De toren van Ba-bel
“Het is onbegrijpelijk dat anno 2018 nog steeds gesprekken met anderstaligen moeten plaatsvinden zonder bijstand van een professionele sociaal tolk,” schreef onderzoeker Maarten Wijnants recent. Dat de dienstverlening van sociale tolken al niet goed werkte door onderbezetting, was al veel vroeger duidelijk. Dat de dienstverlening moest betaald worden ook. In 2013, toen de sector werd hervormd, werd de Tolkentelefoon niet meer gesubsidieerd. Vanaf begin 2014 werd de gratis Vlaamse Tolkentelefoon voor iedereen betalend. De Vlaamse Tolkentelefoon ofte Ba-bel zou de honoraria voor tolken en de telefoonkosten niet meer gesubsidieerd krijgen van toenmalig minister van Inburgering Geert Bourgeois. Zo zouden onder meer OCMW's, gemeentelijke en stedelijke diensten, ziekenfondsen maar ook instellingen zoals Payoke, Caritas International en Pag Asa voortaan zelf de kosten moeten dragen voor de tolkenbijstand die ze van Ba-bel wensen.
Maar recent lanceerde minister Homans de boodschap dat niet alleen het afstandstolken betalend zouden worden, naast het tolken ter plaatse dat al betalend is via de gebruiker(sorganisatie) die een forfaitaire bijdrage betaalt aan de tolkenkost[1]. De recente beslissing was dat de nieuwkomers nu de héle kost zelf moeten gaan betalen. Homans verwoordt haar visie als volgt op Twitter: “Dé sleutel tot integratie in Vlaanderen is de kennis van het Nederlands. Het voortdurend inschakelen van een tolk staat hier haaks op. Indien anderstaligen daar toch gebruik van willen maken, zullen ze dat zelf moeten betalen.” Hoe private personen dat gaan betalen is onduidelijk, want ze kunnen geen officiële aanvraag doen.
Ofwel zouden de sociale tolken geprivatiseerd worden, ofwel zou de betalende dienstverlening worden opgedreven.
Betalende dienstverlening opdrijven
Het was maar een kwestie van tijd voor deze dienstverlening van het Agentschap Integratie en Inburgering betalend zou worden, toch voor de aandachtige lezers die dit opvolgen. Ofwel zouden de sociale tolken geprivatiseerd worden, ofwel zou de betalende dienstverlening worden opgedreven. In Nederland bijvoorbeeld is Inburgering je eigen verantwoordelijkheid, met verplichte cursussen die je zelf moet betalen. Er zijn al 191 bedrijfjes die een privaat aanbod aanbieden. Kun je niet betalen, dan ga je als nieuwkomer een lening aan via DUO. Enkele marktspelers op de inburgeringsmarkt hebben ook "een gratis aanbod van computers" die vervolgens van de lening van DUO afgaat. In het VPRO-programma Zondag met Lubach steekt de presentator er de draak mee. Het lachen zou ons in de toekomst wel eens kunnen vergaan.
Zijn we al zover als in Nederland? Nee. Maar we zouden er ons beter van bewust worden dat soortgelijke trends ook in Vlaanderen spelen. De nieuwe taaltests voor nieuwkomers die niet de plicht hebben om aan inburgering te doen via de normale weg, moeten zo’n taaltest betalen wanneer ze een aanvraag doen voor de Belgische nationaliteit of solliciteren voor een publieke job waar een taalcertificaat wordt gevraagd. Maar het advies van de Raad van State over deze decreetswijziging was erg duidelijk: zowel de omschrijving van ‘wie’ moet betalen als de afbakening zijn onduidelijk, waardoor de deur openstaat voor het betalend maken van álle taaltests, ook als onderdeel van inburgeringscursussen. De ‘mogelijkheid’ van betaling, staat geformuleerd als een ‘feitelijkheid’ van betaling en zelfs verplichting. Ook wie vrijgesteld is, is onduidelijk, waardoor er in regel geen vrijstelling meer is, stelt de Raad van State. De titel van De Morgen was in die zin waarschijnlijk correct: "Minister Homans legt basis voor betalende taaltest voor nieuwkomers".
Kortom, de Toren van Babel is een georchestreerd beleid waar onbegrip en chaos de regel worden, niet de feitelijke situatie van meertalige complexiteit die de samenleving uitdaagt op communicatie en begrijpen.
