En is dat zo anders bij ons? Niet echt
Het nieuws is aan niemand voorbij gegaan: alle Oscar-genomineerde acteurs en actrices zijn dit jaar, net zoals het jaar daarvoor, caucassians. Eigenlijk geldt dat voor zo goed als alle genomineerden, maar van dichterbij bekeken staat Mexicaan González Iñárritu genomineerd als beste regisseur, een categorie die de voorbije drie jaar gewonnen werd door twee latino’s (Alfonso Cuarón voor Gravity en González Iñárritu zelf, met Birdman) en door de Taiwanese regisseur Ang Lee (Life of Pi). De Pakistaanse regisseuse Sharmeen Obaid-Chinoy heeft dit jaar ook een nominatie voor beste korte documentaire en heeft al een beeldje op haar nachttafel staan. Sanjay Patel’s Sanjay’s Super Team, genomineerd voor de beste animatiekortfilm, is een wondermooi voorbeeld van normalisering van religieuze diversiteit. En toch komt er een verwijt.
De sociale media ontploften vorig jaar rond hetzelfde issue: ondanks de meer dan terechte nominatie voor Selma als beste film, werden de Afro-Amerikaanse regisseuse Ava DuVernay en hoofdrolspeler David Oyelowo pijnlijk genegeerd door the Academy. Het resultaat was een lijst van iconische nominaties (beste regie, beste acteurs en actrices) die volledig blank kleurde. Dit jaar wordt het protest vooral geleid door Spike Lee en Jada Pinkett-Smith, maar ook andere grote namen steunen de oproep om de ceremonie te boycotten.
Nu, is het protest terecht? Er zijn belangrijke figuren zoals genomineerde actrice Charlotte Rampling en Britse acteur Michael Caine die niet zien wat het probleem is. Rampling vindt het protest racistisch ten opzichte van blanke mensen. Waarom moeten we naar kleur kijken, vragen ze zich af, als dit over talent gaat. Misschien waren zwarte acteurs gewoon niet goed genoeg dit jaar, suggereren ze ook. Anderen zeggen dat Lee en Pinkett-Smith zelf het probleem zijn, omdat ze met zulk protest een issue creëren waar er geen is.
En dat onbegrip valt niet zomaar weg te lachen. Na grootse films zoals 12 Years a Slave en Selma in de voorbije jaren, waren er dit jaar minder films van dat kaliber met prominente ‘zwarte’ rollen die tot nominaties zouden leiden. Maar ook vorig jaar kon je niet zo snel zeggen dat het negeren van David Oyelowo’s incarnatie van Dr. Martin Luther King, Jr. een eenduidig bewijs van uitsluiting en discriminatie vormde. Daarvoor waren de performances van de genomineerden – ook van Bradley Cooper in American Sniper, inhoudelijke kritiek over zowel de film als het personage even buiten discussie gelaten – goed genoeg om óók een onderscheiding te verdienen. Wat Caine en Rampling zo ongelukkig formuleren, dat zwarte acteurs dit jaar misschien goed waren maar niet genoeg, zou eigenlijk kunnen betekenen dat zelfs wanneer knap werk geleverd wordt, het nog altijd over een vergelijking gaat tussen uitzonderlijke prestaties die los moet staan van etniciteit en dat er jammer genoeg vijf andere kandidaten waren die het ongeacht huidskleur beter deden.
Maar zowel Caine en Rampling als de rest begrijpen niet waar #OscarsSoWhite over gaat: het gaat niet over een beschuldiging van racisme ten aanzien van the Academy; het gaat evenmin over genegeerde performances van regisseurs, acteurs en actrices, hoewel mensen klagen dat performances in Creed, Beasts of no Nation en Straight Outta Compton een nominatie waard waren. Het gaat ook niet over magische oplossingen: Spike Lee’s raad tijdens de ontvangst van zijn honorary award vorig jaar was precies het besef dat “overnight success” niet bestaat. #OscarsSoWhite gaat over de structuren die het mogelijk maken dat etnisch onderscheid zo overdonderend zichtbaar wordt in een talentencompetitie. Wat #OscarsSoWhite blootlegt is de samenstelling van the Academy, die voor 94% uit blanke kiezers bestaat. #OscarsSoWhite gaat over de gatekeepers, die groen licht geven aan een project of het voorgoed tegenhouden. De gatekeepers: de studio’s, de producenten, de executives van film en televisie die het succes van een idee voorspellen op basis van eenzijdige referentiekaders en monochromatische perspectieven. #OscarsSoWhite gaat, tenslotte, over de stilstand, over de trage vooruitgang inzake diversiteit in mainstream film en televisie, ondanks de duidelijkheid van de nefaste gevolgen ervan.
En is dat zo anders bij ons? Niet echt. De jongste editie van de Ensors was voor alle duidelijkheid níét zo blank als de Oscars en de volgende Ensors zullen ongetwijfeld Black kleuren. Maar de onderliggende problematiek die door #OscarsSoWhite wordt aangekaart geldt ook voor onze filmindustrie. De gatekeepers en de structuren belemmeren de doorstroom van verhalen en talent die vanuit andere hoeken komen dan de dominante. En dat geldt even goed voor de MIA’s en voor onze blankemannenregering; voor onze media, geschreven en audiovisueel, voor onze kunsten en recensenten. Is dit een beschuldiging van racisme? Helemaal niet. Wordt er een wonderoplossing geëist? Evenmin. Het probleem is de stilstand. Het probleem is dat er pijnlijk weinig ondernomen wordt om vooruitgang te boeken. Het probleem is dat het meest frequente antwoord zelfs de ontkenning van het probleem is en de beschuldiging dat wie het probleem aanbrengt zelf een probleem vormt. Dat is wat Caine en Rampling doen: ze kunnen begrijpelijk niet zien wat het probleem of de urgentie is van een situatie die hen gunstig is en nadelig is voor anderen. Kan gebeuren.
Ondertussen heeft the Academy maatregelen aangekondigd om de diversiteit in film te bevorderen die hier en daar als “historisch” worden onthaald. Het gaat over ernstige streefcijfers voor de vertegenwoordiging van minderheden. Het gaat over quota’s. Zo hopen ze de hele industrie in gang te doen schieten op vlak van diversiteit. Ze zijn zich er van bewust dat een hegemonisch systeem zichzelf reproduceert tenzij er drastische maatregelen genomen worden om het te doen veranderen.
Anderzijds staan we hier voor de ontkenning van het probleem op te veel vlakken, voor retorische bezwaren over wat racisme is en wat het niet is, voor de weigering om maatregelen te implementeren die in andere domeinen hun effectiviteit hebben bewezen, zoals praktijktesten en quota’s. Uit vrees voor de verandering in de huidige status quo. Een verandering die niet alleen onvermijdelijk is, maar zelfs positief zal werken indien goed gemanaged. Zoals elk ander maatschappelijk fenomeen.