TegenGAS

De GAS-boetes zijn voor velen al jaren een doorn in het oog, van een scheiding der machten is geen sprake meer. Prof. Blommaert laat zijn licht schijnen op die donkere praktijk.
TegenGAS

De ambities van het GAS-systeem zijn dus utopisch, in een negatieve zin: de ambities van dit systeem zijn een maatschappelijke en politieke nachtmerrie waarvoor geen enkele democraat warm kan lopen. We zitten dan terug bij de Keizer-Koster Jozef II, die bepaalde hoeveel kaarslicht er mocht aangestoken worden in kerken.

 

Lach-GAS

De wat rustiger dagen rond Kerst breken nu aan, en ik kan dus even door een hoop ongelezen teksten gaan. Een van die teksten is een heel klein artikeltje op de website van De Standaard, 15 december 2012. De titel is: “PVDA-militanten krijgen GAS-boete”. De feiten vonden plaats in Genk op 31 oktober. Ik citeer:

“PVDA-militanten deelden voor aanvang van de wedstrijd Genk-Standard pamfletten uit waarin de partij opriep tot solidariteit met de werknemers van Ford Genk. Nu krijgen ze echter een GAS-boete van 62,5euro voor het bedelen van ongewenste reclame.
‘We aanvaarden die boetes niet', zegt Stany Nimmegeers, voorzitter van PVDA. ‘Ons optreden valt onder vrije meningsuiting.'
Burgemeester Wim Dries (CD&V) schuift de zaak door naar de GAS-ambtenaar. ‘Er is een politieverordening in Genk waarin staat dat je flyers mag uitdelen met toestemming van de burgemeester, maar die is mij nooit gevraagd. De GAS-ambtenaar heeft daarna geoordeeld om een boete te geven. De PVDA'ers mogen zich verdedigen. De boete kan dan nog vervallen, maar die beslissing ligt niet bij mij.'”

De PVDA-ers hebben een inbreuk gepleegd tegen artikel 2.2.5. (“Drukwerken”) van de Algemene Politieverordening Overlast in de politiezone Genk-As-Opglabbeek-Zutendaal. Ook dat artikel is het citeren waard:

“Behoudens machtiging van de burgemeester is het verboden flyers, strooibriefjes uit te delen of te verspreiden. Onverminderd de toepassing van de boete, moet degene die deze bepaling overtreedt de flyers en strooibriefjes opruimen, zoniet houdt de gemeente zich het recht voor dit te doen op kosten van de overtreder. Het bedelen van ongewenste reclame is strafbaar.”

In deze vier Vlaamse gemeenten bepaalt de burgemeester wie er welke flyers en strooibriefjes mag uitdelen. Wie dat wil doen moet eerst machtiging vragen aan de burgemeester, anders stelt hij of zij een strafbare handeling binnen het GAS-reglement van deze vier gemeenten. Stel: je wil mensen op de hoogte brengen van de jaarlijkse pannekoekenbak van een lokale vereniging die zich inzet voor Alzheimerpatiënten; wel, dan benader je de burgemeester – ik neem aan schriftelijk en via formele kanalen, niet op zijn/haar stamcafé na de uren – met een verzoek om het betreffende briefje te mogen verspreiden. Micromanagement bereikt zo stratosferische hoogten natuurlijk, en de papierberg die daarmee samen hangt zal er ook wel mogen zijn.

Maar het is nog interessanter dan dat. Het reglement bepaalt dat je geen “ongewenste reclame” mag bedelen. Ongewenst is het tegendeel van gewenst. Gewenst door wie? Dat is niet geheel duidelijk, maar wat wel duidelijk is, is dat de burgemeester en niemand anders bepaalt wat gewenste en ongewenste reclame is binnen de muren van zijn/haar gemeente. Dus: wat de burgemeester als “gewenst” heeft toegelaten kan ik, als gewoon burger, niet meer als “ongewenst” beschouwen. De wekelijkse stapel reclame van allerhande winkelketens en warenhuizen, alsook de wekelijkse aanvoer van politieke propaganda van de stad waarin ik woon kan ik niet als “overlast” beschouwen. Enkel mijn burgemeester kan dat. Hij beslist in mijn plaats over wat ik wenselijk acht, en wat ik als ‘overlast’ ervaar.

