Kamal Raza Butt, Marwa el-Sherbini, Mohamed Aadan, Deah Shaddy Barakat, Yusor Mohammad, Abu-Salha, Razan Mohammed Abu-Salha, Sunando Sen, Mohammed Saleem, Balbir Singh Sodhi, Enver Şimşek, Abdurrahim Özüdoğru, Süleyman Taşköprü, Habil Kılıç, Mehmet Turgut, İsmail Yaşar, Theodoros Boulgarides, Mehmet Kubaşık, Halit Yozgat, Michèle Kiesewetter, …
Deze namen zullen slechts weinigen iets zeggen. Het is echter een zeer onvolledige lijst van Europese burgers die dodelijke slachtoffers werden van islamofoob racistisch geweld in de eerste twee decennia van de 21ste eeuw.
Nochtans wordt geregeld gesteld dat islamofobie niet dodelijk is. Deze mythe is sterk gerelateerd aan de vorige twee: aangezien er geen sprak zou zijn van een fobie, maar slechts van legitieme angst voor islam – en er dus geen probleem van racisme is, maar enkel ‘religiekritiek’ wordt geuit – kan het enkel een noodzakelijk onderdeel zijn van het publieke debat dat discussie aanwakkert, maar geen problematisch fenomeen. Hier zien we dus opnieuw de paradoxale visie op de relatie tussen overtuigingen en individuen, die ook aan bod kwam in de bespreking van de tweede mythe: islamitische geloofsovertuigingen zouden moslims per definitie intolerant en gewelddadig maken, terwijl afkeer van de islam en de overtuigingen die daaruit voortvloeien op de één of andere manier geen gevolgen zouden hebben.
Ook onder moslims kan men het wel eens horen: “Hoe lang moet het nog duren voordat er doden vallen?” Nou, die zijn er dus al.
Zeker in het licht van de bekende terreuraanslag door Anders Breivik zijn dergelijke uitspraken bijzonder opvallend. Weliswaar was die aanslag niet gericht op moslims maar wel tegen islam zoals we in zijn manifest kunnen lezen. Zijn aanslag op 22 juli 2011 in Noorwegen richtte zich immers op jonge linkse mensen omdat deze volgens hem veel te voorkomend waren ten opzichte van islamisering en multiculturalisme. Anders gezegd, hij wilde hen doden omdat zij ‘het paard van Troje’ binnenhaalden door zich niet voldoende tegen moslims af te zetten.
In Duitsland hadden we dan weer de NSU met een serie dodelijke aanvallen op Turkse Duitsers. In België wou de nazistische groepering Bloed, Bodem, Eer en Trouw terreuraanslagen plegen en in de schoenen van moslims schuiven om zo het land te destabliseren en een fascistische overname van de staat te verzekeren. In Engeland waren er aanslagen op moskeeën, een aanslag op moskeebezoekers in Londen en een dodelijke aanslag op een man in Birmingham. En in de VS werden zelfs een Sikh en een Indiase Amerikaan gedood omdat ze voor moslims werden aanzien.
Ook onder moslims kan men het wel eens horen: “Hoe lang moet het nog duren voordat er doden vallen?” Nou, die zijn er dus al.
Verder houdt het idee dat ‘islamofobie niet dodelijk is’ ook weinig rekening met de ontwikkelingen buiten Europa en de VS. Het islamofobe karakter van de etnische zuivering in Birma tegen de Rohingya moslims spreekt immers voor zich.
Niettemin wordt het islamofobe element in sommige geweldsdaden geregeld ontkend. Dat wordt vooral duidelijk wanneer we een aantal concrete voorbeelden van meer nabij bekijken.
Parkeerproblemen en onenigheid op een kinderspeelplein
Op 10 februari 2015 werden drie jonge moslims vermoord door één van hun buren in Chapel Hill, een stadje in de VS. Het was bijzonder opvallend hoe met het hele gebeuren werd omgegaan, niet alleen in sommige media maar ook onder bepaalde Amerikaanse politici en in kringen die uitblinken in allerlei islamofobe argumenten. Op heel wat plaatsen werd immers zo snel mogelijk gesteld dat hier geen sprake was van een daad van islamofobie en wel van een uit de hand gelopen geschil om een parkeerplaats. Maar al was er ook effectief sprake van zo’n geschil, dat betekent daarom helemaal niet dat er geen sprake was van islamofobie. Een moord als deze is zelden eenduidig en een dader heeft vrijwel altijd meerdere motieven om specifiek deze slachtoffers uit te kiezen. Verschillende elementen wezen er bijvoorbeeld op dat de man een heel expliciete afkeer had van religie in het algemeen en dat hij het meer specifiek bijzonder moeilijk had met uitingen van islam. In dit geval een islamofoob motief uitsluiten is dan ook zo goed als onmogelijk. Niet dat we het daartoe moeten reduceren, maar op zijn minst spelen zowel de ruzie rond de parkeerplaats als een islomofobe houding een rol.
