Ik beschouw mezelf niet als een doorsnee hiphopartiest. Ik heb lang een café gehad waar ik contact had met mensen uit alle lagen van de samenleving. Ik beschouw mezelf meer als een dorpsmoeder dan als een rapper.”
Charissa Parassiadis (35) kent u waarschijnlijk beter als Slongs Dievanongs. Tijdens haar deelname aan het Eén-programma ‘In De Mix’ veroverde ze Vlaanderen met haar versie van Nicole en Hugo’s legendarische schlager ‘Goeiemorgen, Morgen’. Sindsdien is ze niet meer weg te denken uit de Vlaamse hitlijsten. In de zomer van 2013 bracht Slongs door haar wekelijkse verschijning in ‘Vlaanderen Muziekland’ zeven weken lang hiphop in de Vlaamse huiskamers. Ze is hét icoon van de recente opmars van Nederlandstalige hiphop van eigen bodem. “Voor ik met Sony aan tafel zat, hadden ze er nog nooit aan gedacht om met een Belgische hiphopartiest in zee te gaan.”
Je bent een van de eerste vrouwelijke rappers in België, hoe voelt het om een pionier te zijn?
Charisa Parassiadis: “Dat voelt een beetje raar aan. Ik had niet verwacht dat ik ooit ging doorbreken. Ik zou niet durven zeggen dat ik een pionier ben. Veel vrouwelijke rappers zijn al veel langer bezig dan mij, maar het doet wel deugd om mee hiphop meer mainstream te kunnen maken. Vorig jaar heb ik ook een Vlaamse Rap Award gewonnen en het is wel fijn om die erkenning te krijgen.”
In welke mate heeft je deelname aan ‘In De Mix’ je carrière gehad beïnvloed?
Parassiadis: “Daar is alles begonnen. Het grappige is dat ze mij niet eens hadden gecontacteerd. Toen ze aan het scouten waren, werd er een filmpje gemaakt van Halve Neuro en de rest van de crew. Ik heb dan mijn stoute schoenen aangetrokken en gevraagd of er al een vrouwelijke rapper meedeed in het programma. Toen ik ontdekte dat dat niet het geval was heb ik mezelf kandidaat gesteld. De programmamakers waren meteen overtuigd. Ik ben heel sociaal ingesteld en dat kwam goed over op televisie. Daarnaast had ik het geluk om met Nicole en Hugo te mogen werken. VRT en MNM waren heel enthousiast over mijn versie van ‘Goeiemorgen, Morgen’ en zo is mijn avontuur gestart. Ik vind het wel jammer dat het format, dat overgenomen is van Nederland, in België niet echt aansloeg. Je zag dat die jonge rappers soms niet goed wisten wat ze moesten doen en er was ook geen goede begeleiding. Met een jonger productiehuis ging het programma er volgens mij helemaal anders uitgezien hebben. Desondanks die factoren is het voor mij natuurlijk de start geweest van een heel mooi verhaal. ‘Goeiemorgend, Goeiendag’ werd meteen opgepikt door MNM. Daarna volgden de interviews en de rest is geschiedenis.“
Heeft het programma zijn impact gemist?
Parassiadis: “Ja. Volgens mij moest de focus van het programma meer op de rappers liggen. Nu ging het vooral over Bart Kaëll en Paul Severs, terwijl televisiekijkend Vlaanderen die artiesten al door en door kent. Vlaamse hiphop heeft niet veel baat gehad bij ‘In De Mix’ en ik denk dat sommige rappers hun deelname al betreuren. Voor mij is dat een heel ander verhaal. Ik beschouw mezelf ook niet als een doorsnee hiphopartiest. Ik heb lang een café gehad waar ik contact had met mensen uit alle lagen van de samenleving. Ik beschouw mezelf meer als een dorpsmoeder dan als een rapper.”
Je bent in korte tijd uitgegroeid tot hét icoon van Vlaamse hiphop. Hoe ga je om met die status?
Parassiadis: “Er zijn veel betere rappers dan mij, dus ik eis die status zeker niet op. Hun nummers worden gewoon niet gespeeld omdat ze rappen over maatschappelijke problemen en mensen doen nadenken. Daar zijn radiozenders niet naar op zoek.”
In je single ‘Lacht Nor Mij’ rap je ook over maatschappelijke problemen en dat nummer kreeg wel airplay. Hoe verklaar je dat?
Parassiadis: “Dat is heel simpel te verklaren. Door een commerciële toets te geven aan zo’n nummer kan je het wel op de radio krijgen. Ik word daar ook heel vaak op afgestraft. Mensen die niet vertrouwd zijn met hiphop zullen zeggen: ‘Ah, dat is goeie hiphop’ maar veel trouwe hiphopfans zullen een nummer zoals ‘Lacht Nor Mij’ maar niks vinden. Ik trek mij daar eigenlijk niks van aan. Ik weet dat ook Safi & Spreej om diezelfde reden soms kritiek krijgen vanuit de scene, maar zo raken we niet vooruit.”
Sinds enkele jaren krijgt Nederlandstalige hiphop in Vlaanderen meer erkenning. Waarom denk je dat het zo lang geduurd heeft?
