Dat Rudi Vranckx geen onderzoeksjournalist is, was al duidelijk. Maar de manier waarop hij met de motieven van de oorlog omgaat, is een aanfluiting van de journalistiek zelf
Tot de te waarderen kanten van de reportages van Rudi Vranckx en zijn team behoort het kritisch doorprikken van propaganda. Dat is prima, maar het werkt helaas maar in één richting…
In De Revolutieroute zie je kinderen in Syrië slogans scanderen, pro-Assad. Even verandert de focus van de camera, en je merkt dat er midden in het groepje een jongeman staat die als gangmaker optreedt. En meteen weet je: dit is allemaal georkestreerd, een ingeoefend stukje propaganda van het regime.
Uitgebreider nog is het vermakelijke schouwspel waarin Vranckx en zijn team ontvangen worden in een Syrische kliniek, door een hoge piet van het leger nog wel. Ook hier een zorgvuldig geregisseerd PR-nummertje, nu met een zichtbaar misnoegde Vranckx die nauwelijks de kans krijgt een kritische vraag te stellen. Als hem dat eindelijk lukt, krijgt hij een ontwijkend en manipulatief antwoord van de militaire hoogwaardigheidsbekleder. Een mooi stukje kritische televisie. En eerder al had Vranckx zich kritisch uitgelaten over de Iraanse propaganda i.v.m. Syrië.
Onkritisch
Dat is allemaal prima, het probleem is alleen dat de kritische zin ongelijk verdeeld wordt over de partijen in de conflicten. Als het gaat om de Westerse landen, werkt hij niet. Een kras voorbeeld is de manier waarop in De Revolutieroute 3 het NAVO-ingrijpen in Libië gebracht wordt, zonder enige kritische vraag, zonder zelfs maar aan te geven dat er een probleem was met de VN-resolutie 730 over Libië en de manier waarop de NAVO daar misbruik van gemaakt heeft.
Onder het voorwendsel dat de burgerbevolking moest worden beschermd interpreteerde de NAVO het instellen van een no-flyzone en het nemen van gepaste maatregelen voor die bescherming als een permissie om vanuit de lucht een oorlog te voeren tegen het Libische leger. “In feite werd de NAVO zo tot de luchtmacht van de Overgangsraad. [d.i. de voorlopige regering van de rebellen] (…) De NAVO overschreed daarmee zonder twijfel het mandaat van de Veiligheidsraad, maar beantwoordde aan de verwachtingen niet alleen van de rebellen, maar ook van talrijke Arabische staten en vermoedelijk van het overwegende deel van de Arabische publieke opinie.” Dat schrijft Volker Perthes, directeur van een invloedrijke stichting voor wetenschap en politiek in Berlijn. (1) De stemmingmakerij van Qatar’s propagandazender Al-Jazeera speelde daarbij geen geringe rol: “Daarbij was de ondersteuning van Al-Jazeera (…) belangrijker dan de vraag of Rusland en China de aanvallen veroordeelden,” noteert Perthes.
De manier waarop het argument ‘bescherming van de burgerbevolking’ misbruikt werd om met een buitenlandse militaire ingreep een ‘regime change’ te forceren ligt, zoals bekend, aan de basis van de problemen met een ingreep in Syrië. Rusland en China willen zich geen tweede keer laten beetnemen.
Het redden van de burgerbevolking werd ook partijdig en gewild kortzichtig geïnterpreteerd: alleen het redden van burgers voor het geweld van de regeringstroepen werd bekeken, het voorspelbare geweld van rebellen op burgers of overwonnen troepen maakte geen deel uit van de rekening. In feite werd niet de burgerbevolking beschermd, maar een andere categorie van de bevolking overgeleverd aan oorlogsgeweld, wraakzucht, repressie, foltering en executie. Ook dat is een somber voorteken voor Syrië: als het terecht ‘onmenselijk’ genoemde regime-Assad valt, is het maar de vraag met welke ‘menselijkheid’ alawieten, christenen, sympathisanten van Assad… door de rebellen zullen worden behandeld.
