“Streven naar het goede maakt je bijna altijd onderdeel van het verliezende kamp.” Een gesprek met Dominique Willaert

In onze tweede Koffie met Kif Kif podcast gaan we in gesprek met Dominique Willaert rond vrijheid van meningsuiting, de staat van het linkse activisme in Vlaanderen en de noodzaak om grondige machtsanalyses te maken in de huidige debatten.

Dominique Willaert is artistiek leider bij Victoria Deluxe. Samen met sommige van de meest kwetsbare mensen uit onze samenleving creëert deze de sociaal-artistieke werkplek al 15 jaar lang theatervoorstellingen, documentaires en audiovisuele projecten. Ook als activist is Dominique al vele jaren een icoon in Gent. Telkens opnieuw staat hij paraat om onrecht en ongelijkheid aan te klagen. Wanneer je hem vraagt waar hij zijn energie haalt, dan is hij daarover duidelijk: “Ik haal mijn kracht uit het collectief. Mijn werk en mijn activisme zijn sterk geworteld in het werken met burgers, met mensen.”

Op ideologisch vlak haalt Dominique uiteenlopende inspiratiebronnen aan, van Marx tot Jezus Christus. Die laatste, bijvoorbeeld, parafraseert hij met de zin: ‘De armen zullen mijn leermeesters zijn’. Dat was al zo van toen hij nog in Menen welzijnswerk deed met jonge drugsverslaafden. “Ik merkte al snel dat je de problemen van mensen in zo’n situaties niet kan oplossen.” Stelt Dominique. “Je kan wel een context creëren waarbinnen mensen worden uitgenodigd om andere en nieuwe keuzes te maken. Dat is wat anders dan mensen veroordelen en moraliseren. Ik heb nu eenmaal ook mensen leren respecteren die destructieve keuzes maken.”

**Deze tekst is een bewerkte versie van een deel van het gesprek dat in zijn geheel op itunes, in een podcast app of gewoon hierboven te beluisteren is.**

Wanneer je het respecteren van destructieve keuzes en politiek activisme aan elkaar koppelt, wat zegt dat dan op vlak van vrije meningsuiting? In welke mate moet iemand ook destructieve uitspraken kunnen doen?

Op zo’n complexe vraag kan je moeilijk lineair antwoorden. Je kan nooit vanuit een soort abstractie positie zeggen: “dat kan en dat kan niet.” We moeten op dat vlak een soort gecontextualiseerd denken ontwikkelen. Waar spelen dingen zich af? In welke situatie? Wie wordt er precies kwaad? Waarom? En hoe reageer je erop?

We leven echter in een zeer gepacificeerde samenleving. De civiele maatschappij is een beetje omgekocht met subsidies om de sociale vrede te installeren, te bewaren en te bewaken. Zeer veel mensen in het middenveld proberen te onderdrukken wat aan woede en ongenoegen bij de mensen uitbarst.

Ook bij Kif Kif proberen we soms stem te geven aan een zekere woede die bij een bepaald deel van de bevolking leeft. Maar zowel Victoria Deluxe als Kif Kif worden gesubsidieerd. Zijn we dan uiteindelijk ook geen onderdeel van dat pacificeringssysteem?

Ik heb nooit aan zelfcensuur willen doen. Zowel mezelf, de collega’s als de raad van bestuur hebben op dat vlak een duidelijk standpunt: zolang wij de missie en de visie van Victoria Deluxe niet in gevaar brengen, is er een zeer grote vrijheid om te ageren. We hebben de voorbije jaren het Gentse stadhuis bezet met daklozen, we hebben verschillende kraakacties ondersteund om dakloze gezinnen – en dan vooral Romagezinnen – te huisvesten, we kiezen er nog steeds voor om mensen zonder papieren te ondersteunen, wij maken werk van de rechteloze situatie van geïnterneerden.

Is dat geen werk dat je enkel kan doen omwille van je subsidies?