De hoeveelheid werk die het bestuur van deze vier gemeenten zich met dit artikel 2.2.5. op de hals haalt vind ik hallucinant. We hebben immers gezien dat het bewuste artikel erg summier is in het bepalen van de inhoudelijke genres die onder ‘flyers en strooibrieven’ en onder ‘ongewenste reclame’ vallen. En wanneer we zien dat een solidariteitsactie met de Ford-werknemers, en een oproep tot deelname aan een solidariteitsbetoging over Ford Genk als ‘(ongewenste) reclame’ worden gezien – ja, dan heeft men in de gemeentehuizen van Genk, As, Opglabbeek en Zutendaal echt wel een monumentale hoop lees- en controlewerk. Het artikel spreekt over een vorm – strooibriefjes – en geeft enkel ‘reclame’ als inhoud. Dat is duidelijk wel wat vaag.

In alle geval, een oproep tot solidariteit met de werknemers van Ford, uitgedeeld aan het (met reclame overladen) stadion van Genk, wordt als ‘ongewenste reclame’ bestempeld. Dat is interessant, want de match waarbij die flyers werden uitgedeeld stond in het teken van het Ford-drama. Zevenhonderd Ford-werknemers hadden van Racing Genk een vrijkaart voor deze match ontvangen; voor aanvang van de match werd gewezen op het sociale drama in de streek, en de Genk-spelers (jongens wier lichaam van top tot teen vol reclame is gehangen) drukten net als de PVDA hun solidariteit met de arbeiders uit. De GAS-ambtenaren van de Stad Genk maakten blijkbaar die avond een scherp onderscheid tussen toelaatbare en ontoelaatbare uitdrukkingen van solidariteit, gewenste en ongewenste vormen van reclame, en zes PVDA-militanten werden op een boete van 62,50 Euro getrakteerd.

Hier was dus kennelijk sprake van ‘over-solidariteit’ – een aparte en nog niet preciezer gedefinieerde vorm van overlast. En ja, dit soort ‘overlast’ moet bestreden worden vanuit – hou je vast – het veiligheidsbeleid. Een oproep tot solidariteit met de arbeiders bij Ford schept dus, in de ogen van de Genkse GAS-ambtenaren, een veiligheidsprobleem. Als het niet om te huilen was zouden we er ons krom mee lachen.

GASten toch

Er is al heel veel te doen geweest over de GAS-boetes. Artikels erover vormen zelfs een aparte katern op de DWM site (http://www.dewereldmorgen.be/tags/gas-boete). De teneur is gekend: GAS-boetes zijn een uitwas van de rechtstaat die zich op een subjectief en nooit precies te bepalen reeks van gedragingen en handelingen richt die men dan ‘overlast’ noemt. Die gedragingen en handelingen worden door lokale overheden omschreven in reglementen en zouden dus duidelijk moeten zijn. Professionele magistraten hebben van oudsher de taak die duidelijkheid te bewaken: zij moeten voor elk individueel geval nagaan of de feiten overeenstemmen met een door de wet bepaalde strafbare handeling. In functie daarvan worden bewijzen en getuigenissen verzameld en beoordeeld, en dit alles verloopt steeds in een patroon van woord en wederwoord, waarin de aanklager en de verdediger allebei dezelfde rechten hebben.

Dat is een goed principe. Het verhindert bijvoorbeeld standrechtelijke veroordelingen en lynchpartijen: je ziet er schuldig uit, en we denken dat je schuldig bent, dus je bent schuldig en we straffen jou meteen. De zorgvuldige afweging van alle bewijzen en verklaringen belet ook een groot aantal dwalingen en is op die manier een soort kwaliteitsgarantie: in dit land word je niet op basis van een onzorgvuldige, geïmproviseerde of impressionistische rechtsprocedure veroordeeld.