Hetzelfde geldt voor de moord op Marwa el-Sherbini. Deze Duitse vrouw met Egyptische wortels werd in 2009 doodgestoken tijdens een proces in de Duitse rechtbank. De dader en Marwa el-Sherbini waren in de rechtbank aanwezig omwille van een eerder dispuut op een kinderspeelplein waar uiteindelijk ook de politie bij betrokken werd. Aanvankelijk was er nauwelijks media-aandacht voor het gebeuren en al helemaal niet voor het islamofobe motief (behalve, bijvoorbeeld, in Egyptische media). Wie de moord probeert te reduceren tot een uit de hand gelopen geschil tussen twee burgers, moet echter ook een plaats geven aan het feit dat de dader haar ‘Moslim trut’, ‘terrorist’ en ‘islamist’ had genoemd tijdens hun aanvaring op het speelplein[vii] en dat hij tijdens het proces rond dat gebeuren - waarbij hij terecht stond voor laster – onomwonden zei dat ‘mensen zoals zij’ geen echte mensen waren en men hen dus ook niet echt kon beledigen.
Geweldsdaden kunnen bijna nooit verklaard worden door slechts één motief. Er is over het algemeen een samenspel van meerdere motieven, aanleidingen en gelegenheden. Dat is bij islamofobe fysieke aanvallen en moorden net zo goed het geval. Verklaringen van daders, slachtoffers en getuigen daarover zijn ook zelden eenduidig en volledig. Alleen worden islamofobe geweldsdaden door media en politici vaak zo uitgelegd dat de racistische en islamofobe elementen uit het beeld verdwijnen of gebagatelliseerd worden.
Natuurlijk zijn niet alle moorden op moslims door witte mensen islamofoob, maar het is gewoon frappant hoe dergelijke geweldsdaden telkens opnieuw door zogenaamde islamcritici op zo’n manier worden uitgelegd dat racisme en islamofobie uit het plaatje verdwijnen zodat ze hun eigen ideaalbeeld van een racismevrije witte samenleving en ‘louter gezonde islamkritiek’ hoog kunnen houden.
De vrouw als symbolisch slagveld: islamofobie en seksisme gaan hand in hand
Het is overigens niet voor niets dat vrouwen vaak het slachtoffer zijn van agressieve vormen van islamofobie. Zij nemen nu eenmaal een centrale plaats in islamofobe retoriek. Ze worden als een soort symbool naar voor geschoven dat moet aantonen waarom islam zo ‘anders’ zou zijn dan ‘onze’ cultuur. Aangezien deze symbolisering van de vrouw vaak plaats vindt middenin een uitgesproken islamofobe retoriek, is die focus op vrouwen dan ook niet zozeer een kwestie van bezorgdheid of boosheid om de positie van de vrouwen zelf maar wel een manier om de boosheid, angst en bezorgdheid over islam extra kracht bij te zetten. Hoewel een islamofoob discours moslima’s gaat afschilderen als vrouwen die per definitie onderdrukt worden door hun geloof, gaat het vrouwen meteen ook zelf instrumentaliseren voor de eigen doeleinden: enerzijds worden ze gebruikt als argument tegen de islam, anderzijds dienen ze als focus voor fysieke en/of verbale agressie.
Natuurlijk zijn niet alle moorden op moslims door witte mensen islamofoob, maar het is gewoon frappant hoe dergelijke geweldsdaden telkens opnieuw door zogenaamde islamcritici op zo’n manier worden uitgelegd dat racisme en islamofobie uit het plaatje verdwijnen.
Een laatste schrijnende voorbeeld daarvan: in Frankrijk werd in juni 2013 een vier maanden zwangere vrouw aangevallen vanwege het feit dat ze moslim was en een gezichtssluier droeg. Twee mannen schopten de 21 jarige in de buik. Ze verloor dan ook haar baby.
Hoe het ene met het andere verbonden is
Bij vele islamofobe aanvallen zien we ook dat de kreten en motivaties van de aanvallers sterk overeenstemmen met de gemiddelde vertogen over moslims onder politici en in diverse media. Er wordt vaak een rechtstreeks verband gelegd tussen terreur en islam, moslims worden gezien als een groep die hier eigenlijk niet thuishoort en men heeft een extreme focus op bepaalde uiterlijke kenmerken, zoals, bijvoorbeeld, de hoofddoek. Zo zien we dat in Frankrijk vlak na het verbod op de gezichtssluier vrouwen aldaar het slachtoffer werden van verbale en fysieke aanvallen. De mainstream vertogen en de beleidsmaatregelen scheppen dus de context waarin de aanvallen plaatsvinden. Ze vormen meteen ook een vergoelijking om de problematiek van islamofobie te ontkennen of te bagatelliseren.
In die zin wordt het dus tijd dat we ons afvragen in hoeverre en op welke manier islamofobe beleidsmaatregelen, debatten en uitspraken bijdragen aan een klimaat waarin het leven van moslims in gevaar is en waarin hun dood minder waard lijkt dan dat van andere burgers. Of gaan we hun dood omschrijven als een ‘islamkritisch incident’ in plaats van een vergaande en bijzonder problematische uiting van islamofobie?
Over de auteur:
Martijn de Koning verricht onderzoek (aan zowel de Radboud Universiteit als de Universiteit van Amsterdam) naar activisme onder moslims in Europa, Nederlandse moslims in Engeland en bestudeert maatschappelijke processen zoals de racialisering van moslims. Hij publiceerde over militant activisme onder moslims, Nederlandse Syriëgangers, het werk van de anti-islamofobie netwerken, jonge Marokkaans-Nederlandse moslims in Gouda en hun religieuze beleving en naar de opkomst en ontwikkelingen omtrent 'salafisme' in Nederland.