Het is een én-én-verhaal. Bepaalde werkmiddelen gebruiken wij sterk om onze core business van sociaal-artistieke projecten uit te werken. Ons activisme doen we niet binnen de betaalde, gesubsidieerde werking maar ’s avonds, in de weekends, in onze vrije tijd. Natuurlijk, door het feit dat je een ruimte hebt en dat je netwerk ontwikkeld binnen je gesubsidieerd bestaan, creëer je win-win situaties: je wint aan invloed doordat je een achterban hebt, doordat je projecten gedaan hebt, doordat je geloofwaardigheid opbouwt.

Geloofwaardigheid wordt de laatste tijd sterk gekoppeld aan een oproep om polarisering achterwege te laten. Niet in het minst op social media krijg je heel oproepen te zien om vanuit een groot maatschappelijk ‘wij-verhaal’ te vertrekken. Daar valt uiteraard veel voor te zeggen, maar zit daar niet ook een gevaarlijk pacificatiekantje aan?

Zeker. Ik kan mij zelf ook totaal niet verbinden met die oproep. Ik vind het een emotionele reactie van mensen die zelf de tijd, de moed en de durf niet hebben om politiek te handelen. We zouden het nataliteitsprincipe van Hannah Arendt wat meer voor ogen moeten houden: elke dag is een dag waarop je andere en nieuwe keuzes kan maken.

Er zit ook iets constitutiefs in het ‘ageren tegen’: tegen onrecht, tegen sociale ongelijkheid, tegen het fascisme. Ik ben er wel mee akkoord dat de vorm waarin je reageert creatief en slim moet zijn, maar je moet nooit toegeven op inhoud. Ik noem dat grote ‘wij-verhaal’ dan ook ‘de nieuwe tsjeverij’. Want wat zou dat zijn, zo’n groot ‘wij-verhaal’ in een superdiverse omgeving waarin identiteit heel gelaagd is en voortdurend schuurt? Ik noem dat het oude parochiaal verlangen naar een soort homogene, gepacificeerde gemeenschap.

Het doet me denken aan de occupy movement. Die had de slogan ‘We are the 99%’. Zo’n slogan creëert meteen ook een ‘tegenover’, namelijk die overblijvende 1% van superrijken. In het oproepen tot een groot ‘wij-verhaal’ zit voor mij dan ook een potentieel wrang kantje wanneer je bekijkt wie de oproep lanceert. Dus wanneer het de 1% is die tegen de 99% zegt: “Jullie zijn te polariserend! Je zou het wat verbindender moeten aanpakken!” dan wordt zo’n uitspraak plots zeer problematisch, niet omwille van de inhoud maar omwille van de onderliggende machtsverhoudingen.

Ik ben blij dat je dat woord introduceert. Het maken van machtsanalyses moet bijna altijd gebeuren.

En is tegelijkertijd ook een beetje verdwenen, niet?

Ja, maar alleen hier. Er is heel wat verzet waarover je weinig te zien of te horen krijgt op het nieuws: mensen die zich verzetten tegen landroof, bewegingen die zich verzetten tegen de exploitatie van miljoenen arbeiders,… Maar laat ons er geen doekjes om winden. Mensen die hier hoogopgeleid zijn, zijn in een zeer gedepolitiseerde omgeving opgeleid. Ze worden vooral aangeleerd om zich agogische vaardigheden toe te eigenen en communicatief vaardig te zijn. Er is nog nauwelijks een student die machtsanalyses leert maken.

Of die politiek vaardig wordt gemaakt.

Misschien wel nog in bepaalde politicologische vakgroepen in sommige universiteiten maar dat zijn de kleine eilandjes waar je nog politieke leerstelsels onderwezen krijgt en waar je de vertaalslag kan maken naar vandaag. Dit soort denken zit niet meer ingebed in het algemene socialisatieproces van mensen. Ook de vormingssector helpt mensen te weinig om machtsanalyses te maken. Onze reflex zou nochtans moeten zijn om zowel onszelf als anderen de vraag te stellen: “wat is jouw positie in het leven? Als vrouw, als migrant, als langdurig werkeloze, als psychisch lijdende, enz.”