Dat is de theorie, en al vele waarnemers hebben erop gewezen dat de GAS-procedures niet voldoen aan die kwaliteitscriteria. De manieren van vaststellen, de bepaling van de strafmaat en de verhaalprocedures zijn allemaal ondermaats. Bovendien – en dit is belangrijk – is de categorie van GAS-vergrijpen niet ‘misdadig’, wel ‘asociaal’. De Politiecodex van de Stad Antwerpen stelt aldus, dat voor Antwerpen de strijd tegen overlast prioritair is; en dus: “de stad wil haar burgers aanzetten tot meer sociaal gedrag”. Overlast berust in asociaal gedrag van burgers. En dat is de prioriteit van het politiewerk in Antwerpen.

“Asociaal”: wat betekent dit? Laat ons een voorbeeld nemen: de nieuwe “Reizigerscode” van De Lijn. Vanzelfsprekend is het kernwoord “respect”: De Lijn heeft als slogan voor de reizigerscode gekozen voor “Als respect meereist, loopt alles op wieltjes”. Je bent dus ‘sociaal’ wanneer je ‘respect’ hebt voor mensen en eigendommen, en ‘asociaal’ als je dat respect mankeert. Uiteraard gaat het hier voor De Lijn over “uitzonderingen”, en voor die uitzonderingen is een “nieuwe, maar grote, stok achter de deur” nodig: de GAS-boetes.

Deze boetes zijn in twee categorieën verdeeld, want er zijn kennelijk nog meer onderscheiden nodig. “Storend gedrag wordt bestraft met een boete van type 1. Op gevaarlijk gedrag staat een (hogere) boete van type 2.” Dus: er is “storend” gedrag – reizen zonder biljet bijvoorbeeld – en “gevaarlijk” gedrag – reizen met het abonnement van iemand anders, bijvoorbeeld. Het eerste wordt bedacht met een boete van 75 Euro, het tweede kost meteen 150 Euro. De logica achter het onderscheid is niet meteen helder.

De overtredingen bij De Lijn worden vastgesteld door een ‘inspecteur’, elders door speciaal opgeleide GAS-ambtenaren (300 in Antwerpen alleen al), want het juridische apparaat in ons land is niet langer bij machte alle overtredingen kordaat te bestraffen. Burgers – de GAS-ambtenaren – lopen nu zij aan zij met de politie, en de stedelijke overheid werkt nu in concert met het parket. Wanneer de magistraat niet tot vervolging van strafbare feiten overgaat kan de GAS-ambtenaar alsnog de feiten bestraffen met een boete. Want, ja, het is die straffeloosheid die we moeten aanpakken, die traagheid van het gerecht. Wie stout is: de roe.

De GAS-ambtenaren moeten zich niet houden aan de strenge procedures waaraan de politie- en veiligheidsdiensten zich moeten houden. In een artikel van Stampmedia op DWM (http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2012/11/28/gas-boetes-tijd-van-wa…) konden we lezen dat GAS-ambtenaren van de Stad Antwerpen zich ooit dagenlang met een camera schuilhielden bij een speelpleintje, tot wanneer ze een asociale hondenpoep-recidivist wisten te klissen. Antwerpen is er weer wat veiliger op geworden. Elders krijgen ambtenaren via een oortje meldingen die worden doorgegeven door de dienst die de surveillantie-camera’s beheert. Die peperdure camera’s waren uiteraard bedoeld om echte misdaden te voorkomen of sneller en doeltreffender te bestraffen maar worden ook heel nuttig ingezet om asocialen keihard en zonder pardon op de bon te gooien. Stampmedia rapporteert zo een geval waarin een kapster een lege fles haarlak in een publieke vuilnisbak gooide. De camera’s van Antwerpen-Noord hadden deze wandaad opgemerkt, en drie GAS-ambtenaren begaven zich naar de plaats van de misdaad, alwaar een allochtone kapster werd geconfronteerd met deze verwerpelijke feiten, prompt tot bekentenissen overging, en de Stadskas 75 Euro rijker maakte.

Zoals ik zei: we worden er blijkbaar allemaal veiliger door, dat drukken onze overheden ons op het hart. Wie de kosten-baten analyse van dit soort gevallen maakt zal zich echter wel eens afvragen wat die overweldigende inzet van mensen en middelen nu eigenlijk oplevert.