Maar minister Homans en de Vlaamse regering hebben het geluk dat noch de pers, noch veel middenveldorganisaties en academici dit inburgerings- en integratiebeleid goed kennen.
Structureel falen van integratiebeleid
Het inburgerings- en integratiebeleid faalt toenemend structureel op meerdere vlakken. Dat gebeurt jaar na jaar in kleine stapjes. Maar minister Homans en de Vlaamse regering hebben het geluk dat noch de pers, noch veel middenveldorganisaties en academici dit inburgerings- en integratiebeleid goed kennen. Er is geen historische analyse van de voorbije decennia waardoor structurele trends niet naar boven komen. (zie bvb: Groffy en Debruyne, 2014).
Elke kritiek is slechts momentaan van toepassing op een klein deel falende dienstverlening, en komt niet veel verder dan technocratische verbazing die vervolgens even technocratische antwoorden van minister Homans uitlokt, waardoor het debat verzuipt in cijfertjesoorlogen: over bestaande besparingen, de oorzaken daarvan, alsook de beschikbaarheid van inburgeringscursussen. Maar er is meer aan de hand. Zie bvb. wat ik eerder schreef op Kif Kif: “De besparingen bij het Agentschap Integratie en Inburgering zijn allerminst te reduceren tot een beheerskwestie. Veel belangrijker is de vraag wat de effecten van de aankomende besparingsronde zijn op de verhouding tussen de afdelingen inburgeringsbeleid en integratiebeleid. Dat laatste wordt stelselmatig benadeeld en afgebouwd. Ook die vrees die organisaties uiten bij het fusieverhaal in 2013 voltrekt zich.”
Wat er in realiteit is gebeurd, is het fnuiken van de ooit autonome integratiesector, waardoor autonome stemmen en politiek werk verdween, en dus ook structureel sociaal werk. En dat stap voor stap. Op de afscheidsdag van de8 vzw verwees ik naar de film “La Haine”: “Jusqu'ici tout va bien mais l'important ce n'est pas la chute, c'est l'atterissage. En die landing is vandaag hard. Het inburgerings- en integratiewerk wordt nu door Vlaamse ambtenaren gedaan, zowel in het Agentschap Integratie en Inburgering als in het Horizontaal Integratiebeleid en de Commissie voor Integratiebeleid, die het beste van zichzelf geven in een toestand zonder elleboogruimte en waar men bij wijze van spreken aan de leiband ligt. Over de beloofde efficiëntietoename en kostenbesparing van de hervorming van 2013 spreken we beter niet, want noch de kost van de hervorming zelf met dure consultants noch het resultaat oogt fraai.
De dienstverlening van het Agentschap Integratie en Inburgering wordt al langer uitgekleed. En verantwoordelijkheid wordt afgewenteld op de lokale besturen, naar vrijwilligers en mensen zelf die als nieuwkomers hun eerste stappen zetten in hun integratietrajecten.
Geprangd tussen inburgering en afgebouwde integratie
Dat het Agentschap Integratie en Inburgering steeds meer gereduceerd wordt tot een 'inburgeringsschool', is één ding. Maar daarnaast werkt de inburgering niet goed. Dat heeft niks te maken met de mensen die er werken, wel met de voortdurende veranderingen en het beleid dat werkt als een dwangbuis. Er is beperkte impact en geen duurzame doorstroom. Kortom, integratie is inburgering geworden die niet goed werkt. En na de totale farce van verstaatsing volgt de gestage privatisering of betalende dienstverlening. Om nog wat drempels in te bouwen. Dat blijft niet bij het Vlaamse niveau, maar wordt ook federaal versterkt door bijv. de nieuwkomersverklaring. En meer doorrekenen van kosten: vertalingen van diploma’s enz. voor diplomawaardering zijn nu al op kosten van de cliënt. Doel is duidelijk geen vlotte integratie. Integendeel.