Laat ons dan nu wel een politieke analyse maken. Doorheen de geschiedenis kunnen we vele voorbeelden aantreffen van politiek dominante groepen die achtergestelde groepen viseren. Vandaag gaat dat dan over moslims, migranten, werkelozen, vluchtelingen… noem maar op. Ik sta er echter van te kijken hoezeer plots ook ‘links’ geviseerd wordt. Je ziet dat bijvoorbeeld bij conservatief Vlaanderen waarbij men ‘links’ bijna verweet dat ze terreur toelaat en je merkt het in de wijze waarop het woordje ‘gutmensch’ ineens opkwam om ‘linkse’ mensen op een agressieve manier te verwijten dat ze ‘te naïef zijn’. Het gaat dus niet enkel meer om de klassieke machtsdynamiek waarbij men achtergestelde groepen aanvalt. Nu gaat men iedereen viseren die er toevallig een andere ideologische houding op na houdt. Vind je dat een cruciale omwenteling?

Als je de geschiedenis van het fascisme bestudeert, dan merk je dat zich daar dezelfde processen hebben voltrokken. Als je kijkt naar de jaren dertig, dan zie je toch hoe processen van dehumanisering en criminalisering ook doorspelen. En uiteraard wordt links daarbij betrokken. Links heeft nu eenmaal een politieke traditie om de slachtoffers van uitbuiting op diverse manieren te verdedigen.

Moeten we ons dan niet ontdoen van de term ‘links’? Op politiek vlak houdt ‘links’ immers een aantal specifieke kenmerken in zoals, bijvoorbeeld, het nationaliseren van bepaalde productiemiddelen of diensten. Moeten we niet duidelijk maken dat het ons niet gaat om een specifieke politieke ideologie en wel om het beschermen van de rechten van achtergestelde groepen?

Dat is inderdaad een boeiende discussie: wat definieer je onder links? Conservatief Vlaanderen gebruikt het als een soort containerbegrip. Het ongenoegen om alles wat niet goed draait, proberen ze met dat ene woordje te kanaliseren. Bij hun kiespubliek werkt het nu eenmaal bijzonder goed om gevoelens van onmacht aan te spreken en mensen te overtuigen dat hun partij een gemakkelijke oplossing biedt voor de complexe problemen van vandaag. Ze doen bijvoorbeeld alsof het louter door ‘de sossen’ komt dat er vluchtelingen naar ons land komen of dat de begroting niet in evenwicht is. Alleen, als je hun regime bekijkt en nagaat wat ze zelf realiseren, dan zie je dat dat niet spectaculair verschilt van het vorige regime. Veel beslissingen die nu worden genomen zijn mee door de sociaaldemocraten in gang gezet. En ze weten best dat ze er ideologisch soms niet zo veel van verschillen.

Dat is wat Tariq Ali, the extreme centre noemt: welke partij de burgers ook kiezen, ze krijgen steeds dezelfde politieke recepten voorgeschoteld die de samenleving in een welbepaalde richting duwen.

Inderdaad. Vanuit mijn positie, vind ik dan ook dat ‘links’ niet echt bestaat. Je hebt wel een linkse traditie van mensen en hun civil rights movements. Ik heb ooit de periode meegemaakt dat UDIP werd opgericht, een soort vakbond voor mensen zonder papieren waar heel actief werd vergaderd en gedebatteerd. Dat waren mensen die als burger geen legaal statuut hebben en uitgebuit worden maar die als actor, als politiek subject enorm belangrijk werk hebben ontwikkeld. Zoiets is een onderdeel van de linkse traditie.