Ook de getuigenissen van Koen Calliauw (http://www.dewereldmorgen.be/blogs/koen-calliauw/2012/08/03/antwerpen-g…) zijn het lezen waard. We zien dat GAS-ambtenaren zich niet legitimeren – zelfs vanuit het beleid ‘zo anoniem mogelijk’ moeten optreden – en zich toegang verschaffen tot woningen zonder enige legale basis. De werkwijzen van deze ambtenaren zouden prompt door elke rechter in dit land gelaakt worden, en de ‘bewijzen’ die ze verzamelen zouden meteen als ongeldig van de hand gewezen worden, want ze werden verkregen zonder de procedurele zorgvuldigheid die de rechten van de burger – asociaal of niet – in elke rechtstaat garandeert.

De manieren waarop GAS-boetes worden uitgedeeld berusten vaak op willekeur en op zeer rekbare interpretaties van ‘asociaal’ gedrag, en de bewijslast op grond waarvan ze worden uitgedeeld is dikwijls een lachertje. Noteer dat wanneer het de structuren van de rechtstaat betreft men de grootst mogelijke strengheid moet hanteren, want een enkele overtreding van de regels van de rechtstaat is van aard om het gehele stelsel aan het wankelen te brengen. Het helpt dus niet dat overheden zeggen dat de zaken “doorgaans” goed verlopen en er enkel “in uitzonderlijke gevallen” reden tot klagen is. Rechtszekerheid is een absoluut gegeven: je bent niet meer of minder rechtszeker, je bent het of je bent het niet.

Welnu, de impressionistische aard van de GAS-bepalingen zelf zorgt voor een grote mate van rechtsonzekerheid. Zo kan ‘vandalisme’ staan voor het aan diggelen slaan van een bushokje, maar ook voor het krassen van de naam van je lief in een bank in het park. En zo kan ‘sluikstorten’ staan voor het dumpen van een hele inboedel voor de stoep, maar ook voor het weggooien van een enkele sigarettenpeuk op straat. Voor beide handelingen is dezelfde boete voorzien. De regels schrijven voor dat ambtenaren een objectieve afweging maken van de ernst van het vergrijp: is het de straf waard? Wel, vanuit Mechelen weten we dat het eten van een broodje op de trappen van een kerk – na objectieve afweging – een GAS-boete waard was; vanuit Genk weten we dat het uitdelen van een oproep tot solidariteit met de Ford-werknemers er ook eentje waard was. Met welke regels en beginselen dit allemaal geacht wordt te stroken is mij een raadsel, en ik geloof dat ik niet de enige ben.

Ook op een andere manier is de afweging tussen het vergrijp en de straf een nuttige oefening. Wie een boete ontvangt voor het weggooien van een peuk, moet beseffen dat in dit proces een hele hoop volk en middelen in beweging werden gezet. De heel erg dure camera registreerde jouw wandaad en de agent die de camera bedient gaf ze via een geavanceerd communicatiesysteem door aan het GAS-team van drie mensen in jouw buurt. Die kwamen op jou af en schreven de PV uit; die PV ging vervolgens doorheen een administratieve molen, en dat leverde een briefje in je bus op. Als je de feiten betwist komen er nog meer mensen en middelen in beweging, want dan komt de politierechter in beweging, duiken er advocaten op en wordt de papierwinkel voor deze procedure werkelijk gigantisch, met kosten voor de gemeenschap die makkelijk duizenden Euro’s belopen. Voor een sigarettenpeuk.

Waarover gaat dit eigenlijk?

De GAS-maatschappij

Het gaat niet over veiligheid, het gaat over morele kadertjes. Het moraliserende discours kenmerkt zowat de hele literatuur inzake GAS-boetes. Om nogmaals bij De Lijn te kijken: de tekst van de nieuwe Reizigerscode opent met de zin: “Om onze samenleving vlot te laten verlopen, zijn er een aantal
algemeen aanvaarde afspraken”; of nog:

“Reizen met De Lijn doen we allemaal samen. Daarom is wederzijds respect zo belangrijk: respect van en voor de medereizigers, de buschauffeur of trambestuurder en voor het materiaal. Het gevoel veilig en ongestoord onderweg te zijn is onbetaalbaar. Als iedereen zijn duit in het zakje doet, is elke rit een fluitje van een cent. Wie zich niet aan de afspraken houdt, kent nu de prijs.”

