Het verband tussen racisme en theologie

Het verband tussen racisme en theologie wordt in het publieke debat zelden gelegd. Theologie gaat volgens veel mensen over God en is daarom maatschappelijk weinig relevant. Racisme aan de andere kant, lijkt een sociaal vraagstuk, waar geen god aan te pas komt. Maar is dat wel zo?
Het verband tussen racisme en theologie

Tegenstanders van Stegeman verwijten haar omgekeerd racisme, zelfhaat, partijdigheid in het Israël-Palestina conflict en een gebrek aan oplossingen of helder uitgewerkte theologie. Stegeman anticipeert echter op al deze kritieken in haar essay door erop te wijzen dat om onrecht aan te pakken het soms nodig is om het evenwicht te verstoren, te polariseren en partij te kiezen voor de gemarginaliseerden.

 

Het verband tussen racisme en theologie wordt in het publieke debat zelden gelegd. Theologie gaat volgens veel mensen over God en metafysische zaken en is daarom maatschappelijk weinig relevant. Racisme aan de andere kant, zo veronderstelt men, is een louter maatschappelijk of politiek vraagstuk, waar geen god of theologie aan te pas komt. Volgens de Theoloog des Vaderlands van het afgelopen jaar, Janneke Stegeman, zien we dat verkeerd en moet alles anders.

De christelijke theologie was en is, volgens Stegeman, de software van het witte racisme en de ideologie van het kolonialisme en de slavernij. Ook tegenwoordig zien we misbruik van theologische concepten wanneer in de politiek en in het publieke debat Nederland voorgesteld wordt als ‘joods-christelijk’. Dit gebeurt vaak louter als een stok om moslims en antiracisme activisten mee te slaan. In Alles moet anders! met als ondertitel ‘Bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders’, voorgedragen in de Nacht van de Theologie op 23 september 2017, pleit de activistische Stegeman daarom voor een radicaal andere theologie. Ze richt zich met een bevrijdingstheologie vooral tegen het superioriteitsdenken en de daarmee gepaarde privileges van witte, heteroseksuele, mannelijke, christelijke lichamen. Onder het mom van neutraliteit en objectiviteit wanen deze zichzelf, volgens Stegeman, boven alle kritiek.

Geen 'white saviour'

Het zelfkritische essay bevat belangrijke inzichten over wat postkoloniale bevrijdingstheologie is en hoe dat er uit zou moeten zien in de witte Nederlandse context. Waar bevrijdingstheologie, zoals dat in Latijns-Amerika ontstond, structuren wilde afbreken om ruimte te maken voor de gemarginaliseerden ziet Stegeman een omgekeerde taak weggelegd voor bevrijdingstheologie in een witte christelijke context. “Theologen als ik, bezig met bevrijding, leren juist hoeveel ruimte we hebben en al innemen. Deze bevrijdingstheologie gaat over het anders inrichten van die ruimte en over het opgeven van macht en privilege.” (p.49)

Hoewel Stegeman sympathiseert met Latijns-Amerikaans en Afro-Amerikaanse bevrijdingstheologen stelt ze realistisch vast dat haar positie om een andere vorm van bevrijdingstheologie vraagt. “(…) ik kan Vincent Harding of Martin Luther King niet rekenen tot mijn traditie. Zij zijn het tegengeluid, ik maak eerder deel uit van de macht. Maar binnen mijn eigen traditie kan ik wel een dwarse stem zijn.” (p.19)

In plaats van de witte redder (‘white savior’) te willen uithangen om ruimte te maken voor anderen, kunnen witte Nederlanders en kerken volgens Stegeman beter zelf naar de marge bewegen. Dat lijkt vreemd. Is het idee van mensen die ruimte maken voor andere mensen dan niet sympathiek? Nee, betoogt Stegeman overtuigend:“Zet ‘m op. Jullie horen erbij, God houdt ook van jullie. Het risico van zo’n welkom dat genereus lijkt is dat de norm overeind blijft: die blijft wit, mannelijk, heteroseksueel, cis-gender. Je kunt ook andersom redeneren. Is de kerk van oudsher niet een verzameling randfiguren en misfits? Voor zover er een norm is in de kerk, zou dat niet die van de marge moeten zijn?” (p.52)