‘Humanitaire’ interventies
Een fundament van de wereldvrede, vastgelegd in het charter van de Verenigde Naties, is het principe dat landen zich niet mengen in de binnenlandse aangelegenheden van een ander land. Maar dat correcte en noodzakelijke uitgangspunt is uitgehold door de theorie van de zogenaamde humanitaire interventie, gereïncarneerd als R2P, Responsibility To Protect.
Die theorieën willen dat landen wel kunnen – nee MOETEN – ingrijpen in andere landen als de mensenrechten daar worden geschonden en bijvoorbeeld de burgerbevolking bedreigd wordt met geweld. Zo’n bedreiging is makkelijk te vinden of te verzinnen, en daardoor zou met dat uitgangspunt het recht op zijn kop gezet worden en zou het hek van de dam geraken: ‘dat zou leiden tot de oorlog van allen tegen allen, of tot de heerschappij over de wereld door één enkel land’, zoals Jean Bricmont helder resumeert. (2)
Oorlogen worden zelden gevoerd om de redenen die officieel worden aangegeven. De officiële redenen dienen om de oorlog ‘te verkopen’. Achter de verkooppraatjes schuilen de werkelijke bedoelingen en de echte belangen. Een ernstig te nemen oorlogsjournalistiek moet zich juist daarop richten. Dan is zij meteen ook vredesjournalistiek. Pas als je de ware aard van conflicten kan zien, is het ook mogelijk te zien hoe ze zouden kunnen worden vermeden of opgelost, en hoe geweld en escalatie van geweld kunnen worden voorkomen, of althans afgeremd. En pas als je de werkelijke motieven kent, is het mogelijk om een ethisch oordeel uit te spreken.
Dat Rudi Vranckx geen onderzoeksjournalist is, was al duidelijk. Maar de manier waarop hij met de motieven van de oorlog omgaat, is een aanfluiting van de journalistiek zelf. Hij bezoekt een Libisch petroleumbedrijf, en vraagt daar: “Soms wordt gezegd dat Frankrijk, Groot-Brittannië en zelfs België – dat wij Libië beschermden of hielpen omwille van de olie…” De petromeneren ontkennen dat, neenee, dat is niet de reden. “Waarom hielpen ze Libië dan?” “Uit menslievendheid! (…) De reden was niet zakelijk, maar humanitair.(…) Het ging niet om de olie, het ging om de mensen.”
Ik dacht: dit is een grapje, Vranckx wil laten zien hoe die petrobusiness denkt en dadelijk gaat hij het hebben over de werkelijke rol van de olie in het conflict. Maar er kwam niks meer. Moeten we aannemen dat de lieden van het petroleumbedrijf gezaghebbende, onpartijdige stemmen zijn over de internationale politiek?
De economische achtergronden (dus: baten) van de Libische oorlog kan je nalezen bij Lydie Boka: “De controle op en het veiligstellen van de Libische [olie-]productie waren dus twee essentiële punten bij de interventie van het Westen en zijn geallieerden van de Perzische Golf, te meer omdat Iran zich steeds dreigender opstelt. Frankrijk is één van de landen dat zijn voordeel gedaan heeft met deze ‘herschikking van de kaarten’ wat de Libische petroleum betreft. Het is geëvolueerd van 55.000 vaten per dag voor 2011 naar meer dan het dubbele, en zou 35% van de oliecontracten hebben binnengehaald. De Franse minister van buitenlandse zaken, Alain Juppé, verklaarde op RTL in september 2011 dat ‘de overgangsregering heel officieel gezegd heeft dat zij zich bij de reconstructie bij voorkeur zou wenden tot degenen die haar ondersteund hebben, wat me ook nogal logisch en billijk lijkt.’ Het hoofd van de Franse diplomatie voegde eraan toe: ‘Er is ons gezegd dat deze operatie in Libië veel kost, maar het is ook een investering voor de toekomst.’ Ondanks de ontkenningen her en der, is het duidelijk dat Frankrijk met de overgangsregering een win-win-relatie aangegaan is.” (3)
Voyeurisme
De oorlogsjournalistiek à la Vranckx is allerminst vredesjournalistiek. De juridische kant van de zaak interesseert hem weinig of niet, en structurele oorzaken van geweld, belangentegenstellingen, of ruimer gezegd: de geostrategische context van conflicten, die komt bij hem nauwelijks of niet aan bod.