We moeten ons dus niet laten wegzetten door het woordje ‘links’. We moeten onze tegenstander de pas afsnijden door duidelijk uit te leggen wat onze positie is, voor wie we opkomen en hoe we de rechten van mensen willen verdedigen. Zo verplichten we hen om hetzelfde te doen. Ik geef een voorbeeld: als wij een klooster kraken of een leegstaand kasteel en we laten daar elf Roma gezinnen in leven, dan is de maatschappelijke winst stukken groter dan dat je hen op straat laat overleven. Dat werp ik dus geregeld terug naar politici – ook de zogenaamde linkse: weet je wel wat de maatschappelijke winst is van het zorg dragen voor de rechten van de meest kwetsbare?

Wanneer we over de meest kwetsbaren in onze samenleving spreken, dan vind ik dat onze huidige politieke analyses soms wat te kort schieten omdat ze het grotere geopolitieke verhaal dikwijls uit het oog verliezen. Velen doen immers alsof we plots met op zichzelf staande problemen geconfronteerd worden. Niets is minder waar natuurlijk. Wij voelen vandaag vooral de gevolgen van een wereld die globaal omwentelt. De Westerse maatschappij verliest stilaan zijn status en alleenheerschappij, mensen vermoeden dat hun kinderen het in de toekomst vermoedelijk minder goed zullen hebben dan zijzelf en velen voelen de druk dagelijks toenemen. Wat mij betreft, zien we in onze samenleving dan ook een heel typisch zondebokmechanisme in werking treden: diegenen die onderaan de ladder staan, schoppen op diegenen die niet eens op de ladder staan – zoals vluchtelingen. Je ziet dat ook in de VS: De ‘angry white men’ die op Trump gestemd hebben worden al jaren persoonlijk geraakt en verarmd door een problematisch economisch beleid waardoor ze zich sterk racistisch opstellen en vooral diegenen viseren die het nog moeilijker hebben dan hen. Worden zo’n kwesties niet te weinig meegenomen in het maatschappelijke debat?

Bij de mensen die hier over de vloer komen, probeer ik vaak te voelen hoezeer ze al dan niet kunnen meestappen in dat groter geopolitieke verhaal. Maar als je mensen in een overlevingsmodus duwt, dan krimpt hun wereld. Ze plooien zich terug tot op een niveau dat voor hen haalbaar is. Enkel mensen met een stukje extra vrije ruimte kunnen nog de moed opbrengen om dat grotere geopolitieke verhaal te bekijken. Die groep is niet zo groot.

Ik vind daarenboven dat er op dat vlak binnen de bredere linkse beweging een al te apocalyptisch denken heerst. Natuurlijk lees ik ook de analyses van figuren als Naomi Klein en vele anderen, maar ik denk dan: ook al zal de macht verschuiven en daalt de invloed van het Westen, dat hoeft niet te betekenen dat je voor de komende generaties geen politieke verbeelding kunt ontwikkelen die wel hoop geeft aan mensen.

Zo loopt bij ons het project The Art of Organising Hope, dat zich baseert op een boek van Anna Cecilia Dinerstein die in Latijns-Amerika op zoek ging naar succesvolle verzetsstrategieën tegen het neoliberalisme. Ik zie dat ook hier wel ontstaan: mensen en organisaties die proberen om vanuit de verbeelding zowel hoopgevende theorie als praxis te ontwikkelen. Alleen moet je daar durven radicaal in te zijn.

Het begrip ‘radicaliteit’ is ondertussen sterk beladen geworden natuurlijk.

Dat is zo. Maar ik blijf sterk geloven in politieke verbeelding. We moete de wereld en de toekomst van de wereld radicaal durven herdenken. Zo ben ik bijvoorbeeld een uitgesproken anti-kapitalist.

Zou je dan meegaan in de politieke verbeelding die vandaag opgang maakt rond, bijvoorbeeld, de commons of het basisloon?

