De hegemonie van de experts moet een nieuw evenwicht zoeken: mensen die tot voor kort geen kans kregen om voor zichzelf te spreken vinden nu stilaan een eigen stem vinden. Een luide stem. Een mooie stem, ook.
Het zijn complexe tijden en tegenstrijdige boodschappen vliegen heen en weer. Kunstenaars en artiesten worden beschuldigd van een soort elitaire wereldvervreemding, maar tegelijkertijd wordt hiphop, de hoeksteen van de straatcultuur (the real thing, weet je?), gedemoniseerd. Gelukkig zijn er mensen die ingaan tegen zo’n uitnodiging om te kiezen voor het middelpunt en gewoon opteren om hun ding te doen. Zo goed mogelijk. Zo authentiek mogelijk. Gewapend met talent, passie en koppige volharding. Zo’n mensen horen spreken is inspirerend. Drie van hen zitten met mij aan tafel en vertellen over hun wereld.
Ikram Aoulad, Junior Mthombeni en Nadia Benabdessamad zijn een deel van SIN, een collectief dat werd opgericht omdat acteurs Ikram en Junior clichérollen van inbrekers en onderdanige moslima’s beu waren en omdat zij zagen dat, hoewel zij van veel producties uit eigen bodem konden genieten, veel verhalen tegelijkertijd onverteld bleven. Zij moesten dan maar rollen voor zichzelf creëren. Nadia, een Antwerpse met jaren ervaring in het werken met jongeren, heeft hen verder inzicht gegeven in het publiek met wie zij met hun eerste stuk, H&G (Grimmiger) - in dialoog zouden treden, niet alleen tijdens de uitvoeringen, maar ook tijdens het creatieproces.
TROOST, het meest recente stuk van SIN, is op een heel organische manier gegroeid. Ze benaderden schrijver Fikry El Azzouzi na een voorstelling van H&G en al snel waren zij aan het brainstormen over verhaallijnen. Met elke wekelijkse schrijfsessie kreeg de reünie van twee duistere vrienden, de assertieve en louche businesswoman Milla en de naïeve loser Jabaar, meer vorm. Ook de muziek, de bijdrage van het Kielse hiphop collectief NoMoBS, is samen met de verhaallijnen gegroeid. Het was meteen duidelijk dat ze allemaal op dezelfde golflengte zaten.
Het grootste verschil tussen H&G en TROOST is dat, ongeacht hoe geweldig H&G ook was, je bij TROOST snel kan horen dat achter de dialogen deze keer de pen zit van een goede schrijver. Gelijkenissen zijn er ook: de verhalen van de onzichtbare mensen, de aanwezigheid van de muziek, van de straat, van een wereld waarover de meesten onder ons alleen maar hebben horen spreken. “Het zijn geen verhalen waar je vrolijk van wordt, maar het zijn echte verhalen”, zegt Ikram, trots. “In essentie gaat het over een vriendschap, over hoe vrienden uiteen groeien”.
Junior en Ikram vervolledigen vaak elkaars zinnen, zij zitten echt op één lijn. “De chronologie is onbelangrijk en waar de personages zich bevinden maakt ook niet uit” zegt Junior. Ikram pikt de draad op: “Het is geen verhaal van A tot Z”. En inderdaad, TROOST schommelt tussen narratieve fragmenten, flarden uit het verleden en een energiek concert. Meer dan een voorstelling is TROOST een ervaring, een sterk geheel dat uit die synergie ontstaat. En dat komt ook door de invloed van ’t Arsenaal directeur Michael De Cock, die ook meegewerkt heeft in de zoektocht naar de juiste ordening van de onderdelen van de puzzel.
TROOST schenkt ook een groot belang aan spiritualiteit. Tijdens de hele voorstelling hangen meertalige Yorubá-geesten rond, de NoMoBS, een troep zwevende (en rappende) demonen. Of engelen. Of beide. De muziek is een mengeling van Zuid-Afrikaanse muziek, gnawa, blues en andere invloeden die samenvloeien in opzwepende hiphop beats: ieders wereld werd meegepakt in de wereld van nu. TROOST is muziektheater pur sang. Een voorstelling waarin de straat de theaterzaal overneemt als een overstroming. En in deze gepolariseerde tijden is dat zelfs een vorm van activisme.
Wat leeft er nu?
Het zijn boeiende tijden, ook. Vroeger betekende een vermelding in de krant jouw doorbraak. “Wat je nu regelmatig ziet, is de omgekeerde beweging” vertelt Junior. “Pak nu de NoMoBS, met een Youtube-film die al bijna tweehonderdduizend kijkers heeft (naar Vlaamse normen een overweldigend succes, nvdr). Ineens komen die in de mainstream media terecht”.
“Als je onder de radar kijkt, zie je dat er veel leeft bij onze jongere generatie wat betreft muziek, woordkunst en poëzie, maar je moet wel de moeite nemen om te gaan rondneuzen. Slam poetry battles. Theatergroepen. Film. Bij de NoMoBS-crew zijn er filmmakers bij, bijvoorbeeld”. Hun werk is volgens Junior vaak ook buurtgericht. “Het gaat om empowerment, niet over bling-bling. Zij willen hun buurt mobiliseren”, vertelt hij overtuigd. “En in de kijker zetten”, voegt Ikram ook toe. “Terwijl je, als het over het Kiel gaat, alleen maar over veiligheidscamera’s en criminaliteit hoort spreken, willen zij de wereld insturen dat het Kiel ook een buurt is waar de mensen wel met elkaar kunnen samenleven”.