In de plaats daarvan komt een gênant voyeurisme. Over het item (in De Revolutieroute 1) met Hosni Galli, de Tunesische jongeman die zijn zelfverbranding overleefd heeft en die verminkt en lijdend verder leeft, heet het, bij wijze van promotie: “Vanavond start De Revolutieroute van Rudi Vranckx op Canvas. Een driedelige, zeer straffe reeks over de Arabische Lente. ‘We hebben iemand gevonden die zichzelf in brand heeft gestoken en dat tóch overleefd heeft. Je moet dat zien. Ik krijg er nog altijd een krop van in de keel.’” (4)
Wat hier wordt aangekondigd is emo-tv, sensatie-tv, te vergelijken met de stoerheid waarmee kinderen op de kermis een horrorattractie durven te bekijken. Een kick: kijk eens wat ik aankan! Aan de televisiemakers dus de vraag: wat is de zin en de bedoeling van zo’n gesprek met Hosni Galli, volgens hen?
De geciteerde aankondiging van De Revolutieroute komt van de webpagina van Stubru, met als titel: 'De opstand op het Tahrirplein was als een Hollywoodfilm'. De revolutie (en bij uitbreiding oorlog en burgeroorlog) als mediaspektakel? Ja, inderdaad, De revolutieroute is een roadmovie met helden en een bestudeerde cocktail van horror en sentiment, en Vranckx is meer een acteur dan een journalist.
Onlangs publiceerde Knack een knuffelinterview dat Chris De Stoop afnam van Vranckx. Daaruit blijkt vooral hoe weinig visie die heeft op zijn vak. Het meest diepgaande waar hij toe komt is zoiets: ‘Documentaires maken op de snijlijn van journalistiek en geschiedschrijving. Iets tussen slow journalism en fact history in. Meer vanuit helikopterperspectief en minder vanuit de waan van de dag.’ (5) Dat soort wazigheden! De ingedommelde interviewer is niet in staat om te vragen: wat wil dat zeggen? Kan je dat eens uitleggen?
De emo-tv à la Vranckx is niet onschuldig. De geëtaleerde morele verontwaardiging over het geweld gaat samen met een stille acceptatie en legitimering van het verantwoord geachte geweld, dat is het geweld van de ‘goede’ kant, en dat is automatisch onze, de Belgische, de Europese, de Westerse kant… Rebellen kunnen wel eens iets verkeerds doen of te ver gaan, maar met hun strijd wordt gesympathiseerd.
Op zoveel mildheid kunnen de slechteriken in zijn ‘verhaal’ – want journalisten brengen volgens hem ‘verhalen’ – niet rekenen. Hij gaat een Libische gevangenis binnen om te tonen hoe mensen daar gefolterd werden. Kritisch terugblikken op een gevallen dictatuur is niet verkeerd, maar makkelijk, en een legitimatie achteraf voor het NAVO-optreden. Maar het zou natuurlijk relevanter, kritischer, actueler en moediger zijn om een Marokkaanse gevangenis te bezoeken. Ook Marokko heeft een autoritair regime, ook daar verdwijnen mensen, ook daar wordt gefolterd, ook daar is het recht zoek. België levert onbekommerd gevangenen uit aan dat systeem. Waarom loopt de revolutieroute niet door Marokko?
