Pleidooi voor het niet verklaren

Zijn we in de ban van de neurowetenschappen? Waarom hebben we de neiging om alles vanuit de hersens te verklaren? Volgens filosoof Coen Simons mogen we het culturele aspect dat eveneens ons handelen bepaald niet uit het oog verliezen.
Pleidooi voor het niet verklaren

Men heeft de neiging alles vanuit de hersenen te verklaren. Hij noemt de fixatie op het brein dan ook gekscherend ‘de neurocrisis’.

 

Moeten we weten wie we zijn om de juiste keuzes te kunnen maken? Geen simpele vraag die bovendien veel nieuwe vragen oproept. Filosoof Coen Simons schreef er een boek over getiteld ‘Waarom we onszelf zoeken maar niet vinden’. Hij geeft een lezing over de fixatie op ons brein, onze obsessie met zelfreflectie en de verregaande verwetenschappelijking.
Maar hij begint bij zichzelf, Simons als middelbare scholier. Hij was een laatbloeier zo bekend hij, verloor zijn laatste melktand pas op zijn vijftiende en bleef lang de kleinste van de klas. Daar werd hij voor het eerst geconfronteerd met de vraag wat hij voor vervolgopleiding wilde doen. Mensen die zeiden: ‘je moet doen wat je echt wilt’. Een opvatting die volgens Simons minder ongedwongen is dan het lijkt, het verondersteld dat je weet wie je bent.

Daar liggen volgens de filosoof twee veronderstellingen aan ten grondslag. Ten eerste dat we iets willen wat diep in onszelf zit en ten tweede dat we een ‘zelf’ kunnen vinden. Maar wat willen we dan als we ‘iets willen?’ Is het niet meer zo dat we iets ‘willen willen’? Terwijl de wereld geen etalage is waaruit we kunnen kiezen. ‘De wereld is niet statisch, maar toont zich als een chaos’. Het is volgens Simons een illusie dat we ons zelf kunnen vinden, alle zelfreflectieverslagen waar we tegenwoordig mee om de oren geslagen worden, ten spijt.

Simons verlevendigd zijn filosofische en soms wat abstracte betoog met anekdotes en filmfragmenten. We zien een scène uit de film Being John Malkovich, waarin de acteur John Malkovich in een memorabele scene via een deurtje in een kantoorpand in zijn eigen hoofd beland. Hiermee illustreert de filosoof onze obsessie met de zoektocht naar onszelf. Ook maakt Simons dankbaar gebruik van de film Eternal sunshine of the spotless mind (van dezelfde scenarioschrijver). Hierin laten de twee hoofdpersonages en ex-geliefde alle herinneringen aan elkaar via een hersenbehandeling wissen uit hun geheugen.

Hierdoor komt hij aan bij zijn tweede stelling, namelijk de dominantie van de neurowetenschappen in de huidige tijd en tegelijkertijd ook bij zijn boek ‘En toen wisten we alles. Een pleidooi voor oppervlakkigheid’. Volgens Simons bestaan er veel te hoge verwachtingen over de hersenwetenschap. ‘ Men heeft de neiging alles vanuit de hersenen te verklaren, kijk maar naar het succes van boeken als Wij zijn ons brein en De vrije wil bestaat niet ‘. Er is volgens Simons een overwaardering van de neurowetenschappen: ‘breinboeken verkopen als tierelier’. Hij noemt de fixatie op het brein dan ook gekscherend ‘de neurocrisis’.

Zijn pleidooi voor de oppervlakkigheid is eerder een pleidooi voor het gezonde verstand. Hij pleit ervoor om naar de oppervlakte te kijken en daaruit te leren in plaats van in de illusie te leven dat we alles via de wetenschap te weten kunnen komen. ‘De wetenschap is niet gelijk aan de werkelijkheid, je ziet niks in het brein als je niet kijkt naar het culturele gedrag’.
Niet meer weten geeft zin aan ons leven, maar wat dan wel? De kunst, volgens Simons, het interpreteren van verhalen, waaraan ze onszelf kunnen spiegelen. ‘Juist het fictieve maakt dat we ons verstand aanscherpen’.