Neen, dat dan weer niet. Er zitten natuurlijk heel waardevolle dingen in, maar in die discussies wordt zeer weinig de machtsvraag gesteld. Neem nu het basisinkomen. Het stuk arbeid dat nog gaat moeten verricht worden, wie gaat de loonvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden van dat proletariaat controleren, verdedigen en reguleren? Je moet eigenlijk altijd uitgaan van het feit dat er regulerende principes nodig zijn. Anders gaat de wereld om zeep.

Daar is het thema weer: machtsrelaties. Het is en blijft uiterst noodzakelijk om dat blijvend te bespreken op verschillende platformen – toch meer dan vandaag gebeurt. Maar hoe kunnen organisaties als de onze dat thema binnenbrengen wanneer de maatschappelijke discussie zich telkens weer vastrijdt door alle debatten te culturaliseren?

Een voorstel vanuit mijn verbeelding: eigenlijk zouden we een soort coöperatieve moeten oprichten waarin ideologisch gelijkgestemde organisaties een cluster vormen. Je merkt nu eenmaal dat er een aantal organisaties en mensen zijn die toch op datzelfde spoor durven denken en ageren. Waarom doen we daar zo weinig mee. Dit is dus een beetje zelfkritiek: wij moeten eens leren van onszelf iets beter te organiseren. Anders blijven we steeds reactief achter de feiten aanhollen. Als collectief zouden we ook offensievere strategieën kunnen ontwikkelen en de dominante machten wat meer in het defensief dwingen.

Kan je niet ergens zeggen dat Hart boven Hard zo’n soort van collectief is?

Ik ben zeer loyaal aan alle acties van Hart boven Hard. Maar nee, dat soort collectief zijn ze niet omdat er geen duidelijke politieke lijn is.

Wat een heel expliciete keuze is natuurlijk.

Ja, en die is legitiem. Maar het nadeel is dat je noch mossel noch vis bent. En het is wat mager als je alleen maar ‘voor’ dingen bent en voor een normaliteitsverklaring kiest in een periode waarin in Nederland Rutte schreef: ‘doe normaal of rot op!’

De normaliteitsverklaring was natuurlijk wel bedoeld om daarop te reageren.

Zeker, maar ik vind het begrip normaliteit totaal oninteressant.

Je had eigenlijk liever de radicaliteitsverklaring gehad.

Het nieuwe radicaal, ja. En durven dat een invulling te geven. Aan alle jongeren die hier over de vloer komen proberen wij daarom te leren wat radicaal zijn kan betekenen.

‘Radicaal zijn’ wordt vandaag door velen al snel met geweld geassocieerd. Laat ons dat thema dan ook maar eens politiek analyseren. Is het gebruik van geweld een duidelijke grens voor dat radicaal zijn, of kunnen sommige vormen van geweld volgens jou wel door de beugel?

Naar studenten toe gebruik ik vaak de geschiedenis van de sociale strijd om dat duidelijk te maken. Als er veel systemisch geweld wordt gebruikt, heb je als burger het recht om je te verzetten – en soms is geweld daarbij als actiemiddel gelegitimeerd.

In een publiek interview als dit moet je dat misschien toch wat scherper definiëren, voor het verkeerd begrepen wordt.

Laat mij een voorbeeld geven: als Ford Genk haar deuren sluit en duizenden families op straat zet, dan vind ik het legitiem om de mensen die de beslissing namen tijdelijk vast te houden, de fabriek te bezetten en de poorten te vergrendelen. Je moet die manager niet slaan, je moet geen geweld gebruiken, je moet die man en zijn gezin niet met diepe angsten opzadelen maar een fabrieksbezetting vind ik op zo’n moment wel verdedigbaar. Het sluiten van een fabriek die winst maakt, is immers een voorbeeld van systemisch geweld en zo’n fabrieksbezetting is daar een reactie op.