De dienstverlening van het Agentschap Integratie en Inburgering wordt al langer uitgekleed. En verantwoordelijkheid wordt afgewenteld op de lokale besturen, naar vrijwilligers en mensen zelf die als nieuwkomers hun eerste stappen zetten in hun integratietrajecten. En omdat de dienstverlening wordt afgebouwd, zoals de sociale tolken die moeilijk bereikbaar zijn, zoeken organisaties alternatieven. Hoe langer hoe meer OCMW's beginnen zelf een tolkenpool aan te leggen, met alle gevolgen van dien: geen certificaten, weinig vorming rond deontologie,... Maar op de tolken van het Agentschap Integratie en Inburgering kun je niet rekenen, want: onderbezet. En dan zijn er nog de mensen die dan maar een netwerktolk meebrengen die niveau 2 behaald heeft en zelf maar voor een deel begrijpt van wat er gezegd wordt.
Ook de doorgeefluiken zoals integratieambtenaren en trajectbegeleiders zijn uitgedund door besparingen, net zoals juridische medewerkers. Diezelfde trant zien we daarom ook op andere dienstverlening zoals de integratiediensten die moeilijker vormingen kunnen geven aan kleine vzw’s want die zijn te duur. En ze mogen ook enkel aanvragen afwachten die bij hen terechtkomen, dus enkel vraaggericht werken. Meestal komen de vragen van organisaties die al beseffen dat ze iets rond integratie moeten doen, die dienstverlening kunnen betalen. Preventief en positief beleid opzetten via een bestaand aanbod is geen deel meer van het verhaal. Proactief en breed beleid rond diversiteit en integratie: onmogelijk. Daarom zijn er nu lokaal al een aantal integratieambtenaren die dat werk overnemen en projecten lokaal uitbouwen, dus die een beetje het werk van de integratiedienst van het Agentschap Integratie en Inburgering overnemen.
Trajectbegeleiders die mensen moet oriënteren naar een bepaald integratiepad (werk, opleiding of vrije tijd) zijn veredelde loketbedienden geworden met een dossierlast van 150 dossiers. Waar ze op ministerieel niveau geen rekening mee lijken te houden is de intensiteit van de integratietrajecten. Je kunt inderdaad in vijf gesprekken iemand door het inburgeringsprogramma loodsen, en voor sommigen is dat genoeg. Maar de zwakkere profielen die laaggeschoold zijn en geen contacttaal hebben, hebben meer begeleiding nodig. De definitie van integratie wordt erg eng bekeken - vooral als taalverwerving en het overnemen van een canon van ‘normen en waarden’. Een veel belangrijkere integratietaak ontgaat de directies van het Agentschap Integratie en Inburgering. Het Agentschap krijgt een regierol. Maar ze neemt niet de taak op om mensen te helpen om werk of een woning te zoeken.
Dat échte integratiewerk gaat naar een hele reeks van actoren: de VDAB, OCMW’s, CAW’s, of de sociale verhuurkantoren, en natuurlijk de middenveldorganisaties en vooral vrijwillige onbetaalde professionals uit burgerorganisaties en zelforganisaties doen steeds meer het echte integratiewerk.
Doorschuiven van verantwoordelijkheid
Dat échte integratiewerk gaat naar een hele reeks van actoren: de VDAB, OCMW’s, CAW’s, of de sociale verhuurkantoren, en natuurlijk de middenveldorganisaties en vooral vrijwillige onbetaalde professionals uit burgerorganisaties en zelforganisaties doen steeds meer het echte integratiewerk. Sociaal schaduwwerk dus, zoals het boek van mijn hand en dat van Mieke Schrooten en Rebecca Thys stelt. Informele spelers in het welzijnslandschap die een rol spelen in integratietrajecten nemen zienderogen toe. Dat gaat over burgerorganisaties, zelforganisaties, religieuze organisaties en heel wat outreachende actoren binnen het middenveld en lokale overheden.
In de praktijk zien we toenemend dat nieuwkomers bij dergelijke vrijwillige professionals terecht- en terugkomen omdat ze bijvoorbeeld in het ‘lokale’ CAW te weinig buddy’s hebben. Of omdat de VDAB mensen terugstuurt die geen contacttaal hebben, omdat ze hen eigenlijk niet kunnen helpen. De taalcoaches van de VDAB doen belangrijk basiswerk - ook op de taalcoaching is zwaar bespaard door de Vlaamse overheid en VDAB - maar er is meer investering nodig in basiswerk om intensere trajecten te organiseren. Kortom: er is dus een onophoudelijke doorverwijzing van verantwoordelijkheden waar het integratie betreft. Dat toont nog maar eens hoever de minister van de praktijk afstaat: haar beperkte visie op inburgering is in deze problematisch.
