In een 16e-eeuwse setting vertelt Lalami hoe Esteban, een jongen van Arabische afkomst (wiens echte naam Mustafa ibn Muhammad ibn Abdussalam al-Zamori luidt), die als slaaf moet deelnemen aan een expeditie in opdracht van de Spaanse Kroon om nieuw territorium in Zuid-Oost Amerika (Florida) te veroveren. Zo gaat ze onder meer in op Estebans achtergrond, en doorspekt ze het verhaal van de expeditie met terugblikken op diens jeugd en verleden.
De uitgebreide ruime bemanning rekent zich al rijk aan goud en allerhande rijkdommen. Bovendien is ze ervan overtuigd dat het klusje snel geklaard zal zijn. Bij aankomst wordt er protserig een paal in het zand geplaatst, waarna een plechtige verklaring uitgesproken wordt dat het nu bereikte gebied voortaan Spaans (Castiliaans) grondgebied is. Maar al snel veranderen de omstandigheden. Als Esteban door een speling van het lot een goudstukje vindt, wakkert dit de goudkoorts bij de bemanning verder aan. Zijn meesters worden gedreven door blinde hebzucht, door het vooruitzicht van gouden steden en ongekende rijkdommen. Die zijn er helemaal niet, zo blijkt. Wel treft men kleine nederzettingen aan, met slechts een kleine groep oorspronkelijke bewoners, die in overeenstemming met eeuwenoude tradities leven van wat de natuur hen aanreikt.
Hiërarchie en moreel besef in verval
De teleurstelling bij de bemanning is bijzonder groot. Esteban ervaart spijt als hij merkt dat zijn meesters, onder leiding van Panfilo De Narvaez, er erg bedenkelijke opvattingen en ronduit barbaarse handelswijzen op nahouden. En niet terugdeinzen voor het gebruik van geweld en zowel fysieke als mentale terreur. Maar: hij is 'slechts een slaaf'. Bij het uitbreken van een zoveelste gevecht, verschuilt hij zich in een hoekje. Daar observeert hij al het brutale geweld, de martelingen, verkrachtingen en roofmoorden.
Een reeks van elkaar opvolgende problemen (schipbreuk, navigatiefouten en gevechten met de oorspronkelijke bewoners) zorgt ervoor dat de bemanning nog verder uiteenvalt. En bovendien breken er ziektes uit, terwijl de weinige overlevenden kampen met honger en dorst. In die noodlottige context slaagt de jonge, intelligente Esteban er samen met enkele van zijn meesters in om in leven te blijven. Gaandeweg vervalt de heersende hiërarchie en zijn de enkele overlevenden volledig op zichzelf aangewezen.
Hartverscheurende keuzes
Zij zien geen andere optie dan de levenswijze van de oorspronkelijke bewoners nederig te aanvaarden. Kortom: te leven van jacht, visvangst en ruilhandel. Hun ooit zo trotse, sierlijke en verfijnde uiterlijk maakt plaats voor verwildering. Wat voor hen primeert is overleven, met de hoop om ooit levend en wel het thuisland te kunnen bereiken: “Nu besloot ik de strijd op te geven en mijn pogingen om terug te keren naar de tijd van weleer te staken. Ik nam me voor het heden volledig te omarmen; meer had ik immers niet”, beschrijft Esteban.
Wanneer plots een groep Spaanse edellieden opduikt die net als zij erop uitgestuurd werden om 'nieuw land' te koloniseren staan Esteban en de zijnen voor de hartverscheurende keuze hun nieuw verworven levenswijze te blijven behouden of terug te keren naar het leven van weleer.
Het verhaal van de expeditie staat op schrift gesteld. Zij het dat de ervaringen van Estebanico in de officiële verslaggeving helemaal uitgewist werden. En zo grijpt Lalami de kans aan om dat gegeven sterk bij te sturen. Zo laat ze de jonge Esteban in het voorwoord klaar en duidelijk zijn:
“Hoewel de overlevenden allen eerbare lieden zijn, zagen zij zich evenwel genoopt bepaalde gebeurtenissen weg te laten en andere te overdrijven, details te verzinnen en andere te verzwijgen (…) terwijl ik de vrijheid heb om de waarheid te vertellen wat mij en mijn metgezellen is overkomen”.
Net door dit verhaal stuurt ze de officiële geschiedschrijving bij: Spaanse veroveraars trouwden met vrouwen uit de oorspronkelijke bevolking – iets dat in eerdere versies van de geschiedenis steeds werd ontkend. Daarnaast kwamen mishandeling, marteling, verkrachting en zelfs kannibalisme veel vaker voor dan werd aangenomen op basis van Europese bronnen.
Vermenging van feit en fictie
Intrigerend is hoe Lalami feit en fictie heerlijk in elkaar laat overvloeien. Ze slaagt erg goed in om een ruwe vondst – een enkel zinnetje in een officieel verslag over een jonge slaaf van Arabische afkomst die de expeditie overleefde, uit te werken tot een robuuste roman. Als lezer word je aangegrepen door dit ronduit unieke verhaal waarin bitterzoete noodzaak, verschuivende machtsdynamieken en culturele clashes met elkaar verknoopt geraken.
Opvallend is ook hoe niet enkel de historische context, maar vooral de innerlijke verscheurdheid van Esteban sterk naar voren komt. Door een samenloop van omstandigheden wordt hij tegen wil en dank in ontdekkingsreiziger.
De ervaringen tijdens de expeditie zorgen voor een wezenlijke transformatie. Een innerlijke kentering. Gaandeweg ziet Esteban in hoe weinig zinvol het streven naar geld en macht is. En hoe krachtig de wil om te overleven is door zich aan te passen, met als ultieme houvast het idee terug te keren naar zijn geboortestad. Daar waar het hele verhaal ooit begon.
La Florida (vertaald door Lucie Van Rooijen en Inger Limburg, oorspronkelijk: “The Moor's Account”) – Laila Lalami (Nieuw Amsterdam), 334 p.
Laila Lalami (1968, Rabat) schrijft veelal voor Amerikaanse bladen en is ook redacteur van het weblog www.moorishgirl.com. Eerder schreef ze 'Hoop en andere verlangens' (2006, Sirene) over jonge Marokkaanse vluchtelingen die in de hoop op een andere toekomst Spanje (en dus het Europese continent) wilden bereiken.