In de stad is er geen gedeeld verleden, het overgrote deel van haar bevolking komt van elders. De stad wordt gemaakt door nieuwkomers.
‘De stad samen maken. Faire la ville ensemble’. Dat is het doel dat de Brussels Academy zich voor ogen houdt. Maar om dat te kunnen, moeten we ze eerst beter begrijpen. En daar hoopt de Brusselse stadsuniversiteit toe bij te dragen. Elke vrijdag kan men terecht in het gemeenschapscentrum De Markten en in het Huis van Culturen in Molenbeek voor een les over onze hoofdstad. Op 25 oktober werd die gegeven door professor emeritus Eric Corijn. De lezing kreeg de titel ‘Een stad is geen land’ mee. Aansluitend op de lezing neemt gidsenorganisatie de deelnemers elke vrijdagmiddag mee op wandel. Kwestie van theorie aan praktijk te linken.
Nationale vs. stedelijke cultuur
Het is ondertussen reeds de vierde les van de Brussels Academy. En al is het uiteraard interessant om ze allemaal te volgen, elke lezing staat los van de andere en is perfect te volgen zonder voorkennis.
Een stad is geen land. Om dit te verduidelijken gaat Corijn terug naar de 19de eeuw, wanneer het idee van de natiestaat als een monocultureel, eentalig territorium, vorm nam. Een extreme versie van dit principe geeft aanleiding tot een 20ste eeuw vol conflicten. En in de loop van die eeuw vond nog een nieuw en onderschat fenomeen plaats, stelt Corijn. “De mens is een stedelijk dier geworden.” En laat de stedelijke cultuur nu in niets lijken op de nationale cultuur. In de natiestaat wordt het dagelijkse leven, de zichtbare cultuur, weergegeven in de gedocumenteerde cultuur. Het gedeelde verleden wordt zo opgeslagen en is de basis van tradities en de nationale identiteit. In de stad echter, is er geen gedeeld verleden, het overgrote deel van haar bevolking komt van elders. De stad wordt gemaakt door nieuwkomers. Geen gedeeld verleden, maar een gedeelde toekomst, bindt hen.
Stedelijke democratie
“Op welke manier kunnen we die veranderde realiteit politiek regulieren?” stelt Corijn zich de vraag. “Internationale verdragen blijken de wereldproblemen niet te kunnen aanpakken, een uiting van de crisis van de natiestaat. De politiek, de samenleving, moet heruitgevonden worden.” De stedelijkheid moet de basis worden van het politiek project, niet het land. Corijn pleit voor een stedelijke democratie, met een maatschappelijke orde op basis van alle gemeenschappen. Eén aspect is hier wel fundamenteel van belang. “Mensen hebben het recht om een gemeenschap te vormen in de stad, op voorwaarde dat geen enkele gemeenschap de pretentie heeft om de enige te zijn. Ze moeten aanvaarden dat hun gemeenschap maar één van de mogelijke versies is. Ze moeten durven inzien dat er zowel zwakkere als sterkere punten zijn in de andere gemeenschap. En dit is uiteraard niet gemakkelijk…”
Corijn gelooft in een horizontale, publiek-private samenwerking als basis voor de stedelijke coalitie. “De politiek alleen lukt het niet. Zij hebben de participatie nodig van burgerverenigingen.” Hij geeft het voorbeeld van Gent, waar de jeugdwerkloosheid aangepakt wordt door de verschillende betrokken partijen samen te brengen. Ook de ontwikkeling van de stad gebeurt daar wijk per wijk, in samenspraak met haar inwoners.
Ten slotte vindt Corijn het noodzakelijk om de stad te situeren in de wereld. Steden als Berlijn, Milaan en Brussel hebben dezelfde kenmerken van een grootstad en kunnen van elkaar leren. Het creëren van intergrootstedelijke netwerken kan dit vergemakkelijken.
Mondialisering in Brussel
Onze hoofdstad is een interessante case volgens Corijn, aangezien de stad als voorloper functioneert voor wat er in andere steden gebeurt. “Brussel is allang geen Belgo-Belgische stad meer. Bovendien is iedereen er allochtoon, uitgeweken uit Antwerpen of Gent bijvoorbeeld. Verder komen Germaanse en Romaanse cultuur er samen én het is de hoofdstad van Europa. En die verschillende invloeden vind je hier terug in één en dezelfde straat, of je dat nu graag hebt of niet.”
Corijn stelt vast dat de dominante cultuur weinig opening laat voor de representatie van die diverse invloeden. “Elke vorm van dagelijkse leven, de zichtbare cultuur, wordt niet op een gelijke manier geportretteerd in onze gedocumenteerde cultuur.” Als reden geeft hij aan dat de Vlaming een suburbaan volk is. De stad wordt niet gezien als een kans, maar als een probleem. De beeldvorming over de stad is zeer negatief en genereert angst. Conform de krantenkoppen wordt Matongé geassocieerd met in brand gestoken auto’s en Molenbeek met gewelddadige rellen.
Inter-culturaliteit
Corijn gelooft dat de individuele burger kan bijdragen tot verandering, door een interculturele houding aan te nemen. Die houdt in bereid zijn te “decentreren en de ander werkelijk te ontmoeten, je te laten intoxiceren en bevruchten door de andere gemeenschap.” Hij is voorstander van tweetalig onderwijs en één stadstelevisie met ondertitels. “We moeten af van het idee dat je alles in eigen taal kan doen. Ecolo en Groen geven alvast het goede voorbeeld en komen in het Brusselse parlement op met één gemeenschappelijke lijst. Ook in het middenveld doen er zich geweldige ontwikkelingen voor, zoals het Réseau des Arts en de Zinnekensparade.” In plaats van die diversiteit weg te stoppen of te negeren, moeten we er trots op moeten zijn en ze positief aanwenden. Want hoe je het ook draait of keert, en met deze woorden wordt de lezing besloten: “Een stad, of een stedelijke samenleving, is geen land. Het is een hele wereld. “
Volgende lessen van de Brussels Academy:
29/11 Meertalig Brussel
6/12
Over instellingen, middenveld en goed bestuur
13/12
Brussel als hoofdstad van Europa
Meer info: http://brusselsacademy.wordpress.com