“Algemeen aanvaarde afspraken”, “de regels”, “wederzijds respect”: nagenoeg overal zien we deze termen terugkeren. GAS-boetes richten zich op een morele orde, geen juridische orde. Ze gaan uit van oordelen over het morele karakter van handelingen en gedragingen – zijn ze moreel in orde of niet? Lees zowat elk document dat de GAS-boetes uitlegt en motiveert: je krijgt een wereld van goede, hardwerkende burgers die – in overweldigende meerderheid – respect hebben voor elkaar en voor wat van iemand anders is, en een kleine minderheid die doorgaans met termen zoals “hardleers” of “onverbeterlijk” wordt omschreven, van gasten die lak hebben aan de ”spelregels” die nochtans oh zo nodig zijn om een samenleving te doen werken. Het kader is moreel, niet juridisch.

Vermits het kader moreel is, is het eveneens cultureel. Het gaat erom een reeks lijnen te trekken tussen die dingen die “wij niet doen” en de rest. Het spreekt dus vanzelf dat het aantal “onverbeterlijke” overtreders opmerkelijke concentraties vertoont in de allochtone gemeenschap. Het cultuurverschil tussen allochtonen en autochtonen leidt er al snel toe dat vooral autochtone jongens “alle normbesef missen”, en vermits hun cultuur anders is dan de onze krijgen ze onze normen niet van huis uit mee. Ze moeten dus opgelegd worden, desnoods met harde hand. Het gaat er immers om dat we een “publieke cultuur” scheppen die gekenmerkt wordt door wederzijds respect en eerbied voor datgene waarvoor we staan.

Weinigen zullen het daarmee oneens zijn – het is een eigenschap van vaag taalgebruik dat men er moeilijk bezwaren tegen kan formuleren. De precisie zit in de uitvoering ervan, dus laat ons daarheen kijken. Wat zijn die zaken in de praktijk. Ik neem het voorbeeld van de Stad Brugge.

In Brugge worden sinds 1 juni 2011 GAS-boetes uitgeschreven. De Stad had beslist om drie types van inbreuken strafbaar te stellen: wildplassen, sluikstorten en hondenpoep. Het “GAS-Jaarverslag 2011” maakt melding van 210 uitgeschreven boetes –ongeveer een per dag – en daarin zien we dat wildplassen ongeveer de helft van de geverbaliseerde vergrijpen uitmaakt. Niet minder dan 99 asocialen werden in Brugge tussen juni en december 2011 opgepakt wegens het ledigen hunner blaas in plaatsen die daartoe niet specifiek ontworpen zijn. De andere helft van de geverbaliseerde overtredingen betroffen sluikstorten – we hebben de rekbaarheid van deze categorie al aangegeven – en slechts negen GAS-boetes werden uitgeschreven voor overtredingen inzake hondenpoep.

Dit laatste dwingt de Brugse rapporteurs tot een kritisch zelfonderzoek. Hoewel onderzoeken uitwijzen dat hondenpoep voor heel veel Bruggelingen echt wel als overlast geldt, is het vergrijp uiterst moeilijk op heterdaad vast te stellen, omdat de overtreders in de regel heel vroeg in de ochtend of heel laat in de avond, met hun huisdier als medeplichtige, hun laakbare daden stellen. Stadspersoneel overuren laten lopen voor het op heterdaad betrappen van hondenpoep-producenten is zelfs in Brugge niet voor de hand liggend.

De Stad Brugge besliste in mei 2012 tot het strafbaar stellen, door middel van een GAS-boete, van het volgende vergrijp:

“Het is de uitbaters van handelszaken, hun personeelsleden of anderen die zij daartoe zouden inschakelen verboden om voorbijgangers op de openbare weg ongevraagd aan te spreken of aan te klampen teneinde hen naar de zaak te lokken. Dit verbod geldt niet voor het aanspreken van voorbijgangers door standhouders op markten, braderieën en kermissen, vanuit hun stand of attractie.”

