We hadden er lang voor gespaard, voor die grote reis naar Canada. We keken uit naar de ongerepte natuur, naar de woeste bergen, de gletsjers, de kolkende rivieren. De afgelopen twee weken trokken we met onze camper door de Rocky Mountains. De natuur was er inderdaad niet te evenaren. Het turquoise blauwe Lake Louise, de Columbia Icefields met haar gletsjers, de besneeuwde bergtoppen die de Icefield Parkway, bekend als een van de mooiste wegen van de wereld, flankeerden. Het deed ons erg klein en nederig voelen tegenover zo een ongeziene natuurpracht. Maar naast de verwondering was er ook een zekere tristesse. De bordjes met jaartallen erop tot waar de Athabasca gletsjer ooit kwam. Nu krimpt hij elk jaar vijf meter. De alarmerende berichten over het kwetsbare alpine ecosysteem dat door de warme zomers onder druk staat. Hadden we met onze vliegtickets net niet bijgedragen tot die nefaste opwarming van de aarde?
Cijfers spreken over meer dan 150.000 kinderen die van hun ouders werden weggehaald om bekeerd te worden tot onze witte westerse waarden. Voor die misdrijven heeft de Canadese regering amper negen jaar geleden haar excuses aangeboden. Toch is er nog een lange weg te bewandelen voor er sprake kan zijn van verzoening.
Daarnaast was er nog iets wat me een ongemakkelijk gevoel gaf op onze reis: het welzijn van de oorspronkelijke inheemse bevolking van Canada. Want hoewel Canada zich profileert als een multicultureel en tolerant land, heeft ze niet zo'n mooie geschiedenis met haar ‘natives’. Het land van de oorspronkelijke bewoners is in beslag genomen door Euro-Canadezen voor eigen gewin. Reservaten werden opgericht, vaak op onherbergzaam land, veraf gelegen van de rivieren die leven brengen.
Kinderen werden tussen 1861 en 1996 verplicht naar residentiële katholieke scholen gestuurd, weg van hun ouders, om er ‘heropgevoed’ te worden. Hun haren werden geknipt, hun trotse klederdracht werd ingeruild voor nietszeggende uniformen, hun taal mochten ze niet meer spreken. Cijfers spreken over meer dan 150.000 kinderen die van hun ouders werden weggehaald om bekeerd te worden tot onze witte westerse waarden. Voor die misdrijven heeft de Canadese regering amper negen jaar geleden haar excuses aangeboden. Toch is er nog een lange weg te bewandelen voor er sprake kan zijn van verzoening. Ook nu nog worden de ‘natives’ als tweederangsburgers behandeld. Ze krijgen moeilijker toegang tot gezondheidszorg, tot drinkbaar water. Ze krijgen minder kansen op de arbeidsmarkt. Ze zijn nauwelijks vertegenwoordigd in politieke instellingen en beslissingen die hen aangaan worden nog vaak boven hun hoofd genomen.
We bezoeken tijdens onze reis musea van de inheemse bevolking. In Banff leren we in het Buffalo Nations museum over het belang van de buffalo’s, over de komst van de paarden, over de manier van leven van stammen die rond Banff National Park wonen, over hoe veel van die stammen matriarchaal zijn. Ik koop er in de museumshop een prentenboekje over Autumn Peltier, een negentienjarige vrouw die al sinds haar dertiende opkomt voor de rechten van haar volk. Een ‘water warrior’ wordt ze genoemd. Vrouwen hebben vaak de taak om het zuivere water te bewaken en te beschermen. Ook Autumn strijdt voor schoon water voor iedereen. Ik ben onder de indruk van haar verhaal, hoe ze als jong meisje al voor de Verenigde Naties mocht spreken.
Ze vertelt ook over de cederboom die zo waardevol is voor beide volkeren. Stukjes stam worden met kleine hoeveelheden en met zoveel dankbaarheid geoogst om er manden mee te vlechten, kleren van te maken. Er wordt nooit meer geoogst dan wat goed is voor de boom.
In Whistler bezoeken we het Squamish Lil’wat Cultural Centre. We krijgen er een rondleiding van een inheemse gids met de klinkende naam Blooming Wild Flower. Ze vertelt met zoveel passie over haar volk van de Lil’wat en dat van het zustervolk de Squamish. Ik ben meermaals ontroerd als ik hoor hoe ze met onze kostbare Moeder Aarde omgaan. Ze vertelt over de klederdracht van de Squamish die gemaakt wordt van berggeitenwol. Vaak duurt het jaren voor ze een volledig gewaad geweven hebben, niet omdat er te weinig wol is, maar omdat ze alleen plukken wol verzamelen die blijven hangen aan takken of struiken. De dieren laten ze verder ongemoeid.