Kritieken

Tegenstanders van Stegeman verwijten haar omgekeerd racisme, zelfhaat, partijdigheid in het Israël-Palestina conflict en een gebrek aan oplossingen of helder uitgewerkte theologie. Stegeman anticipeert echter op al deze kritieken in haar essay door erop te wijzen dat om onrecht aan te pakken het soms nodig is om het evenwicht te verstoren, te polariseren en partij te kiezen voor de gemarginaliseerden. Een beroep op het redelijke midden en neutraliteit wordt in zulke gevallen misbruikt om de onrechtvaardige status-quo te bestendigen. “Bevrijdingstheologie daagt de machthebber uit en klaagt machtsmisbruik aan. Daar zit lang niet iedereen op te wachten. Voor wie geniet van privileges is gelijkheid al een radicaal concept.” (p.18)

We moeten volgens Stegeman leren inzien dat 400 jaar slavernij en kolonialisme diepe sporen hebben nagelaten en dat zowel daders als slachtoffers en hun nakomelingen iets van hun identiteit en menselijkheid zijn kwijt geraakt in het proces. Echter, “dat wil niet zeggen dat we gebukt onder gevoelens van schaamte door het leven moeten gaan. Bewustwording over racisme leidt juist tot meer vrijheid voor meer mensen.” (p.51) Bevrijdingstheologie heeft dus als uiteindelijke doel alle mensen te bevrijden, ongeacht hun kleur.

Bij bevrijdingstheologie staat niet om een theologisch eindproduct, maar staat het proces centraal. Daarbij hoort de erkenning dat de traditie veelzijdig, dynamisch en nooit af is. Een ander belangrijk inzicht van de bevrijdingstheologie is dat interpretaties niet los van machtsrelaties staan. Interpreteren is altijd politiek. Er bestaat geen neutraal perspectief. De (christelijke) bevrijdingstheoloog keert zich tegen het perspectief van de machthebbers en heeft – in de geest van Jezus – een voorkeur voor het perspectief van de onderdrukte en gemarginaliseerde groepen. ”Sommige dingen kunnen alleen gezien worden door ogen die hebben gehuild, zei Oscar Romero.” (p.23) En: “Ik pleit voor erkenning van veelstemmigheid, en meer nog: voor actief zoeken naar verborgen stemmen, vooral de stemmen die in het verhaal van de eigen groep het onderspit delven.” (p.32)

Ruimte voor God?

Stegeman schreef een helder en krachtig betoog in een voor een breed publiek toegankelijke taal. Wat ik in het pleidooi van Stegeman echter mis, is het inzicht dat de meeste witte Nederlanders niet alleen christelijk maar ook seculier zijn. Soms seculier-christelijk, maar vaak ook seculier in een niet-religieuze of atheïstische vorm. Stegeman stelt dat het in de bevrijdingstheologie niet noodzakelijk is om over “God”, “genade” of “kerk” te spreken. Spreken over “liefde” en “verzet” is volgens haar net zo goed theologie. Dat is een terecht punt.

Echter, zou een bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders niet ook dominante seculiere structuren moeten uitdagen en doorbreken? Moeten “God” en religieuze taal niet op een creatieve manier uit de marge gehaald worden? Is de verrijzenis van God in het centrum geen verzetsdaad? Immers, verzet wordt gedreven door liefde. En God ís liefde!

 

**

Janneke Stegeman, Alles moet Anders! Bevrijdingstheologie voor witte Nederlanders. Boekencentrum/Kok, Utrecht, 2017. 

**

Dit artikel verscheen oorspronkelijk op Nieuwwij.