Niet objectief
Vranckx zegt dan wel: ‘ik vind dat je als onafhankelijk journalist de luis in de pels moet blijven’, maar ik merk daar niet veel van. Zelfs qua gewone, objectieve journalistiek schiet hij tekort. Het is een beetje goedkoop (en erg onvolledig) om alleen maar over de tortuur in Libië te praten, die ook al bekend was toen Kadhafi door het Westen met de rode loper onthaald werd en zijn befaamde tent in Parijs mocht opslaan. Kadhafi valt niet te herleiden tot zijn veelbesproken megalomanie, wispelturigheid en repressieve mentaliteit, en overigens zijn zijn tegenstanders ook niet afkerig van folteringen en executies. De manier waarop Vranckx de Libische oorlog verhaalt is gewoon meezeilen met de heersende wind.
Een wat uitgebalanceerder, onpartijdiger en onafhankelijker benadering van Kadhafi had bijvoorbeeld ook iets van diens verdiensten kunnen vermelden, zoals dit: ‘Het is een al te vaak vergeten feit dat Libië een grote speler geweest is in de ontwikkeling en de onafhankelijkheid van het Afrikaanse continent. Kadhafi heeft Afrika in staat gesteld een echte technologische revolutie door te maken, dank zij zijn financiering van de eerste Afrikaanse communicatiesatelliet. Dat instrument heeft het mogelijk gemaakt het hele continent telefonisch te verbinden, de distributie van televisie- en radioprogramma’s te garanderen, en ook meerdere andere toepassingen zoals telegeneeskunde en afstandsonderwijs. (…) Vroeger behoorden telefoonverbindingen naar en vanuit Afrika tot de duurste ter wereld, want ze liepen over Europese communicatiesatellieten, die hoge prijzen aanrekenden. (…) Na 14 jaar vruchteloze pogingen van de Afrikaanse staten om een lening te krijgen (van de Wereldbank, van het Internationaal Monetair Fonds, van de VS, van Europa) heeft de Libische leider dat project opgenomen en 300 miljoen dollar op tafel gelegd om het te deblokkeren. De Afrikaanse Ontwikkelingsbank heeft er 50 miljoen bijgedaan, en de Bank voor de Ontwikkeling van West-Afrika 27 miljoen. Zo heeft Afrika zijn eerste communicatiesatelliet bekomen op 26 december 2007.’ (6)
Kadhafi was niet alleen maar goed gek, hij was ook soms gewoon goed.
>>>
(1) Volker Perthes, Der Aufstand, Die arabische Revolution und ihre Folgen, München, Pantheon Verlag, november 2011, p. 90.
(2) Interview in: Michel Collon, Libye, OTAN et mediamensonges, Manuel de contre-propagande, Investig’action – Couleur Livres, Bruxelles 2011, p. 79.
(3) Lydie Boka, Les vraies raisons de la ‘liquidation’ de Kadhafi, in: Eric Denécé (red.), La face cachée des ‘révolutions’ arabes, Paris, Ellipses, november 2012, p. 187-200, p. 197.
(4) http://www.stubru.be/programmas/siskastaatop/deopstandophettahrirpleinw…
(5) Rudi Vranckx, ‘Moslims zijn de favoriete zondebokken van deze tijd’, interview met Chris De Stoop, Knack, 5 december 2012, p. 8-14.
(6) Saida Benhabylès, Yves Bonnet, Dirk Bongers, André Le Meignen en Eric Denécé, Libye: un avenier incertain, in : Eric Denécé, o.c. p. 125-176, p. 130-131. En dat is maar één van de realisaties van het bewind van Kadhafi. Bij alle politieke regressie, schrijft Moncef Djaziri, heeft dat bewind de levensstandaard van de bevolking verhoogd, het onderwijs opgekrikt, het analfabetisme teruggedrongen, het statuut van de vrouw verbeterd, en stappen gezet in de richting van een seculiere staat. De gemiddelde levensverwachting van de bevolking steeg van 44 naar 70 jaar. (Moncef Djaziri, Libye: avancée sociales, régression politique, dissensions en perspective, in: État des résistances dans le Sud 2010, Monde Arabe, ( = Alternatives Sud 16, 2009/4), p. 49-52, p. 49-50.
Lees ook:
De Blinde vlek van Rudi Vranckx (Eric Hulsens)
Kuifje in Syrië (Eric Hulsens)