De Lil’wat dragen rendierleer, ‘maar,’ zegt onze gids meteen verontschuldigend, ‘omdat we er een dier voor moeten doden, zorgen we ervoor dat we echt alles van het dier gebruiken, inclusief de botten. Die gebruiken we als naalden en sieraden, de hoeven als muziekinstrumenten.’ Wat een schril contrast met onze Shein industrie waar je met één enkele klik een niemendalletje bestelt dat je vaak maar één keer draagt. Ze vertelt ook over de cederboom die zo waardevol is voor beide volkeren. Stukjes stam worden met kleine hoeveelheden en met zoveel dankbaarheid geoogst om er manden mee te vlechten, kleren van te maken. Er wordt nooit meer geoogst dan wat goed is voor de boom.
Ik ben geraakt wanneer ze vertelt over de wijsheid van haar voorouders, over de liedjes en dansen die van generatie op generatie doorgegeven worden, de verhalen die verteld worden, omdat de taal pas sinds 1960 voor het eerst is opgeschreven. En ze vertelt over die ene prachtig geweven sjaal die verborgen in een huis werd teruggevonden. ‘Waarom verborgen?’ vraagt ze terwijl ze ons allemaal even kort aankijkt. ‘Omdat de overheid alles wat inheems was in beslag nam en wilde vernietigen. Als je er meer over wilt weten, kijk dan zeker in de boeken in de gift shop. Ik vind het te pijnlijk om erover te vertellen.’
Hoe moet ik omgaan met de geschiedenis van míjn voorouders? Hoe moet ik me als bevoorrechte witte mens gedragen in dit prachtige land dat nauwelijks nog toebehoort aan haar oorspronkelijke bewoners?
Ik laat haar woorden bezinken. Dit heeft mijn volk haar volk aangedaan. Trauma’s die van generatie op generatie zijn doorgegeven. Mijn verre voorouders zijn schuldig. Hooghartige Europeanen die met hun veroveringsdrang volkeren van de kaart hebben geveegd, land hebben gestolen, de natuur hebben uitgebuit alsof er niet maar één Moeder Aarde is.
En dus hoe mooi Canada ook is, dat is de tristesse die ik voel nu onze reis hier in Canada stilaan op zijn einde loopt. Hoe moet ik omgaan met de geschiedenis van míjn voorouders? Hoe moet ik me als bevoorrechte witte mens gedragen in dit prachtige land dat nauwelijks nog toebehoort aan haar oorspronkelijke bewoners? Ik voel schaamte en schuld. Kan ik mijn excuses aanbieden? Ik mompelde het voorzichtig op het einde van de rondleiding in het Squamish Lil’wat Cultural Centre. ‘I’m just happy you’re here,’ antwoordde Blooming Wild Flower, ‘tell other people about us.’
En dat is waarom ik dit vandaag geschreven heb. Ik schreef over de Buffalo Nation, over Autumn Peltier, over de Squamish, over de Lil’wat stam, over hun respectvolle omgang met onze Moeder Aarde, over hun trauma’s. Ik schreef met zicht op de besneeuwde bergtoppen van de Rocky Mountains, de spirits van hun voorvaders noemen de ‘natives’ ze hier. Ik schreef met mijn voeten in de rivier die al zoveel eeuwen de trouwste compagnon is van de lokale stammen. Ik weet niet of dit schrijven volstaat. Het neemt mijn schuld en schaamte niet weg.
Ik kocht ook nog een handgemaakte dromenvanger in het museum. Niet om de slechte van de goede dromen te filteren, maar om samen die ene droom te koesteren, om samen aan die ene droom te werken, ongeacht huidskleur of afkomst. Dat we onze Moeder Aarde en al haar inwoners mogen respecteren en eren. Dat is wat mijn kinderen alvast leerden op deze reis, in dit prachtige land van zoveel schoonheid en tristesse.
Brenda Froyen
Whistler, British Columbia, 15 augustus 2024
Foto: Jan de Vliegher
Heb je vragen over zelfdoding, dan kan je telefonisch terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website http://www.zelfmoord1813.be.
Over de auteur:
Brenda Froyen was een schrijfster en voorvechter van meer menselijkheid in de geestelijke gezondheidszorg. In haar boek Kortsluiting in mijn hoofd deelde ze haar ervaringen met een psychose en gedwongen opname na de geboorte van haar derde kind. Ze richtte mee PsychoseNet België op en pleitte voor minder dwangmaatregelen en meer empathie binnen de zorg. Haar openheid en strijd voor hervormingen maakten haar een belangrijke stem in het debat over geestelijke gezondheid. Tot haar overlijden bleef ze lezingen geven en schrijven om bewustwording te creëren.