Simpel gesteld: een uitbater van een zaak mag niet meer op straat mensen aanspreken met de bedoeling klanten te ronselen voor de zaak. Ook deze – nochtans eminent sociale – activiteit heet nu ‘asociaal’ te zijn, een ‘gebrek aan respect’ te etaleren voor ‘de afspraken’ die ‘ons samenleven mogelijk moeten maken’.

Plassen tegen een boom of een muurtje; de drol van je hond niet oprapen; een sigarettenpeuk op de grond gooien; en mensen op straat wijzen op de voordelen van jouw marchandise: in Brugge en elders is dit het soort zaken die men wil bestrijden om te komen tot een nieuwe vorm van civiliteit, om een nieuwe beschaafde omgang tussen mensen in een stad of gemeente te scheppen, om een aangenamer en vriendelijker contact tussen burgers mogelijk te maken. Achter de hoogdravende morele retoriek over nieuwe publieke cultuur gaat een reeks trivialiteiten schuil. In de zoektocht naar die grote waarden die onze publieke cultuur smoel moeten geven komt men, in de praktijk, niet verder dan: gooi jouw verpakkingen in de vuilnisbak, je peuken in de asbak, schep de kak van je hond in een zakje, knik voorbijgangers van je winkel vriendelijk toe maar spreek ze niet aan, en plas in de daarvoor ontworpen faciliteiten. Ziedaar het beschavingsoffensief, de morele renaissance, die het systeem van GAS-boetes moet schragen.

GAS-licht

Het kernprobleem van de GAS-boetes is het volgende. Indien het echt menens zou zijn met het scheppen van die publieke cultuur van respect en wat weet ik al, of met het wegtoveren van de ‘straffeloosheid’ en zo meer, dan heeft men duizenden en duizenden GAS-ambtenaren nodig die alle vormen van norm-overtredend gedrag kordaat en effectief bestraffen. De overheid neemt dan de rol in van micro-manager van het alledaagse gedrag – alle gedrag – van haar burgers – alle burgers. De kosten van dat perfecte GAS-systeem zijn duizelingwekkend. Het totalitaire karakter van het systeem dat eruit zou ontstaan is huiveringwekkend. En de politieke vraag, wiens normen nu eigenlijk als regel zullen gelden en wiens normen als overtreding zullen beschouwd worden – wel, dat probleem laten veel politici liefst netjes links liggen. Ook daar zijn de totalitaire ondertonen immers duidelijk te horen.

De ambities van het GAS-systeem zijn dus utopisch, in een negatieve zin: de ambities van dit systeem zijn een maatschappelijke en politieke nachtmerrie waarvoor geen enkele democraat warm kan lopen. We zitten dan terug bij de Keizer-Koster Jozef II, die bepaalde hoeveel kaarslicht er mocht aangestoken worden in kerken. Kaarslicht is nu GAS-licht geworden, maar totalitaire ambities zijn er nog evengoed.

Het alternatief is dan een gedeeltelijke of symbolische invulling ervan. Dat is wat we nu zien: de grote idealen van een samenleving vol nette burgers komen in de feiten neer op de bestraffing van zaken zoals wildplassen, op straat voetballen, de volumeknop van je CD-speler te ver opendraaien, kauwgom uitspuwen op straat en andere pietluttigheden. In die selectieve toepassing gaat men noodzakelijk tewerk met een grote dosis willekeur, hanteert men vage begrippen en onzorgvuldige procedures. Kortom: men is onrechtvaardig en onbetrouwbaar als overheid.

En wanneer ik denk aan een betere publieke cultuur, een samenleving met meer menselijkheid, waarin men omgaat met anderen op grond van respect – dan denk ik dat een rechtvaardige en betrouwbare overheid daarbij een absolute vereiste is. Of laat me het anders stellen: als we zo’n samenleving willen bouwen, dan kunnen we dat niet met een onrechtvaardige en onbetrouwbare overheid. GAS-boetes zijn dan ook, op dit fundamentele politieke niveau, een middel om precies het tegendeel te bereiken van wat men er mee denkt te bereiken. De overheid, die met GAS-boetes haar burgers wil disciplineren en tot de orde wil roepen, wordt zelf een schurk, een huichelaar en een charlatan.