang geboren zijn of al jarenlang hier verblijven. En als je in een gastland bent hoor je nederig, dankbaar en gehoorzaam te zijn. Wat geen enkel van ‘ons’ doet, uiteraard.Het paradoxale blijft uiteraard dat noch ik noch mijn vriendin kritiek gaven op anderen: we geven niks anders dan kritiek op onze eigen samenleving. In tegenstelling tot de cinema-medewerkers uit Beroepen zonder grenzen, duidelijke bezoekers in een gastland die mondig en spottend kritiek gaven op alles rondom hen.

Traag vooruit

Een van de gevolgen van deze ongezonde dynamiek is wat onlangs aangekaart werd door Mariam El Maslouhi in een boeiend reportage van nrc.nl. Over de recentelijke evoluties in de Zwarte Piet-kwestie zei El Maslouhi: “Toen Quinsy Gario het riep, toen Anousha zat te huilen op de televisie – maakt allemaal niet uit. Het wordt pas gehoord als witte Sunny Bergman het vertelt.” Zij het omwille van huidskleur, familienaam, geboorteland, accent, religie, noem maar op… de kritiek van de andere wordt onmiddellijk afgedaan als de visie van een buitenstaander en het is pas als iemand die erkend wordt als “één van ons” iets zegt dat er rekening mee gehouden wordt.

Die situatie is geen Nederlandse exclusiviteit, dat geldt ook voor België en voor de meeste discussies: niet zelden is het pas als een autochtone opiniemaker iets herhaalt dat door mensen van andere origine jarenlang wordt gezegd, dat het eindelijk ernstig wordt genomen. En ja, hoe duidelijk koloniaal en onrechtvaardig die situatie mag zijn, wat ik echt erg vind is hoe traag we gedoemd zijn om vooruit te gaan. Dit omdat we de andere niet aanvaarden als een volwaardige medeburger en zijn kritiek daarom zonder gevolgen meegenomen wordt door de digitale windhozen van het online-tijdperk.