Parassiadis: “Dat is iets waar ik vaak over nadenk. In tegenstelling tot vroeger zie je dat rappers nu echt nummers maken met een refrein en professioneler te werk gaan. Iets waar Nederlandse rappers al veel langer mee bezig zijn. Hiphop is niet alleen rijmen. Er moet muzikaliteit zijn. Het is noodzakelijk dat we iets commerciëler denken om Vlaamse hiphop op de radio te krijgen. ’t Hof Van Commerce is daar een goed voorbeeld van. Vijftien jaar geleden was er ook een periode dat Nederlandstalige hiphop echt aan het boomen was, maar het enige wat daar van overgebleven is, is ‘t Hof Van Commerce. De steun van een grote platenfirma is ook cruciaal. Als Sony ‘Lacht Nor Mij’ niks had gevonden, was alles anders gelopen. Radiostations selecteren hun keuzes grotendeels op basis van wat platenfirma’s hen aanbieden. Als je niet getekend bent is het heel moeilijk om airplay te krijgen. MNM is een ander verhaal. De mensen van ‘Urbanice’ gaan echt op onderzoek en bieden veel kansen aan Vlaamse hiphopartiesten. Het is het enige nationale radioprogramma dat een platform biedt aan raptalent van eigen bodem. Dat is heel belangrijk. Ik denk dat zij er zeker aan hebben bijgedragen dat Vlaamse rappers tegenwoordig meer erkenning krijgen.”
De Standaard pakte in 2012 uit met een artikel waarin stond vermeld dat Vlaamse hiphop niet goed genoeg was om airplay te krijgen op Vlaamse radiozenders. Is de opmars een reactie op dat artikel?
Parassiadis: “Dat artikel werd door velen aanzien als een diss. Bij veel Vlaamse rappers heeft dat voor extra motivatie gezorgd. Soms heb je een uitdaging nodig om op een hoger niveau te geraken. Het feit dat Top Notch in België artiesten komt halen bevestigt dat er tegenwoordig meer kwaliteit aanwezig is.”
Je was samen met Niels Destadsbader ook het gezicht van Ketnet’s ‘Move Tegen Pesten’. Denk je dat een hiphopartieste vijf jaar geleden die kans zou hebben gekregen?
Parassiadis: “Tenzij die hiphopartieste Laura Lynn heette, denk ik niet dat dat toen mogelijk was. Dat is een hele vooruitgang. Ik bewonder Ketnet voor het feit dat ze zo’n risico durfden nemen want ik ben er zeker van dat er kritiek zal op gekomen zijn. Het toont ook aan dat hiphop goed in de markt ligt bij jongeren. Ik hoop dat het een eerste stap is om hiphop naar het mainstream publiek te brengen.”
Zal die opmars zich verderzetten in de toekomst?
Parassiadis: “Ik denk het wel. Nederlandstalige hiphop is nu gevestigd. Het genre leeft bij de Vlaamse jeugd. Veel jongeren vinden het leuk om in hun eigen taal te rappen en om die taal verder te ontdekken. Er zijn ook veel meer goeie rappers dan vroeger. Ik denk niet dat het een hype is maar iets wat alleen maar sterker zal worden.”
Met je hitsingle ‘Lacht Nor Mij’ heb je 16 weken op nummer 1 gestaan. Wat doet dat met een mens?
Parassiadis: “Dat is heel surrealistisch. Iedereen leek meteen weg te zijn van dat nummer. Ik stuurde het naar mijn producer Hans Francken en de week erna hebben we het opgenomen. Sony sprong ook meteen mee op de kar en voor ik het wist stond ‘Lacht Nor Mij’ op nummer 1. Daarna volgde de Radio 2 Zomerhit voor Beste Ambiance. Het leek maar niet te stoppen. Ik ben geen competitief persoon maar het geeft wel voldoening om die erkenning te krijgen. Tijdens ‘Vlaanderen Muziekland’ stond ik tussen veelal artiesten die al langer dan 20 jaar meedraaien. Het voelde heel goed aan om kennis te maken met dat Vlaamse muzieklandschap.”
De eerste stappen zijn inmiddels gezet. Hoe denk je dat Vlaamse hiphop verder kan opgenomen worden in de mainstream?
Parassiadis: “Ik denk dat platenfirma’s meer oog moeten hebben voor lokaal hiphoptalent. Voor ik tekende bij Sony, zat er geen enkele Vlaamse hiphopartiest bij het label. Ze moeten hun team verjongen en contact houden met mensen die vertrouwd zijn met de underground scene. Vlaamse rappers moeten op hun beurt meer in nummers denken en niet enkel rijmen op een beat. Ze moeten een afgewerkt product afleveren waar een verhaal in zit. De producers waar ze mee werken moeten meer doen dan enkel beats maken. Ze moeten de rappers ook helpen bij de structuur van hun nummers. Melodieën in liedjes zijn ook heel belangrijk. Dat is Safi & Spreej hun sterke punt en je ziet ook dat het werkt. Hiphop gaat over meer dan enkel rappen. Je moet durven experimenteren. Rappers hebben vaak schrik van het woord commercieel maar dat is helemaal niet nodig. Commerciële muziek is gewoon muziek die verkoopt. Het is niet langer alsof je je ziel verkoopt, die tijd is al lang voorbij.”
<<<<< Aäron Vanmaele is vrijwilliger bij Kif Kif en studeert Journalistiek aan de Arteveldehogeschool in Gent. Dit interview met Slongs Dievanongs maakt deel uit van zijn bachelorproef over de opmars van Nederlandstalige hiphop in België. >>>>>