“Overal zie je van die collectieven bezig die op een creatieve manier dingen willen vertellen”. En die collectieven in 2060, Borgerhout, Hoboken zijn niet geïsoleerd, hun netwerk is enorm en ze mobiliseren ook een breed publiek: we mogen gerust spreken over een beweging. “Ik zit al vrij lang in de culturele sector. Dit was er een aantal jaren geleden niet. Nu zie je het bruisen: er is een serieuze verandering bezig”, aldus Mthombeni.
Het is dan dat ik het noodzakelijk vind om een ongemakkelijke vraag te stellen: Er zijn, neem ik aan, heel veel jongeren die veel kunnen produceren, maar die daar niet onmiddellijk hun beroep van kunnen maken…
Ikram neemt het woord en gaat zonder aarzelen een confronterende situatie aan: “Je hebt mensen zoals ik, die heel lang twee, drie jobs hebben gehad om daarnaast hun passie of hun hobby uit te oefenen. Ik heb het geluk dat het nu mijn beroep begint te worden, maar je hebt mensen die dat geluk niet hebben en toch blijven volhouden”.
“Bekijk het als de punkbeweging destijds, die had ook zoiets van ‘we doen dat, gewoon’”. Junior is ook wakker. “We horen al te lang dat je uit het Conservatorium moet komen, dat je mooi Nederlands moet spreken, dat dat de regels zijn. Awel, fuck de regels, we doen het. We zoeken wel naar ‘andere’ regels.”
“Vroeger, als ik ging spelen, was het inleven in wat de blanke regisseur vertelde over hoe een zwarte zich onder het lijden moest voelen. Nu komen die verhalen van ons”. De hegemonie van de experts gaat nu een nieuw evenwicht moeten zoeken met de ervaring van mensen die tot voor kort geen kans kregen om voor zichzelf te spreken en die nu stilaan een eigen stem vinden. Een luide stem. Een mooie stem, ook. Dat evenwicht gaat het resultaat nog beter maken, daar geloven zij unaniem in.
To urban or not to urban
Nadia heeft lang bij De8 gewerkt, waar zij met honderden jongeren spraken over hun noden op vlak van cultuur, participatie, voorbeeldfiguren en dergelijke zaken. “Je moet iets willen doen aan het aanbod, je moet de mensen erin betrekken, je moet jouw markt onderzoeken. En zij zullen komen”, vertelt zij, uit eigen ervaring, over de jongeren die voor de meeste culturele centra nog altijd onbereikbaar en raadselachtig blijven, ondanks mooie reflexen en inspanningen.
Maar is dat niet exact dezelfde manier van werken naar andere bevolkingsgroepen toe? Jawel. Dezelfde. Die inspanning moet opnieuw gedaan worden als we nieuwe mensen willen aanspreken. Nieuw aanbod zal nieuwe mensen aanspreken. Nieuwe makers zullen nieuwe mensen aantrekken. We moeten ons werk doen en de mensen zullen komen. Het zal in het begin niet evident zijn, het zal misschien trager of ingewikkelder worden, maar het zal leiden tot een beter resultaat. “Pak die mensen mee in je verhaal”, zegt Junior, “en dan zal je meer mensen bereiken”.
Veel culturele huizen veronderstellen echter nog steeds dat er een soort genrefundamentalisme leeft bij hun publiek, waarbij wat moeilijk te klasseren valt, niet kan verkocht worden. Werken aan de promotie van nieuwe vormen van muziek of aan de opbouw van een publiek voor cultuur dat iets anders is, lijkt een brug te ver. En de nood aan duidelijke labels en bekende gezichten maakt het voor het publiek niet alleen gemakkelijk om te onderscheiden wat zij willen zien, maar ook wat zij opzij zullen duwen.
Misschien is het daarom dat we zo vaak het label ‘urban’ beginnen horen. Maar de huidige invulling van het containerbegrip ‘urban’ (hiphop, grafitti, slam poetry, nobudget films, b-boying) houdt geen rekening met heel veel andere kunstvormen die groeien als gevolg van de stedelijkheid.
Binnen een bredere, stedelijke, definitie van ‘urban’, binnen de salad bowl van de stedelijkheid, voelt SIN zich wel thuis. “De stad is de plek waar we ons verhaal vandaan halen”, vat Ikram samen. “Als je een verhaal vertelt over de ghetto’s van de stad kom je hiphop tegen. Maar ‘urban’ gaat eerder over de ontmoetingen tussen mensen, geschoold of niet, van hier en daar. Over het samenvloeien van verschillende kunsten en genres en achtergronden.”
Evenwaardig
De mainstream zit al lang te wachten tot het publiek klaar is voor diversiteit, en ondertussen wordt wat naar diversiteit ruikt vaak geklasseerd als sociaal-artistiek. De mainstream zit al jaren te wachten op een generatie van geschoolde artiesten met een migratie-achtergrond, en blijven herhalen dat ze “hen” niet vinden. Maar SIN begrijpt al lang en heel goed dat het niet draait om een opleiding, maar om het raken van de ziel. Om authenticiteit en energie. “We gaan niet wachten op de mainstream. We doen ons ding. Er zijn genoeg mensen die oprecht geïnteresseerd zijn en oprecht luisteren naar wat we te zeggen hebben. Mensen die het evenwaardig vinden wat onder de radar beweegt”. Die mensen zijn uitgenodigd om de première van TROOST bij te wonen.
-----
06.02.2013.
Grote zaal - Arenbergschouwburg
02.03.2013
Perspremière - 't Arsenaal
-------------------------------------------------
Orlando Verde is geboren in Venezuela in 1977, maar woont in Antwerpen sinds 2001. Hij is informaticus van opleiding en schrijft en maakt films af en toe. Eigenlijk vertelt hij vooral graag verhaaltjes.
abouttheshuffle.blogspot.com
www.lostexticulos.com