Mensen integreren vaak ondanks het beleid en dankzij veel vrijwillige krachten.
Hypochondrische samenleving
Wat zijn we goed in hysterische analyses over integratie en de superdiverse samenleving. Maar weinig mensen kennen dit beleid en dossier en hoe dat ‘falen’ wordt georchestreerd. Mensen integreren vaak ondanks het beleid - wat trouwens een historische constante is, zowel in de jaren 70 en 80 wanneer men via het verwerven van patrimonium en het opzetten van een zaakje alsnog sociale mobiliteit creëerde - en dankzij veel vrijwillige krachten. Dat migratie de stad en stedelijke buurten demografisch en economisch heeft gered is vloeken in de kerk, maar wel een evidentie voor geografen en sociologen. Door een gebrek aan visie en overzicht over de praktijk wordt dit alles netjes verborgen en verzopen in eenzijdige toebedeling van verantwoordelijkheid. “Het zijn ‘zij’ die niet goed integreren.”
Dit soort beleid staat gewoon haaks op de superdiverse realiteit en reële noden.
Een regering die als een sociale hypochonder reageert op ‘het vreemde’ en de ingebeelde vreemdheid bestrijdt met ‘integratie’ om haar maatschappelijke lichaam te zuiveren, zoals Willem Schinkel dat stelt, moet zich trouwens eens gaan bezinnen over het grotere plaatje van integratie.
Tot slot: Laten we een greep doen uit de maatregelen van afbouw van integratie-instrumenten.
- Men schrapte de middelen voor het BCHV (Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen) dat mensen wettelijk ondersteunde.
- Men bespaarde op de juridische dienst van het Vlaams Agentschap Integratie en Inburgering.
- Men bespaarde op middelen voor Vluchtelingenwerk Vlaanderen die een juridische helpdesk heeft.
- Men bespaarde op middelen voor vzw Intact die werkt rond vrouwelijke mutilatie.
- En op middelen voor Çavaria waarmee een einde kwam aan een project voor LGBTQIA-vluchtelingen.
- Men maakt rechten en bescherming voor asielzoekers moeilijker op allerlei manieren met de nieuwe asielwet. Zoals het verkrijgen van juridische tweedelijnsbijstand, nu bemoeilijkt door de administratieve rompslomp. Of het inkorten van beroepstermijnen, zodat het soms onmogelijk wordt om tijdig een advocaat te raadplegen, laat staan een die met de materie vertrouwd is.
- Juridische hulp en opvang voor mensen op doortocht die geen asiel willen aanvragen omdat ze vrezen voor terugkeer naar een ander land waar hun familie niet is door de strikte -maar niet verplichte - toepassing van 'Dublin', wordt weggehoond als open grenzen-activisme.
- Om maar de niet-repatrieerbare mensen niet te vermelden, die enkel kunnen terugvallen op vrijwilligers en liefdadigheid.
Als je rechtenondersteuning en juridische hulp fnuikt, basiswerkers die de meest kwetsbare doelgroepen ondersteunen financieel droog zet, en geen rechten en opvang uitbouwt voor mensen die niet terug kunnen waardoor ze op caritas moeten terugvallen, dan maak je bewust mensen rechteloos, of duw je ze in een lang traject met talrijke asielaanvragen of in grijze zones waar ze verdwijnen in de onzichtbare lagen van de stad.
Kortom, publieke discussies over het Agentschap starten op momenten dat de dienstverlening écht niet meer voldoet, en er wachtlijsten verschijnen of er gestaag delen van de dienstverlening ontoegankelijker worden door ze te privatiseren of betalend te maken, schiet tekort. Daardoor blijft het structurele falen onzichtbaar omdat mensen, organisaties, vrijwiligers en lokale besturen hun plan trekken: niet omdat ze willen, maar omdat ze gedwongen zijn dat te doen wil men überhaupt nog van ‘integratie’ spreken.
[1] Voor het eerste uur aan € 8, en vanaf het tweede uur een bijkomende tolkkost van € 2 per begonnen kwartier, met een bijdrage in de vervoerskosten van € 0,33 per km of de werkelijke kost van het openbaar vervoer.
Over de auteur:
Pascal Debruyne is Dr. in de Politieke Wetenschappen en lid van Minerva Denktank.