Terwijl ik schijnbaar onvoorwaardelijk meelees, trap ik om te beginnen blind in de val die Verbeke zo zorgvuldig construeert en vergis ik mij voortdurend in Alphonse.
Ik besluit het te laten gebeuren. Niet de teleurstelling voor proberen te zijn. En dat blijkt de juiste mindset voor deze roman, want op p. 11 van mijn – god forbid – digitale boek lees ik Laat maar komen. Dat is tenminste hoe volgens de vooralsnog onbekende waarnemer de bomen in het leven staan. Die denken niet na over vergankelijkheid.
Wat doet Verbeke dat goed. Geen lezer die het merkt.
Gehuld in een stil naherfstlandschap dat een dubbel gevoel oproept, de resten van stevige regenbuien voel- en zichtbaar, ontmoet ik een ‘hij’ die uit Brussel komt, die stilstaat bij de eenzaamheid van het stof, en de dieptepunten van rotondekunst. ‘Hij’ aanschouwt van achter het stuur van zijn bestelwagen op weg naar een voorlopig onbekende bestemming. Er spreekt verwondering uit zijn waarneming. Aanvaarding. Zelfs de West-Vlaamse boerenbuiten ontkomt niet aan de lelijkheid van beton en blinkend metaal.
‘Hij’ is huisschilder, leer ik vrij snel. Een klusser. Met de naam Alphonse. Ik kan hem mij helemaal voorstellen. Denk ik. Want Verbeke speelt onmiddellijk met mijn aangeleerde neiging tot veronderstellen. Het lijkt een thema dat ze niet goed kan loslaten.
Nog voor ik het als lezer goed en wel besef, manipuleert ze me in een richting, in een beeld, waar ik mij achteraf stiekem om schaam. Alphonse is toch minstens een halve dag een Alphonse uit mijn eigen eenzijdige verhaal: een vijftiger met lichtgrijs haar, grote neus en droog vel. Old white. Een West-Vlaamse dorpsknecht met ondertiteling. Ik voel weinig herkenning. Toch gun ik hem het voordeel van de twijfel, en Verbeke meer dan dat. Voorlopig blijft Alphonse immers ook een verrassend scherpe en kritische ziel. Zachtmoedig bovendien. Een beeld dat aanvankelijk op niet meer gebaseerd is dan zijn naam, en op wat hij aan niet veel bijzonders beleeft op de dag van onze ontmoeting. Een personage van papier. In een verhaal met een op het eerste gezicht langdradige titel.
Dag 30. We tellen af.
Moest ik geen vooringenomen hardcore gelovige Verbekegroupie zijn, dan zou ik het waarschijnlijk na minder dan dertig bladzijden voor bekeken houden. Mocht Verbeke mij niet op een of andere manier toch nieuwsgierig weten te houden, niet zo verdomd vernuftig schrijven, dan zou ik het geen dertig lange dagen volhouden.
Ik moet gewoon geduldig zijn. En dat loont. In de volgende dagen leer ik immers niet alleen Alphonse kennen, en de mensjes die hij kijkt en doorvoelt. Ik kom ook voortdurend en ongepland mezelf tegen.
Terwijl ik schijnbaar onvoorwaardelijk meelees, trap ik om te beginnen blind in de val die Verbeke zo zorgvuldig construeert en vergis ik mij voortdurend in Alphonse. Mijn neutraliteit slaat vrij snel om in sympathie, waardoor ik al snel niet meer slechts dag per dag lees. Mijn nieuwe vriend beantwoordt steeds minder aan mijn veronderstellingen. Hij blijft me verrassen. Telkens wanneer ik meen hem weer wat beter te doorgronden, houdt hij me een andere spiegel voor en ontdek ik een nieuw laagje van zijn ziel.
Niet zwart. Niet wit. Menskleur.
Als een verliefde puber val ik tegen beter weten in als een blok voor Alphonse, voor zijn echtheid, zijn perfect imperfection. Ik vervloek Annelies Verbeke, want ik vermoed wat ze van plan is. Ik voel bewondering. En boosheid.
In zijn werk is Alphonse de Senegalese do-gooder die zowel angst als verlangen inboezemt. Die voortreffelijk geïntegreerde medicijnman met zijn kwast die harten lijmt en die, soms wat ergerlijk mild, zijn publiek aanhoort en geneest. En die bovendien met groot vakmanschap mensen voorziet van een passende kleur.
Hij kiest daar allemaal niet bewust voor. Zij kiezen hem en hij laat het gebeuren. Een passief trekje, dat vooral zijn vriendin, Kat, hem – niet altijd in stilte – verwijt.
Binnen de muren van zijn eigen leven is Alphonse verward, teleurgesteld in wie hij liefheeft, en nog veel te vaak in zichzelf. In zijn eigen leven stelt hij ook zelf zijn omgeving teleur. Daar is hij de verloren muzikant zonder zelfrespect die de roep van zijn eigen tribe niet meer hoort, die zichzelf verliest in een witte maatschappij. Daar is hij een man die niet luistert naar zichzelf, die zijn lief niet de aandacht geeft waar ze om smeekt. Daar gaat hij gebukt onder verwachtingen en de zoektocht naar verbondenheid.
Verbeke schildert het portret van Alphonse. Met potlood en aquarel. Zachte pastel. Een in mist gehuld herfstlandschap dat enkel ontkomt aan het vergankelijke door de aanwezigheid van de lelijkheid. En wat doet ze dat mooi! Alphonse, ik zal je nooit vergeten! Ik kijk reikhalzend, zij het op mijn hoede, uit naar een volgend Hallelluja!
Dertig dagen, een roman van Annelies Verbeke. Haar nieuwe verhalenbundel, Halleluja, wordt op 13.01 voorgesteld in Vooruit, Gent.