Geweld dat de fysieke en psychische integriteit van een persoon in gevaar brengt, keuren we allebei natuurlijk zonder meer af, maar je kan je inderdaad afvragen wat je moet doen om uitzonderlijk onderdrukkende systemen aan te klagen. Braafjes van de zijlijn roepen dat het systeem zich moet aanpassen, helpt in elk geval niet wanneer de pletwals te groot is.

In die zin wordt er veel te weinig stil gestaan bij de slachtoffers van het kapitalisme: de hoeveelheid mensen die uit het leven stappen of ziek worden omdat ze uitgewrongen worden als een citroen. Zo deed ik ooit een interviewreeks met werknemers van de Audi-fabriek in Vorst. In dat jaar waren er zeven zelfmoorden geweest. Daarover lees je natuurlijk niets in de krant, dat komt niet in het nieuws en dat wordt geen onderwerp van maatschappelijk politiek debat, maar toen ik aan de arbeiders vroeg om uit te leggen hoe dat kwam, vertelden ze me dat het een gevolg was van een soort extreme ‘uitvlakking’. De ingenieurs van het bedrijf hadden camera’s op de band geplaatst om te zien welke overbodige handelingen de arbeiders nog maakten. Dat ging over banale dingen zoals je zakdoek uithalen om je neus te snuiten. Er bleken uiteindelijk nog een heleboel bewegingen te zijn die men achterwege kon laten om tijd te winnen en productiever te worden. Zoiets kan je volhouden zolang alles in je leven goed loopt. Maar wanneer je kinderen ziek worden, wanneer je partner vertrekt of er loopt iets anders fout, dan ontstaat er een ketting van problemen. Je relatie valt weg, je wordt alleenstaand, je inkomen daalt, je verliest de autonomie in je leven aangezien dokters gaan bepalen wat je wel en niet mag, enz. Zo’n opeenstapeling krijg je uiteindelijk niet meer goed.

Dit soort economische productiesystemen maakt mensen gek. Het is onmiskenbaar een vorm van geweld. Alleen is dat geweld minder gemakkelijk subjectiveerbaar. Je kan niet zomaar een schuldige aanduiden. Want de aandeelhouders zitten veilig verborgen in hun kantoren en achter hun computerschermen. Hetzelfde geldt voor zoiets als de bankencrisis. Je kan er moeilijk een gezicht op plakken. En dat is het slimme van het kapitalisme: de geweldenaars blijven onzichtbaar. Maar de uitgeputte landbouwer die melk of stront op de straat uitkapt of de syndicalist die ten einde raad een steen naar iemands hoofd slingert, die is wel subjectiveerbaar. Dan kan je zeggen: “Die man heeft geweld gepleegd! We moeten hem veroordelen!”

Mensen die tegen geweld van sommige activisten zijn moeten dus maar eens even scherp zijn in hun analyse over het systemische geweld, dat miljoenen arbeiders en werknemers uitput door extreem rendementsdenken.

Dat soort systemisch geweld zullen we niet gauw de wereld uithelpen. Je sprak echter over de noodzaak om de hoop te bewaren. Blijf je ondanks dat systemische geweld dan alsnog hoopvol?

Ik ben pessimistisch in de analyse maar heel positief in het geloof in maakbaarheid. Streven naar het goede maakt je bijna altijd onderdeel van het verliezende kamp. Maar dat hoeft helemaal niet tot defaitisme te leiden. De enige vraag is hoe je binnen dat verliezende kamp toch betekenisvol en succesvol kan zijn. Ik ken veel kleine strijden die gelukt zijn en die voor mij altijd te maken hebben met de wijze waarop mensen zich verbinden, solidair zijn en van daaruit veel moed opbrengen.

 

**

Het gesprek met Dominique Willaert ging nog heel wat dieper in op de verschillende thema's. Wie het gehele gesprek wenst te beluisteren, kan hieronder de podcast downloaden. Het interview vormt tevens een onderdeel van de pocastreeks: Koffie met Kif Kif - de grenzen van vrijheid van meningsuiting en activisme.